Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

Als het verwerkt is, mag je alles gebruiken. Op de rand van het muzikale staatsmanschap gooit Bram Vermeulen de beuk erin.

Voor Bram Vermeulen is de pret nog maar net begonnen. Alles mag en kan. Zolang hij maar voelt dat het van hem is. Op het album “De beuk erin” verzamelt hij in twee helften alles wat hij in de schuiven had laten liggen. Een speeltuin gaat open. Hij laat er alle stijlen op los die van dichtbij of iets verder weg bij hem horen. Hij heeft weer eens een ouderwetse plaat gemaakt waaraan hij eindeloos heeft liggen prutsen en schaven. Achter de schrijver annex dichter annex zanger schuilt namelijk een zeer fanatiek muzikant. Ontzettend uitgebreid vertelt Vermeulen over zijn jarenlange queeste naar de ideale piano en zijn zwak voor nieuwe muzikale trouvailles. Synthesizers, elektronische drums, u roept maar. “Kapitalen heeft me dat gekost.” Tot hij voelde dat de techniek de zeggingskracht in de weg ging zitten en hij voor de extreme eenvoud en het theater koos. Maar aangezien alle ballast overboord is, kan ook aan die kant bijna alles weer.

Een gesprek over ballonnen, begrafenisnummers en punten geven.

In de hoesnota’s bedankt u Ernst Jansz (ex-Doe Maar en producer) omdat hij u zacht heeft leren zingen. Terwijl wij u voor eeuwig en altijd als stormklok zullen herinneren.

Bram Vermeulen: Op “Asjeblieft” zing ik anders zachter dan ooit. Zachter dan mijn spreekstem zelfs. Het hangt gewoon van het opzet af. Op het toneel moet je de aandacht pakken. Of liever krijgen. Als je de aandacht haalt, ben je een aansteller. Het vak is dan een methode om een natuurlijke aandacht te krijgen. Oh, naar die moeten we kijken. Op een plaat denk ik net andersom.

Mensen gaan beter naar je luisteren als je jezelf klein maakt. Iedere leraar weet dat. Als je een klas stil wilt krijgen, moet je zacht praten. Oerprincipes die gek genoeg door Nederlandse artiesten vaak vergeten worden. Die gaan op platen loeihard zingen.

Achter lawaai kan je natuurlijk alles verbergen. En wie maakt er nu op zijn achttiende een ingetogen plaat?

Vermeulen:Steve Winwood bijvoorbeeld. Maar het klopt. Procentueel moet je eerst tekeergaan tegen mensen die het weten. Dus doe je onwetende dingen. Dat is mooi. Dat is energie. Dat was bij Neerlands Hoop ook zo. Toen had men het over een scheermesgeluid en een cirkelzaagsound. Eigenlijk waren wij een tussengeval. Je moet altijd de vorm kiezen van je generatie, vind ik. In mijn tijd waren dat popmuziek en televisie. En wat deden wij? Popliedjes proberen binnen te smokkelen in het cabaret. Ik herinner me de eerste gesprekken met Freek nog. Die liep toen te pochen dat hij 150 singles had.

Dat ging de ganse tijd over popmuziek. Pas toen we gingen samenwerken, bleek hij een cabaretier te zijn. En ik een bluespianist. Dat ging dus heel goed samen ( lacht). Ik wou toen liefst van al heel ernstig genomen worden door popbladen als Hitweek of Muziek Express. Maar die lieten ons totaal links liggen. Al sprongen we naakt van de brug. Cabaret is voor studenten, werd daar geopperd. En dat was ook zo.

Via de hergeboorte als “spoken word” is het anders weer erg hip.

Vermeulen: Dat is niet meer dan oude wijn in nieuwe zakken. Cabaret is en blijft een burgerlijk medium. Ik ben in mijn leven haast geen grensverleggend cabaret tegengekomen.

Toen u begon, had populaire muziek nauwelijks een geschiedenis. En waren er ook niet veel mensen om naar op te kijken. Nu ligt er een pak volk achter u en bespeelt u telkens opnieuw jongere generaties. Voelt u de momenten waarop die inhaken?

Vermeulen: Het is gevaarlijker dat een oudere generatie de jongeren niet leert kennen dan andersom. Dat zegt iets over de kwaliteit van wat er nu gebeurt. In alles wat jongeren doen, hoor ik mezelf terug. Neem Acda De Munck. Die heb ik trouwens nog les gegeven. Dat is ongeveer Neerlands Hoop. Dat zegt ook iedereen die oud is. Dat is prachtig en dat heeft weer succes.

Dus het lukt nog steeds. Maar wij hebben vooral iets van: “Fijn. Volgend groepje.” Ze bereiken ons niet meer omdat ze niets nieuws meer vertellen. Wat naar en gevaarlijk is. Want het zal toch uit de inhoud moeten komen. Niet uit de vorm.

Is het eigenlijk nog mogelijk om iets nieuws toe te voegen?

Vermeulen: Helemaal niet. Je moet ervoor zorgen dat je niet op Bram Vermeulen lijkt. Dat je dat helemaal verwerkt hebt. Zo van, daar heb ik niets meer mee te maken. Nu is het aan mij. Zoals punk dat heeft gedaan. Die gooiden alle rotzooi overboord. Wat riep die jongen ook weer? “Mick Jagger is mijn opa.” Die man had gelijk. En het is nog een enge opa ook. Maar opa wil jong doen. Dat doet me denken aan dat mopje over de Duitse bondskanselier Adenauer. Een man die maar niet van zijn positie wou wijken.

Op een dag vroeg de man aan zijn kleinzoon wat hij later wou worden. Zegt dat jongetje: “Bondskanselier, opa.” “Dat kan niet. Dat is opa al.” Dat is ongeveer Mick Jagger.

Wordt het met die gedachte in het achterhoofd voor Bram Vermeulen niet almaar moeilijker om Bram Vermeulen te zijn?

Vermeulen: Dit album is een eerste poging om daartegenin te gaan en alles open te gebruiken. Ik wou een plaat maken waar de teksten inhoudelijk gaan over hoeveel moeite het allemaal kost en wat ervoor nodig is en waar het me gelukt is. Kortom, wat veranderen is. En daar mag ik alle stijlen voor gebruiken die ik leuk vind. Wat dat betreft, ben ik ervan af. Als ik soul wil zingen, dan doe ik dat. Maar het zou pathetisch worden als ik ging rappen. Dat is niet van mij. Dat heb ik niet verwerkt. Dat heb ik nooit gedaan en dan wordt het krampachtig. Ik doe gewoon “I put a spell on you” over. Want dat is een mooi nummer. Zo’n nummer kan ik ook schrijven. Dat is de kapstokkenwedstrijd. Als het verwerkt is, mag je het gebruiken. Dan is het geen gewicht meer. Dan zijn het ballonnen.

Herman Brood die optreedt met een big band en als crooner “Saturday night” brengt. Daar geniet ik van. Wat doet die nu? Precies, dat is de beuk erin. Dat is een goed voorbeeld.

Ziet u zichzelf als een staatsman in de muziek? En wordt u in die positie ook druk geconsulteerd?

Vermeulen: Als tekstenmaker ziet men mij als iemand die een aantal geheimen kent. En ik voel ook geen schroom om daarover te praten. Ik ben over de arrogantie heen dat dat allemaal van mij is. Dat is gewoon het vak. Er zijn voor mij mensen geweest die dat gedaan hebben en het blijkt dat ik het kan overbrengen. Ik kan zeggingskracht inschatten in verhouding tot de doelstelling. Je moet eerst eerlijk zijn over wat je wil. Is dat een hit, dan moet je verder niet over zeggingskracht zeuren. Dat kan wel maar dan neem je een erg moeilijke weg. Mensen die een hit willen, praten niet over inhoud. Op dat gebied kan je dus meteen met die mensen communiceren. Erger zijn de mensen die doen alsof ze de wereld willen verbeteren en eigenlijk gewoon op een hit hopen. Duidelijkheid is dus heel belangrijk voor je aan overlevering kan beginnen.

Geeft u kennis niet al te gemakkelijk weg? U hebt er zelf toch dertig jaar in moeten investeren?

Vermeulen: Hoegenaamd niet. Als ik een wetenschappelijk boek koop, krijg ik voor vijftien gulden toch zomaar een pakketje van zestig jaar cadeau.

Zijn er mensen die u als uw collega’s beschouwt?

Vermeulen: Iedereen die muziek op een podium maakt. Eigenlijk ben ik primair een muzikant. Momenteel ben ik bezig met het monteren van documentaires. Dan loop ik een hele dag te stuiteren als ik eens een half uurtje mag optreden.

Maar als ik het weer te veel doe, is het ook niet goed. Een tournee van 120 optredens is iets wat maar weinig popgroepjes zich kunnen voorstellen. Vier keer per week je eigen repertoire spelen. Dan komt er heel wat anders om de hoek kijken dan gezellig rondhangen in de kleedkamer. Dan worden het discipline en metier. Als je te jongehonderig bent, red je het gewoon niet.

Als groepjes uit elkaar vallen wanneer ze succes krijgen, heeft dat niet alleen met geld of managers te maken. Het aanvankelijke jeugdverbond blijkt plotseling een zware belasting geworden.

Terwijl u telkens weer met plezier aan de Ronde van Frankrijk begint.

Vermeulen: Soms doe ik het mezelf ook aan. Mijn laatste programma “Polonaise” begon met een lied van een half uur waarin ik in 51 coupletten iemands leven van geboorte tot dood bezing. Halfweg zit er een ogenschijnlijke toevallige onderbreking. Die was noodzakelijk omdat de zaal het anders niet redt. Al snel bleek dat er een moment nodig was waarop mensen even verhaal konden halen bij elkaar. Wat gebeurt er hier? Mentaal was dat haast niet doenbaar. Onopgewarmd opkomen, gaan staan en zingen. Daar moest ik me echt twee uur op voorbereiden.

Eigen schuld. U had uzelf maar geen slaaf moeten maken van de vorm.

Vermeulen: De vorm komt nochtans altijd na het plan. Het plan primeert. Als ik het theater instap, moet er enige zingeving aan verbonden zijn. Het moet meer zijn dan mijn nummers op een rij zetten en een rookmachine onder het drumpodium plaatsen. Dat is aardig voor het publiek, maar het blijft verstrooiing.

Geeft u zichzelf na een optreden punten?

Vermeulen: Altijd. Je mag geen onvoldoende scoren, want mensen betalen om jou te zien. In de jaren zeventig was dat nog bon ton. Ik voel me slecht dus wordt het een slechte avond. Dan had Lou Reed geen zin of had Herman Van Veen een kat doodgereden. Ja sorry, maar ik heb veertig gulden betaald. Je kan maar zorgen dat je zin hebt. Dat was een soort van overtrokken artiestendom. Je staat daar gewoon een vak uit te oefenen. En als je dat niet ernstig neemt, moet je ermee kappen.

Zichzelf jureren lijkt me anders ook een uitwas.

Vermeulen: Oh, maar dat verloopt erg informeel. Dat is gewoon even samenzitten na het concert en evalueren. We streven ernaar om altijd boven de acht te zitten. Boven dat punt is de zaal echt geraakt. Maar daar moet je keihard voor werken.

Wat moet er fout gaan om die magische acht niet te halen?

Vermeulen: De kleinste dingen. Staat de auto nog goed geparkeerd? Is de parkeermeter gevuld? Als zo’n futiliteit door je hoofd gaat spoken als je iets voor de honderdste keer aan het zingen bent, is het echt spruitjes. Die stem gaat gewoon door en je weet hoegenaamd niet meer wat je aan het doen bent. Ik heb eens vier keer hetzelfde couplet gezongen en drie nummers overgeslagen. Dat zijn vieren of vijven. Dat ga ik goedmaken na de pauze.

Het gebeurt maar zelden dat een zaal mij de mist injaagt. Tenzij er een georganiseerd publiek zit. Die mensen hebben dan gelogen. Want je mag nooit meer dan zeven kaarten in een keer kopen als je naar mij komt kijken. Anders krijg je groepen in de zaal. Die komen van een bruiloftsfeest. Die gaan gezellig naar Bram kijken. En dan zit de polonaise in je zaal. Vrolijkheid in die vorm interesseert me niet. Vreugde wel.

Vreugde heb je als je je geliefde terugziet na vier jaar en je dacht dat ze dood was. Dat heb je niet in een zaal waar mensen roepen dat alles toch zo leuk is. Dat is lol. Ik kan daar wel aan meedoen als het in mijn omgeving gebeurt. Ik ben dan zeker geen spelbreker. Maar ik sterf wel duizend doden en hoop dat de buren niet kijken.

Het moet dan ook een hele geruststelling zijn dat een paar van uw nummers in de hitparade van populaire begrafenisnummers staan.

Vermeulen: Iemand zei me onlangs dat “Testament” op drie staat. Mooi. Ik heb het met een bedoeling geschreven en mensen pikken die ook op. Wie ben ik dan om dat af te nemen? Het is alleen jammer dat begrafenisondernemers geen auteursrechten betalen.

Het stoort u dus hoegenaamd niet dat u geen vat hebt op het leven van uw nummers?

Vermeulen: Neen, daarom heet deze plaat ook “De beuk erin”. Als je iets weg wilt, moet je het weg doen. Maar je hoeft het niet kapot te maken. Je moet er alleen zelf klaar mee zijn. Met “Testament” ben ik klaar. Ik heb het zelf voor een kennis gezongen. Aanvankelijk dacht ik dat ik de tweede regel niet eens zou halen. Maar toen ik begon te zingen, was het net voetbal. De bal doet het werk. Dat lied is er en dat heeft die strekking en ik breng het nu voort. Een ander en veel leuker voorbeeld is “Rode wijn”. Toen dat een must was, begon ik er mijn optredens mee. Die golf van ontzetting was fantastisch. Boudewijn De Groot verklaarde me gek. “Daar moet je toch mee wachten tot de toegiften.” “Ben je gek,” repliceerde ik, “dan luisteren ze de ganse avond niet.” Dus meteen maar uitpakken met die hits. Mensen lopen heus niet weg na een kwartier. En zo krijgt die avond onmiddellijk een theatrale invulling. Ik herinner me nog een concert van The Kinks in het Concertgebouw in Amsterdam. Ze hadden toen een monsterhit met “Dedicated follower offashion”. Elk nummer werd ingezet met dat bekende riedeltje. En uiteraard speelden ze het pas helemaal toen niemand meer stond te juichen.

Dat steeds zeldzamer wordende gevoel van “Nu hebben ze mij”.

Vermeulen: Daar ben ik altijd mee bezig. In het programma “Achter mijn ogen” zit het nummer “Oh God, is het zo weinig?”. Dat gaat over het feit dat iemand is gestorven en dan zing ik “Is dat dan doodgaan?”. Ik heb dat voor het eerst gezien toen ik 26 was bij een vriend. En dat verschil tussen er zijn en er niet zijn, is er niet. Dat is zo’n vreemde gewaarwording. Het allerbelangrijkste is weg en je ziet het niet gaan. Er verandert de eerste uren niets met dat lijk. Het is alleen stil gewoon. Bij dat nummer hoorde iets wat de zaal datzelfde gevoel op een theatrale manier laat beleven. Als ik het zing, is het alleen maar “het erover hebben”. Wat had ik bedacht?

Bij het einde van het eerste couplet liet ik vanuit de toneeltoren een duivenveertje naar beneden komen. Ik duwde op een knop en dan liet een contactje die pluim los. De eerste keer keek ik zelf naar boven maar dat werkte niet. Want ik had het geconstateerd. En dus was het van mij en niet van het publiek. Zij moesten dus denken dat ik het niet zag maar dat het toevallig bij dat nummer paste. Het gevolg? Iedereen kwam na afloop natuurlijk zeggen: “Meneer Vermeulen, wist u dat er tijdens dat lied een veertje naar beneden kwam?”. Waarop ik zei “God, het is niet waar.” Dat is voor mij het genot van het theater. Dat je dat veroorzaakt. Dat je mensen zo’n inzicht geeft met zulke kleine, stomme dingetjes. Net hetzelfde met het principe van te laat vertrekken. Stel dat je hebt uitgerekend dat je een nummer op twee klavieren kan spelen. Als je dat mooi uitvoert, zegt iedereen “Leuk”. Wat je echter moet doen, is telkens te laat starten met de overgang naar het volgende klavier. Dan denkt het publiek dat je het niet gaat halen en staat de zaal op zijn kop.

Bram Vermeulen, “De beuk erin” (7243 8472032 2/Virgin).

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content