Ewald Pironet

De legendarische multimiljardair Edouard Empain was de bouwer van de Parijse metro en de fabelstad Heliopolis. Zijn imperium ging ten onder aan familieruzies, vrouwen, drank en gokken.

Aan de basis van het Empain-imperium lag Edouard Louis Joseph Empain (1852 – 1929), die zich als onderwijzerszoon uit Beloeil ontpopte tot financier-avonturier. Hij had snel door dat na het succes van de spoorweg er een soortgelijke ontwikkeling in het stedelijk vervoer, met de tram, zat aan te komen. Edouard Empain lanceerde eerst in België en daarna over heel Europa en Rusland de elektrische aandrijving voor stadstrams. Dankzij dat marktleiderschap kon Empain in het begin van de twintigste eeuw ook de opdracht voor de aanleg van de Parijse metro binnenhalen. Hij stichtte in België ACEC (Ateliers de Construction électrique de Charleroi), producent van elektrische machines. Tussendoor legde hij spoorlijnen aan in China en Congo. Hij stond koning Leopold II bij in de ontginning van zijn Congolese kolonie en kreeg de erfelijke titel van baron.

Vooral de bouw van Heliopolis, een megalomane stad in Egypte, spreekt nog steeds tot de verbeelding. In 1904 kocht Edouard Empain voor een habbekrats de oase van Abassiah, een stuk grond van 2500 hectare, 15 kilometer ten noordwesten van Caïro. Hij richtte Cairo Electric Railways & Heliopolis Oasis Company op en bouwde er in vier jaar tijd een stad met paleizen, villa’s, huizen en appartementen, allemaal aangesloten op het water- en elektriciteitsnet. Er waren brede lanen met bomen, restaurants, winkels, een groot hotel, een ziekenhuis, een paardenrenbaan, zwembaden, tennispleinen, een luchthaven, een pretpark en – natuurlijk – een tramlijn naar Caïro. Hij betrok er zelf een excentrieke villa, gebouwd naar een Indische tempel met ornamentele apen, olifanten, leeuwen en slangen, naast Boeddha’s, Shiva’s, Krishna’s en andere hindoegoden. Na zijn overlijden in 1929 werd hij begraven in de basiliek van Heliopolis. Het paleis bleef eigendom van de familie Empain tot in 1954, toen het verkocht werd aan een Saudische en een Syrische familie, die alles lieten verkommeren. Recent kwam het in handen van de Egyptische staat en werd het met Belgisch geld opgeknapt.

NAAKTDANSERES

Edouard Empain profiteerde van het leven. Hij had een maîtresse, Jeanne Becker, die dertig jaar jonger was. Zij schonk hem twee zonen: Jean en Louis. Edouard vertoonde zich publiek met Tante Jeanne en zijn zonen bestempelde hij als ‘de kinderen van mijn zus’. Zijn tien jaar jongere broer, François, was zijn rechterhand geworden en kreeg grote pakketten aandelen. Uit dankbaarheid noemde François zijn eigen zoon naar zijn broer: Edouard. François hoopte dat zijn zoon Edouard zijn legendarische oom Edouard zou opvolgen.

Dat pakt anders uit. Na een zware ziekte besloot Edouard Empain in 1921 om met Jeanne Becker te huwen en Jean en Louis officieel als zijn zonen te erkennen. Edouard vroeg aan zijn broer François om Jean op te leiden tot de toekomstige baas. François was ontgoocheld en liet zeer bewust Jean kennismaken met alle kanten van het liederlijke leven: Jean ‘le Fol’ zoals hij genoemd werd, groeide uit tot een bon vivant. Tegenpool was zijn broer Louis ‘le Sévère’, een uiterst gelovig man, helemaal geen vrouwengek, drankorgel of gokker.

Na het overlijden van de pater familias Edouard Empain in 1929 namen Jean en Louis de touwtjes in handen en gooiden oom François buiten. Jean fladderde als vanouds van de ene schone naar de andere deerne, maar ze konden hem geen zoon schenken die hem kon opvolgen. Tot hij kennismaakte met de 18-jarige naaktdanseres Rozell Rowland, beter bekend als ‘Goldie’, omdat ze haar lichaam voor haar kunstjes steeds in het goud beschilderde. Zij beviel in 1937 van een zoon, Edouard-Jean Empain, die als bijnaam Wado zou krijgen.

Jean Empain werd vaak in een adem genoemd met Léon Degrelle, leider van het extreemrechtse Rex. In het parlement werden de Empains aangewezen als financiers van Degrelle. Tijdens de oorlog werkte Jean Empain nauw samen met de Duitse bezetters. Nog voor hij hiervoor na de Tweede Wereldoorlog voor de rechtbank kon worden gedaagd, stierf hij in 1946 aan keelkanker.

In 1946 was Edouard-Jean ‘Wado’ nog maar 9 jaar en Edouard, zoon van François, rook alsnog zijn kans. Hij moest dan wel Louis aan de kant schuiven. Daarvoor verzamelde hij niet alleen zo veel mogelijk aandeelhouders rond zich, maar hij huwde zelfs Rozell ‘Goldie’ Rowland (die niet anders durfde dan toe te stemmen omdat Edouard ermee dreigde haar het hoederecht over Wado af te nemen). Zo slaagde Edouard in zijn opzet: hij werd de baas, Louis moest de aftocht blazen en verkocht al zijn aandelen. Door de onderlinge familiale afrekeningen en de nationalisering in Europa en de voormalige kolonies brokkelde het Empainimperium af.

Edouard-Jean ‘Wado’ Empain ontpopte zich ondertussen tot een jetsetfiguur, waarbij drank, vrouwen en gokken een belangrijke rol speelden. Toen baron Lambert in 1958 een overnamepoging lanceerde, zag de 21-jarige Wado zijn kans: hij dreigde ermee zijn aandelen aan Lambert te verkopen. Edouard boog het hoofd en Wado kwam aan het hoofd van de groep Empain. En hij zag het groots. In 1963 lanceerde hij een bod op de Franse groep Schneider, dat meer dan 65.000 werknemers telde. Ondanks Franse tegenwerking – Schneider speelde via zijn dochter Framatone een sleutelrol in de Franse nucleaire industrie – slaagde het bod en Wado doopte zijn groep om tot Empain-Schneider.

Edouard-Jean ‘Wado’ Empain werd op 23 januari 1978, op klaarlichte dag, voor zijn woning in Parijs ontvoerd. Hij werd 63 dagen gevangengehouden. Zijn ontvoerders stuurden zijn afgesneden pink op om hun eis voor 80 miljoen Franse frank losgeld kracht bij te zetten. Dat luidde het definitieve verval in van wat nog restte van het Empainimperium. Na zijn ontvoering stapte Edouard-Jean Empain op als bedrijfsleider van Empain-Schneider en begon met een vastgoedbedrijf Empain-Graham, dat in 1998 failliet ging en waarmee hij met het gerecht in aanraking kwam. Toen hij voor de tweede keer in het huwelijk trad, werd Jean-Marie Le Pen, leider van het extreemrechtse Front National, onder de gasten gesignaleerd.

Het Empainrijk brokkelde ondertussen verder af. In België zal het vooral bekend blijven door de rechtszaak tegen topman Didier Pineau-Valencienne, bekend als ‘DPV’, die in 1994 12 dagen in de gevangenis van Sint-Gillis moest doorbrengen, omdat in een ingewikkeld kluwen met bedrijven rond Cofibel en Cofimines, afkomstig uit het Empainimperium, geld zou zijn verduisterd ten nadele van de minderheidsaandeelhouders. Omdat de redelijke termijn uiteindelijk verstreken was, liep de rechtszaak op niets uit.

Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content