DE STRIJD BEGINT IN UW GEMEENTE

NIEUWE STORMVLOEDKERING IN VENETIË Een stijging van het zeeniveau met 2 meter zou 187 miljoen mensen naar drogere regio's drijven. © IMAGE GLOBE

De consensus groeit dat de wetenschap de opwarming van de aarde en de rol van de mens daarin voldoende heeft aangetoond. De vraag is nu: hoe gaan we ze bestrijden? Niet met grote internationale organisaties, zo blijkt, en niet met doemverhalen.

Op 27 september stelde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zijn vijfde rapport voor met een analyse van de wetenschappelijke bevindingen over de klimaatverandering. Wetenschappers en afgevaardigden van 195 landen hebben er vijf jaar lang aan gewerkt. De consensus is dat de aarde opwarmt, en dat de mens daar met 95 procent zekerheid verantwoordelijk voor is. In het vorige rapport, uit 2007, was dat nog 90 procent zekerheid. Dat jaar kreeg het IPCC ook de Nobelprijs voor de Vrede, samen met de Amerikaanse klimaatambassadeur Al Gore.

Het IPCC is 25 jaar oud – het werd in 1988 opgericht in de schoot van de Verenigde Naties. Zijn rapporten zijn in de loop der jaren steeds dikker geworden, en de gegevens erin steeds betrouwbaarder. Het IPCC kreeg het verwijt dat het te voorzichtig was, onder meer bij de voorspelling van het zeeniveau, maar het volgde gewoon de beschikbare cijfers. Af en toe ging het in de fout, en dan werd het daarvoor afgestraft – zoals met de stelling in 2007 dat tegen 2035 alle gletsjers van de Himalaya gesmolten zouden zijn, wat koren op de molen was van de ngo’s die de cijfers hadden geleverd om te wijzen op een dreigende ramp voor de watervoorziening van een massa mensen.

De belangrijkste discussies die klimaatwetenschappers vandaag voeren, gaan over de onzekere factoren bij voorspellingen. Het klimaat is zo complex dat er altijd wel iets gebeurt waar niet aan gedacht was. Zo heeft de uitstervende maar zeer mondige groep van ‘ontkenners’ een fikse kluif gehad aan het feit dat de temperatuur van de aarde de laatste vijftien jaar niet meer stijgt – iets waar wetenschappers zich al sinds 2008 bewust van zijn. Maar het duurde even voor er een afdoende verklaring voor de stilstand gevonden werd, waardoor de negationisten ruimschoots de kans kregen om de wetenschappers van giswerk te beschuldigen.

Het nieuwe IPCC-rapport gaat in op de kwestie. Het stelt dat de overeenstemming groeit dat de oceanen een bufferend effect hebben op de temperatuur van de lucht erboven. De oceanen verdelen het warme water, waardoor hun oppervlak afkoelt, wat op zijn beurt verfrissend zou werken voor de atmosfeer. Het vakblad Journal of Fluid Mechanics schreef zelfs dat gigantische draaikolken in de oceaan als een soort zwarte gaten kunnen fungeren, die warmte vangen en niet meer loslaten. In de diepzee zijn er in ieder geval geen tekenen dat er geen opwarming meer is, en het zeepeil blijft stijgen, wat voor een deel toe te schrijven zou zijn aan het opwarmen van het water, want water zet uit als het warmer wordt. Er spelen zo veel factoren mee dat het niet eenvoudig is om greep te krijgen op alles wat er gebeurt. Laat staan om dat in een wiskundig model te gieten dat perfect vat wat er gebeurt en voorspelt wat er gaat gebeuren.

Geen olie meer

Het besef groeit dat het tijd is voor iets anders dan wetenschap. Er blijft uiteraard wetenschappelijk werk te doen, maar de kans dat we het grote verhaal fout hebben is zo goed als nul geworden. Zelfs het wetenschappelijke topvakblad Nature benadrukt dat het IPCC zijn werk in het beschrijven van wat er aan de hand is gedaan heeft, en dat de meeste landen ervan overtuigd zijn dat het klimaat opwarmt en dat er iets moet gebeuren.

Waarnemers merkten op dat er bij de voorstelling van het vijfde rapport minder journalisten, en vooral minder belangrijke journalisten, aanwezig waren dan bij eerdere gelegenheden. De reacties waren lauw en voorspelbaar. Zelfs de negationisten etaleerden niet hun gewone assertiviteit. Ngo’s riepen op om dringend tot actie over te gaan, en vervolgens ging iedereen rustig over tot de orde van de dag. Er werd verrassend veel aandacht besteed aan de vraag hoe de beschikbare wetenschap vertaald kan worden in overheids- en ander ingrijpen. De tijd van de harde cijfers lijkt voorbij, het is tijd voor actie. Volgens New Scientist is de grootste factor van onzekerheid vandaag niet de wetenschap, maar de maatschappij. De brede voorspelling dat de aarde tegen het eind van de eeuw met iets tussen de 0,3 en de 4,8 graden zal opwarmen, is vooral een gevolg van onzekerheid over hoe er gereageerd zal worden.

Want de verdere stijging van de aardtemperatuur zal grotendeels afhangen van de beslissingen die wij nemen, hoe we ons leven zullen organiseren, met welke auto’s we zullen rijden, welke energiebronnen we voor onze verwarming zullen gebruiken, hoe ver we met het isoleren van onze gebouwen zullen komen. En uiteraard ook met hoeveel mensen we op aarde zullen zijn, en hoeveel energie die gemiddeld zullen verbruiken – zelfs daar krijgen de modellen geen greep op. Uiteindelijk komt de vraag hierop neer: hoeveel fossiele energiebronnen blijven we gebruiken? De recente aandacht voor de winning van schaliegas geeft ons alvast niet veel vertrouwen in een snelle transitie van onze energievoorziening naar volledige duurzaamheid. Tijdens de lange klimaatonderhandelingen gaan de emissies gewoon door. Er zal nog lang, misschien wel een halve eeuw, op grote schaal CO2 in onze atmosfeer terechtkomen.

Het probleem zit ‘m vooral in de economische belangen. Noorwegen wil tegen 2030 koolstofneutraal zijn – het wil dus geen overtollig CO2 meer in de atmosfeer blazen. Vandaag komt al meer dan 60 procent van de energie die het land verbruikt uit duurzame bronnen zoals wind en waterkracht. Maar tegelijk is Noorwegen een van de grootste exporteurs van gas en olie ter wereld, en de staatsoliemaatschappij Statoil investeert zwaar in de erg vervuilende winning van Canadese teerzanden. Ecuador probeerde in 2007 dan weer de plannen voor oliewinning onder een prachtig natuurgebied te counteren met het aanbod dat het de winning niet zou toelaten als de wereldgemeenschap de helft zou betalen van de waarde van de olie. De wereldgemeenschap kwam niet over de brug.

De Ecuadoraanse president Rafael Correa zei daarover dat kern van die mislukking de ‘grote schijnheiligheid van de wereld’ was. Want de cijfers zijn bekend. Om de globale temperatuursverhoging te kunnen beperken tot maximaal 2 graden (het cijfer waaronder de gevolgen niet extreem zullen zijn) zou de wereld niet meer dan ongeveer 500 gigaton CO2 de lucht in mogen blazen. Maar het verbranden van de bekende reserves van fossiele brandstoffen zou bijna 3000 gigaton CO2 loslaten, en bedrijven spenderen ongeveer 500 miljard euro aan de zoektocht naar nieuwe bronnen.

De gespecialiseerde ngo Carbon Tracker Initiative rekende uit dat het waardeverlies voor grote bedrijven in een wereld van duurzame energieproductie, waarin geen fossiele voorraden meer worden aangesproken, een onthutsende 3 biljoen (!) euro zou zijn. Dat zou onder meer doorwegen op de pensioenfondsen. Kortom: als we het zwarte goud niet langer aanboren, kan dat tot een nieuwe globale financiële crisis leiden. Als je dat weet, hoeft het niet te verbazen dat de wereld op de rem gaat staan. Een cruciale vraag wordt of grote bedrijven op de kar van hernieuwbare energie zullen springen en mee willen bouwen aan een duurzame toekomst – niet alleen in hun marketing, maar ook in de praktijk.

Globaal vertrouwen

Wat het IPCC mist, is politieke ambitie, gevoed door een maatschappelijk draagvlak, poneerde Nature onlangs. Het vakblad hamert erop dat vooral individuele landen inspanningen zullen moeten leveren om de opwarming te counteren. Maar dan is er globaal vertrouwen nodig: iedereen zal zijn best en zijn deel moeten doen, anders gebeurt er niets. De harde realiteit is echter dat de publieke opinie niet volgt, en dat de meeste mensen niet wakker liggen van de klimaatopwarming. Een analyse in het vakblad Nature Climate Change stelt dat bezorgdheid over het klimaat niet eens gelinkt is aan hoeveel mensen over wetenschap weten. Wetenschap zou zelfs apathie in de hand werken.

De feiten spreken in dit soort discussies kennelijk niet voor zich, het moet over politiek en ‘waarden’ gaan. Mensen filteren informatie die ze binnenkrijgen op basis van de waarden die ze hanteren. Zo is het hardnekkige idee gegroeid dat de strijd tegen de klimaatopwarming iets van de linkse groene beweging is, die ‘vooruitgang wil remmen’, waardoor heel wat ‘gewone’ burgers niet meewillen. De sterke focus op de eventuele rampen die ons te wachten staan als gevolg van de opwarming, of op de zware inspanningen die wij moeten leveren om die rampen te counteren, helpt niet om de boodschap bij de gewone burger te krijgen.

Het vakblad Environmental Education Research schrijft dat het leeuwendeel van de informatie die via gewone media over het klimaatdebat verspreid wordt, in twee kampen uiteenvalt: het sceptische kamp, dat zegt dat er niets aan de hand is; en het rampenkamp, dat meent dat we op een catastrofe afstevenen. Geen van beide beroert de publieke opinie op de juiste manier. Men zal een positieve boodschap moeten brengen, een boodschap van samenwerken aan een betere toekomst (zonder dat het ons noodzakelijk veel hoeft te kosten, zeker niet op langere termijn).

Nature Climate Change publiceerde de resultaten van experimenten waarin sociale interacties worden onderzocht. Daaruit blijkt dat we het klimaat alleen onder controle kunnen brengen als we het probleem op regionale of zelfs gemeentelijke schaal aanpakken. Lokale instellingen moeten het voortouw nemen, ook in het aanpakken van de mee-eters en parasieten die inherent zijn aan elke samenwerking. De verandering laten aansturen door globale instanties zou volgens de studie geen effect hebben. Internationale autoriteiten zijn niet functioneel in het bijsturen van individuele gedragingen. Bovendien bleek uit de studie ook dat de meeste deelnemers het risico van een klimaatramp klein vinden.

Belangrijke veranderingen gebeuren soms zonder dat ze gepland zijn. Het vakblad Global Change Biology stelde dat een van de grootste meevallers in de strijd tegen de klimaatopwarming het uiteenvallen van de Sovjet-Unie was. In dat proces werd bijna een half miljoen vierkante kilometer landbouwland opgeofferd, waardoor elk jaar het equivalent van 10 procent van de CO2-emissies van Rusland in de bodem verdwijnt.

Ten slotte wijzen waarnemers er nog op dat in de klimaatdebatten het jaar 2100 als een soort einddatum wordt voorgesteld, terwijl de effecten van de opwarming die wij vandaag genereren nog duizenden jaren voelbaar zullen zijn. Het is daarbij niet uitgesloten dat het zeeniveau met tientallen meters zal stijgen, zoals in lang vervlogen tijden. Zelfs een stijging met twee meter zou, in de huidige situatie, 187 miljoen mensen naar drogere regio’s drijven. Maar zo’n boodschap mag niet gebracht worden, want dat werkt contraproductief.

DOOR DIRK DRAULANS

Er blijft wetenschappelijk werk te doen, maar de kans dat we het grote verhaal fout hebben is zo goed als nul geworden. Het is tijd voor actie.

Het probleem zit ‘m vooral in de economische belangen. Als we geen fossiele brandstoffen meer gebruiken, kan dat tot een nieuwe crisis leiden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content