?Hij is een muur, een beest, een trein.? Wie Thomas Muster klopt, wint Roland Garros, en zou wel eens een Spanjaard kunnen zijn.

SUPERLATIEVEN VOLSTAAN al lang niet meer om de heerschappij van de 29-jarige Oostenrijker Thomas Muster op gravelbanen te omschrijven. Journalisten die Muster aan de borst drukken, hebben het geprobeerd met : de terminator, het beest, de gravelkoning, de muur, de boze wolf. De best geïnspireerde niet-fan, die graveltennis maar niks vond, bedacht ?Muster oghe Wert?, ?staal zonder waarde.? Wellicht wil de auteur niet al te vaak meer aan zijn woordspeling herinnerd worden. Vorig jaar won Thomas Muster immers elf toernooien op gravel (alleen de Argentijn Quilermo Vilas deed in 1977 beter met veertien), dit jaar zit hij al aan vijf. Thomas Muster heeft bij collega-spelers, journalisten en publiek zowat alle tegenstand overwonnen.

Beginnen we bij de collega’s. Richard Krajicek, de Nederlander die voor twee weken van Muster verloor in de finale van het Super-nine-toernooi van Rome, kwam met de raakste analyse van de jongste maanden : ?Thomas is niet onklopbaar, wel quasi. Hij wint 99 procent van de belangrijke punten. Hij is niet de allersnelste, wel één van de snelsten èn hij loopt achter elke bal. Zijn laterale verplaatsingen zijn beter dan die naar het net. Zijn volleys zijn niet de scherpste, maar je moet zelf ongelooflijk precies volleyen of je wordt gecounterd.? Yevgeni Kafelnikov, vorig jaar in Parijs in de halve finale uitgeschakeld door Muster : ?Je speelt tegen een muur die geen enkele barst vertoont, op het terrein is hij een beest, een ontketende.? Of Magnus Larsson : ?Je hebt de indruk van door een trein overreden en platgewalst te worden.? Pete Sampras en vooral André Agassi, vorig en begin dit jaar afwisselend op kop van het ATP-klassement, lieten er zich eerder nogal laatdunkend over uit dat Muster het gros van zijn punten op gravelbanen verzamelde en dus wel een beperkte speler moest zijn, maar stelden hun mening bij. Agassi : ?Thomas heeft vorig najaar ook indoor bewezen met de allerbesten te kunnen vechten. Dit jaar zie ik op gravel maar één mogeljkheid om hem te kloppen en dat is door systematisch aan te vallen op zijn backhand.? En Pete Sampras : ?Thomas heeft veel meer vertrouwen dan vroeger. Hij heeft de voorbije jaren een enorme vooruitgang geboekt, zowel tactisch als technisch, en fysiek is hij onwaarschijnlijk sterk. Hij heeft net als wij de eerste plaats op de wereldranglijst verdiend.?

Het publiek en de pers kreeg Muster eigenlijk pas vorig jaar echt op de hand, na zijn zege op Roland Garros. Daarvoor stond hij bekend als een norse Einzelgänger die alleen maar wou luisteren naar zijn coach, de ex-journalist Ronnie Leitgeb. Die had hem ingeblazen dat hij tennis moest beschouwen als een job en het milieu niet geschikt was om vrienden te maken. Muster : ?Er bestaat niets erger dan het eventueel op te moeten nemen tegen een vriend, een punt cadeau te moeten geven. Ik wil elke match zo agressief mogelijk benaderen. Die voorbereiding begint de avond voor de wedstrijd. Ik begrijp dat ik door deze houding schijnbaar als een arrogante, egoïstische tennisser door het leven stap. Leuk vind ik dat niet, maar het zij zo. Wie mij privé kent, weet dat ik heel wat aangenamer ben dan mijn lichaamstaal op het terrein doet vermoeden.?

Na zijn zege in Parijs wou Muster na nog een paar interview op de baan naar binnen. Een kleine honderd ballenmeisjes- en jongens begonnen te applaudisseren. Muster keerde op zijn stappen terug en ging iedereen een handje schudden. Het gros van de nijdige opmerkingen over de nukkige Muster waren in één klap weggeveegd.

OVERREDEN.

Thomas Muster draait al ruim tien jaar mee in het professionele tennis. In 1984 bereikte hij als verdienstelijke junior de finale van de Orange Bowl en Roland Garros. Een jaar later maakte hij de sprong naar de top-100 en in 1986 won hij zijn eerste toernooi in het Hilversumse Melkhuisje. In een periode waarin krachttennis nog niet echt regel was, maakte Muster indruk door zijn opvallende fysieke paraatheid en zijn tomeloze inzet. Hij won een pak matchen op karakter en kracht. 1988 bracht hem een ruimere erkenning. Muster won vier graveltoernooien en verwierf een plaats in de top-20. Het jaar daarop moest de doorstoot naar de absolute top volgen. Muster bereikte de halve finales van de Australian Open, waar hij gestopt werd door de latere winnaar Ivan Lendl. Een paar weken later, in Key Biscane, had Muster nog maar net de finale bereikt toen hij werd aangereden door een dronken chauffeur. De schade bij de kersverse top-10 speler was groot : gescheurde ligamenten aan de linkerknie. Muster liet zich meteen opereren en begon aan een onwaarschijnlijke comeback. Nog niet eens uit het gips liet hij een speciale bank maken waarop hij al zittend de training kon hervatten. De beelden van de kreunende en zwetende Muster gingen de wereld rond. Nog geen half jaar na het ongeval stond hij alweer aan de start van een toernooi. Muster sloot het seizoen af op de 21ste plaats.

In 1990 won Muster zijn eerste titel op een andere ondergrond dan gravel. Op hard court versloeg hij in Adelaide Jimmy Arias. Regelmaat zou Musters grootste kenmerk worden. Hij speelde vijf finales waarvan hij er drie won. Op Roland Garros geraakte hij tot in de halve finale en beëindigde het jaar als de nummer zeven van de wereld. Dat er in 1991 een lichte terugval kwam, kon niemand verbazen. Muster zakte naar 35, maar won wel twee toernooien. Van 1992 af ging het vooral crescendo. Via drie toernooizeges in dat jaar, tot zeven in 1993, drie in 1994 en twaalf in 1995.

Vooral op technisch vlak heeft Muster veel vooruitgang geboekt. Tien jaar geleden was hij een beperkte linkshandige speler die zowat alles met zijn forehand speelde. Hij had geen backhand, geen opslag, geen volley. Nu heeft Muster een allroundgame. Als vrijetijds kunstliefhebber en schilder ziet hij de evolutie zo : ?Werken aan slagen kost veel tijd. Picasso heeft toch ook lange tijd moeten schaven voor hij in zijn blauwe periode zat. Ik merk dat ik meer finesse in mijn slagen heb.?

SPAANSE ARMADA.

De Amerikanen mogen in Parijs dan wel het grootste aantal starters laten noteren en de Fransen mogen hun uiterste best doen om via wild cards ook een pak landgenoten op de eindtabel te krijgen, als het er op aan komt is Roland Garros toch al een paar jaar de speeltuin van de Spanjaarden. Er was de dubbele zege van Sergi Bruguera, de finaleplaats van Alberto Berasategui. Bij de vrouwen behaalde Arantxa Sanchez al twee keer de titel. Zelfs koning Juan Carlos kwam naar Parijs om de titels van Bruguera en Sanchez mee te vieren. Dit jaar is de Armada opnieuw present met een buslading gravelspecialisten. Terwijl de meeste tennissers de Wimbledontitel als ultieme wens koesteren, dromen alle Spaanse specialisten van Roland Garros. In een niet al te ver verleden deden Manola Santana en Andrez Gimeno het hen voor. José Higuera, Manuel Orantes en Emilio Sanchez zetten, hoewel ze niet wonnen aan de Porte d’Auteuil, de bakens uit in de jaren zeventig en tachtig. En nu zijn er twee compleet nieuwe generaties. De basis ligt bij de Spaanse federatie die nochtans niet meer dan 150.000 leden telt (alleen al de VTV, de Vlaamse Tennisliga, heeft er om en bij de 100.000). De Spanjaarden zorgden voor een prima gestructureerde jeugdwerking met elf regionale trainingscentra die elk ieder jaar opnieuw een tiental jongeren tussen tien en veertien jaar klaarstomen voor de internationale jeugdtoernooien. De allerbesten worden dan naar het trainingscentrum van San Cugat in de buurt van Barcelona gekanaliseerd, waar de finishing touch wordt gelegd. Om de jongeren hun allereerste ATP-punten in eigen land te laten verdienen, organiseren de Spanjaarden gemiddeld tien satelliettoernooien per jaar. Ook Challenger- en echte ATP-toernooien zijn er bij de vleet in Spanje. Het Catalaanse Barcelona geldt als het epicentrum van de Spaanse tennisactiviteit. De vijftien Spanjaarden met een top-100-notering hebben allemaal Barcelona als standplaats. Zelfs de kleurrijke nieuwkomer Roberto Carretero (als kwalificatiespeler winnaar van het super-ninetoernooi in Hamburg tegen landgenoot Alex Corretja) ruilde Madrid in voor Barcelona. Behalve dat de Spanjaarden met zijn allen op gravelbanen geboren worden, is de combinatie van goed weer (ook ’s winters kan er vlot buiten getraind worden) en kruisbestuiving van talent de sleutel tot het collectieve succes.

Toch eist dat succes een zekere tol. Sergi Bruguera en Alberto Berasategui, de mannen van de seizoenen ’92, ’93, ’94, lijken vermoeid, verzadigd. Het houdt op bij kwartfinales, de verrassing en de kracht is weg uit hun spel, hun geest en lichaam hebben rust nodig na die paar jaren in overdrive. Maar de mannen van het nieuwe geweld staan klaar : Carlos Moya, Roberto Carretero, Felix Mantilla, Alex Corretja en vooral Alberto Costa, de enige die Muster vorig jaar op gravel kon verslaan. En eigenlijk had ook Marcello Rios een Spanjaard kunnen zijn, maar hij is Chileen. Rios is goed op weg om het enfant terrible van het tennis te worden : arrogant, excentriek, maar vooral een linkshandig tennisgenie.

DOORGROEIPROBLEMEN.

Een paar maand geleden stond een recordaantal van negen Belgen in Melbourne aan de start van het eerste Grand-Slamtoernooi van het seizoen. In Parijs waren dat er acht. Grasspecialist Dick Norman moest na een uiterst matig voorjaar langs de kwalificaties passeren. Filip Dewulf, Johan Van Herck en Kris Goossens mochten wel langs de grote poort binnen. En bij de vrouwen hadden Olympia-gangers Sabine Appelmans, Laurence Courtois en Domique Monami-Van Roost, net als Els Callens en Nancy Feber ook meteen toegang tot de hoofdtabel.

De balans van het Belgische voorjaar is gematigd positief. Bij de vrouwen waren er de toernooizeges van Sabine Appelmans en Domique Monami en de constante progressie van Laurence Courtois (met drie in de top-40). Filip Dewulf was vooral indoor goed op dreef met vier kwartfinales en één halve finale en met een plaats in de buurt van de top-50 als beloning. De jongste maanden op gravel waren minder. Lichte kwetsuren hinderden Dewulf ook in zijn voorbereiding op zijn allereerste Roland Garros. Johan Van Herck heeft zijn plaats in de top-100 stevig beet, Kris Goossens ligt er net uit nadat hij tijdens een vijf weken durende Amerikaanse toernee niet aan opvallende resultaten toekwam. Coach Koen Gonnissen had toch iets minder doorgroeiproblemen verwacht : ?Onze mannen zijn enorm gretig. Ze willen de kansen grijpen om door te breken, maar maken op het hoogste niveau, waar ze nu meedraaien, fouten die meteen afgestraft worden. Ze beseffen ook heel goed dat het niveau weer flink is opgeschroefd. Johan heeft vrij regelmatig gepresteerd, van Kris Goossens weten we al jaren dat hij een man is van pieken en dalen. En Dick Norman is volop bezig om een completere speler te worden. Daar kruipt veel tijd in. Hij weet dat hij vorig jaar een beetje boven zijn stand geleefd heeft, maar ook dat hij er pas na het gravelseizoen behoort te staan. We raken zeker niet in paniek, het jaar is nog maar halfweg. Er komt nog een resem toernooien waar ze punten kunnen verzamelen. Maar het zou natuurlijk leuk zijn dat het licht echt begint te schijnen op Roland Garros.?

Dirk Gerlo

Thomas Muster : niet onklopbaar, maar quasi.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content