De Franse en Vlaamse Gemeenschap blijven botsen in cultureel Brussel.
Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux (Spirit) heeft de jongste maanden herhaaldelijk gezegd dat een bicommunautaire culturele instelling in Brussel, die (mede) bestuurd en betoelaagd wordt door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, niet werkbaar is – denk maar aan de krakkemikkige organisatie van Brussel 2000. Dat komt onder meer omdat er geen decreten bestaan die de werking van dergelijke instellingen beregelen. ‘Er bestaat geen cultureel akkoord tussen Vlaanderen en Wallonië’, aldus Vlaams parlementslid en Brusselaar Sven Gatz (VLD). ‘Vlaanderen wil geen akkoord sluiten met een andere gemeenschap zolang die aanspraak blijft maken op een deel van het Vlaamse territorium. Een mini-kaderakkoord tussen de twee cultuurministers zonder dat men er de Brusselse rand bij betrekt, zou een uitweg kunnen bieden.’
Een tweede piste werd tijdens de vorige regeerperiode gelanceerd door huidig Brussels parlementslid en ex-Vlaams minister Adelheid Byttebier (Groen!): de oprichting van een volwaardig cultuurfonds binnen de begroting van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Gewest. De derde mogelijkheid is het model dat de Beursschouwburg en de AB hanteren: een eenzijdig Vlaamse subsidiëring met een programmering die een veelkleurig en veeltalig publiek aantrekt. Vlaams parlementslid Steven Vanackere (CD&V): ‘Ik ben een pragmaticus: ik kijk of de kat muizen vangt. In cultureel Brussel worden de meeste muizen gevangen door initiatieven waarin één gemeenschap de leiding heeft, en in haar programma openstaat voor de andere gemeenschap.’
En dan is er nog wat Gatz ‘het science-fictionmodel‘ noemt: gemeenschappelijke subsidiëring door verschillende gemeenschappen. Gatz: ‘Bij projecten als het KunstenFESTIVALdesArts en het nieuwe literatuurhuis Passa Porta kunnen nogal wat wegbereiders in het Nederlandstalige kamp worden gesitueerd. Ze willen zo natuurlijk niet gezien worden, maar een mens komt altijd ergens vandaan. Daardoor worden ze nooit als neutraal beschouwd. En zelfs als er evenredige groepen een project van de grond proberen te krijgen, worden de Vlaamse initiatiefnemers door de Franstalige overheden als dominant ervaren. En omgekeerd geldt hetzelfde: in de vorige regeerperiode vond Bert Anciaux dat Cinema Nova wat te Franstalig werd.’
Op één plek blijkt bicommunautaire samenwerking wél te lukken: in Bozar. Tot tien jaar geleden was het voormalige Paleis voor Schone Kunsten een Franstalig bastion, maar daar kwam verandering in onder impuls van bestuurslui als Etienne Davignon en vooral Paul Dujardin. ‘Dujardin zorgt ervoor – deels gedwongen door de omstandigheden – dat hij bij verschillende overheden verschillende projecten aanprijst. Noem hem gerust een magistrale subsidioloog’, aldus Gatz. ‘Als je zo’n samenwerkingsproces geleidelijk laat ontstaan, kan het wél lukken.’ Sommige spelers in de culturele sector menen dat men Flagey had moeten opnemen als federaal model, naar het voorbeeld van Bozar. ‘Je kunt het niet via één gemeenschap besturen’, zegt een cultuurkenner. ‘Zeker niet op die plek. Het omroepgebouw is 60 jaar lang het symbool geweest van de samenwerking tussen de twee gemeenschappen.’
Door Bart Cornand