In oostelijk Congo wordt opnieuw gevochten. De desperado’s van de oorlog hebben van de vrede niets goeds te verwachten.

Het lot van Uvira bepaalt of de vrede echt wel een kans maakt, zo verklaarde eind vorige week Amos Ngongi, de hoogste VN-gezant in Congo. Niet dat het stadje op zichzelf zo van tel is, al kan het, gelegen aan de noordpunt van het Tanganyikameer, een strategische rol spelen tegenover Congo’s oostelijke buurlanden Burundi en Rwanda. Wat Ngongi bedoelde, had vooral te maken met het perspectief op een globale vredesregeling in Centraal-Afrika. Daarvan hebben alvast de inwoners van Uvira weinig gemerkt de voorbije dagen.

Sinds vorig weekend is het stadje weer in handen van de door Rwanda gesteunde rebellenorganisatie RCD, nadat het zes dagen was bezet door de Mai-Mai, een stevig uitgebouwde lokale militie die lange tijd werd bewapend door het regime van president Joseph Kabila in Kin- shasa, maar die uiteindelijk vooral voor eigen rekening opereert. In Congo is politiek vooralsnog een kwestie van brute macht, die nog het makkelijkst met de wapens af te dwingen valt. In de door oorlog en armoede ontwrichte gemeenschappen in de regio is aan potentiële rekruten geen gebrek. En er valt tenslotte genoeg mee te winnen, in de eerste plaats de controle over Congo’s bodemrijkdommen, waarvan de gigantische winsten de oorlog al ruim vier jaar aan de gang houden.

De terugkeer van de RCD is niet bepaald een zegen voor Uvira. De rebellenbeweging is een directe creatie van Rwanda en bezit verder geen enkele legitimiteit. Of Uvira iets goeds van de Mai-Mai te verwachten had, mag trouwens evenzeer worden betwijfeld. Het welzijn van de bevolking beroert de strijdende partijen dan ook niet zo erg. De heropgeflakkerde oorlog is het directe en, achteraf bekeken, niet onverwachte gevolg van een deze zomer in de Zuid-Afrikaanse hoofdstad Pretoria gesloten akkoord tussen Kabila en zijn Rwandese collega Paul Kagame.

Dat akkoord paste in een ruimere overeenkomst om alle vreemde troepen uit Congo terug te trekken. Dat moest het begin worden van een politieke verzoening tussen alle strijdende fracties en een herstel van de territoriale eenheid van het land. De oorlog heeft er al veel te lang geduurd, met – zonder dat het de ‘wereldgemeenschap’ erg kon beroeren – miljoenen doden als gevolg, terwijl nog eens miljoenen Congolezen op de vlucht zijn gejaagd, zowel intern als naar de buurlanden.

ONTOELAATBARE DREIGING

Rwanda trok begin deze maand inderdaad zijn troepen terug, onder druk van onder andere de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Pretoria hecht erg veel belang aan zijn bemiddelingsrol in het gebied van de Grote Meren en heeft de voorbije maanden het internationale diplomatieke bedrijf daaromtrent geheel naar zich toe getrokken. En vermoed kan worden dat Rwanda’s bereidwilligheid ook te maken had met het feit dat de internationale marktprijzen voor tantalium, een zeldzaam mineraal dat vooral in oostelijk Congo wordt gedolven, de jongste maanden in elkaar zijn gestort.

Met het vertrek van de Rwandese troepen verzwakte ook de militaire en politieke positie van de RCD en ontstond een militair vacuüm. Noch de regering in Kinshasa, noch VN-blauwhelmen in Congo konden dat opvullen. Daardoor zagen vrijbuiters als de Mai-Mai de kans vrij voor een opmars die begon in Uvira, zich noordelijk uit- strekte richting Bukavu, met als einddoel de verovering van Goma, de ‘hoofdstad’ van het door de RCD gecontroleerde territorium. Zo zou de hele Congolees-Rwandese grens onder controle van de Mai-Mai komen, en die dreiging kon Kigali niet over zijn kant laten gaan. De berichten over een terugkeer van Rwandese eenheden naar Congo midden vorige week werden niet officieel bevestigd, maar het tegendeel zou alleen verbazen.

Rwanda begon zijn oorlog tegen het regime van Kinshasa in 1998 tenslotte net om zijn grens te beveiligen. De bezetting van Oost-Congo moest een eind stellen aan infiltraties vanuit de regio door de daar naartoe gevluchte Hutu-extremisten die verantwoordelijk waren voor de genocide van 1994 en nu als desperado’s in de rangen van de Mai-Mai worden gesignaleerd. Ook het nu in een ronduit explosieve toestand verzonken Burundi had weinig goeds te verwachten van de val van Uvira. Het Tutsi-minderheidsbewind in Bujumbura vecht een uitzichtloze oorlog uit tegen Hutu-milities, die eveneens vanop Congolees grondgebied opereren, nu ook als geallieerden van de Mai-Mai.

Een herstel van het uiterst wankele status-quo sinds dit weekend is dan ook een minimale voorwaarde opdat het vredesproces in Congo kan herbeginnen: een verdere terugtrekking van alle vreemde troepen uit het land, een intern-Congolees politiek akkoord over een machtsdeling, een ontplooiing van (vooral Zuid-Afrikaanse) VN-troepen om de militaire stabiliteit te garanderen en de ontwapening van de vele, nu amper gecontroleerde milities. Alles moet eigenlijk nog beginnen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content