door Peter Singer

Wanneer mensen zeggen dat ‘geld de basis van alle kwaad’ is, hebben ze het meestal niet over geld, maar over de liefde voor geld. Maar kan geld op zich ook een probleem zijn?

Karl Marx vond van wel. In De economische en filosofische manuscripten van 1844 beschrijft Marx geld als een universele bron van scheiding, omdat het de karakteristieken van de mens verandert. Een man kan bijvoorbeeld lelijk zijn, schrijft Marx, maar als hij geld heeft, kan hij zich ‘de mooiste vrouwen kopen’. Geld vervreemdt ons van onze ware menselijke aard en van onze medemens, aldus Marx.

Marx’ reputatie kelderde toen duidelijk werd dat zijn arbeidersrevolutie niet meteen tot een beter leven voor iedereen leidde. Maar onderzoek door Kathleen Vohs, Nicole Mead en Miranda Goode, gepubliceerd in het topblad Science in 2006, suggereert dat Marx met zijn geldtheorie een punt had.

In een serie van experimenten deden Vohs en haar collega’s mensen aan geld denken zonder hen dat expliciet te zeggen. Ze lieten mensen taken uitvoeren waar zinnen bij te pas kwamen die over geld gingen. Bij een andere onderzoeksgroep legden ze stapels monopolygeld in de buurt. Nog een groep kreeg een screensaver te zien met verwijzingen naar geld erop. En een vierde groep kreeg niets van dat alles. Wat bleek? Keer op keer gedroegen mensen uit ‘de geldgroep’ zich anders dan de proefpersonen die niet met geld bezig waren.

* Wanneer ze een moeilijke taak moesten uitvoeren, en de boodschap kregen dat er hulp beschikbaar was, deden mensen uit de ‘geldgroep’ er langer over voordat ze hulp inriepen.

* Wanneer hun hulp werd gevraagd, namen mensen uit de ‘geldgroep’ daar minder tijd voor.

* Wanneer hen werd verzocht om hun stoel te verzetten zodat ze met anderen konden praten, lieten mensen uit de ‘geldgroep’ meer plaats tussen de stoelen.

* Wanneer ze een activiteit om zich even te ontspannen mochten kiezen, opteerden mensen uit de ‘geldgroep’ voor een solitaire bezigheid.

* Wanneer hen werd gevraagd om een financiële bijdrage te leveren aan het experiment, gaven mensen uit de ‘geldgroep’ minder.

Vohs en haar collega’s gaan ervan uit dat toen gemeenschappen het geld invoerden, de noodzaak om op familie en vrienden terug te vallen afnam. Mensen werden meer zelfredzaam. Conclusie: ‘Geld verhoogde het individualisme en verlaagde het gemeenschapsgevoel. En dat merk je vandaag nog aan de respons in deze test.’

Blijft de vraag: hoe komt het dat zelfs de gedachte aan geld ons gedrag beïnvloedt, terwijl we toch dagdagelijks met geld omgaan? Daar hebben we nog steeds geen sluitend antwoord op. Pleit ik hier voor een terugkeer naar simpeler tijden? Nee. Geld helpt ons om handel te drijven, en dus om ons voordeel te doen met de vaardigheden van anderen. Zonder geld zouden we onmeetbaar armer zijn. En niet alleen in financiële zin. PETER SINGER IS PROFESSOR BIO-ETHIEK AAN PRINCETON UNIVERSITY

© PROJECT SYNDICATE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content