De situatie in Afghanistan wordt niet beter, integendeel. Een gesprek met de VN-coördinator voor Afghanistan, over droogte, de wereld en natuurlijk de Taliban.

Begin dit jaar deed Erick de Mul, coördinator van de ontwikkelingsprojecten van de Verenigde Naties in Afghanistan, een noodoproep. Het land had, bovenop de bekende ellende, met grote droogte af te rekenen. En die droogte zou blijven duren.

Wat was het verhaal achter die noodkreet?

Erick de Mul: Eind december, begin januari, bleek dat de situatie slechter was dan we dachten. We waren de terugkeer van vluchtelingen aan het plannen, maar bij nader inzien bleek dat een slecht idee. In 2000 was het al moeilijk geweest om het nodige bij elkaar te scharrelen, en nu kwam daar nog eens die droogte bij. Dat betekende grote moeilijkheden om voldoende middelen te krijgen. Dus moesten we snel een waarschuwing lanceren, zodat de donorlanden zich – als ze dat wilden – konden voorbereiden.

We merkten ook dat de situatie met de Taliban niet veranderde. Twee jaar geleden hadden we nog hoop dat de Taliban, naarmate ze langer macht en verantwoordelijkheid hadden, meer aandacht voor de problemen van de bevolking zouden krijgen en minder voor oorlogsvoering. Dat gebeurt echter niet, en het is ook duidelijk dat we er niet op hoeven te hopen.

Daarbij kwamen de indicaties dat de droogte door zou gaan en dat meer mensen hun dorp of gebied zouden verlaten. Dat deed structurele problemen ontstaan, want een aantal mensen zou niet meer kunnen terugkeren naar wat ze daarvoor deden. Veetelers die tachtig procent van hun dieren kwijt zijn, hebben immers vaak drie of vier jaar nodig om die veestapel weer op te bouwen. Reserve was er niet, dus die mensen moeten iets anders gaan doen. En in het zuiden waren veel wijngaarden dood, dat herstellen vraagt vijf, zes jaar en ook daar is geen reserve.

Daarbij kwam het verbod op de opiumproductie, waardoor nog een groep van de agrarische bevolking zonder inkomen viel. En de Taliban hadden daar weinig oog voor. Die waren er trots op dat het verbod zo goed liep.

Er werd ook gedacht dat de oorlog in de zomer weer zou oppikken. Pakistan had er door de eenzijdig tegen de Taliban gerichte sancties immers belang bij om ervoor te zorgen dat de Taliban voldoende wapens, materiaal en mensen hadden. Dus was er kans dat we dit jaar veel meer impact van gevechten zouden zien en dat er meer fronten zouden zijn. Wat behoorlijk wat bijkomende vluchtelingen teweeg kon brengen. Dat is niet uitgekomen, maar het kan nog altijd.

Het antwoord van de buitenwereld kwam pas toen zo’n honderd mensen in Herat overleden. Ze zaten in kampen die nog niet goed ingericht waren, en er passeerde onverwacht een koudefront, twee nachten met abnormaal lage temperaturen. Dat gaf weer zo’n typische reactie, er werd alleen maar snel gehandeld en niet op middellange termijn gedacht. Maar zo kwam er wel weer wat aandacht voor Afghanistan en voor de ‘interne’ vluchtelingen in het land. En een positieve reactie van de donorlanden. Al reageerde niemand op het verbod op opiumteelt.

Werd het niet geloofd?

De Mul: Nu wel, maar in het begin niet. Het paste niet in het plaatje. Er werd gezegd: dat doen ze om de prijs hoog te houden, want ze zitten op een hele berg opium, het is gewoon een tijdelijke maatregel. Dat verhaal ging mee tot april, mei, toen enkele donorlanden mensen naar het land stuurden en moesten toegeven dat het inderdaad waar was. De Taliban hadden effectief een verbod op opiumteelt ingevoerd, en het werkte. Die reactie komt dus wel, alleen is het heel jammer dat ze zo laat komt.

Het verbod heeft immers gevolgen voor de boeren en dagloners die hun broodwinning kwijt zijn. Daarnaast heeft het, nog belangrijker, ook een psychologisch effect. Het versterkt immers de overtuiging van de Taliban dat ze geen goed kunnen doen, wat ze ook ondernemen. Daardoor kunnen de krachten in de Taliban die toch al niet hoog opliepen met het Westen, weer zeggen: zie je nu wel! Dat heeft tot gevolg dat die groep sterker is geworden binnen de Talibanbeweging. En dat er dingen uitgevoerd werden die de fanatiekere groep eerder uitstelde onder druk van mensen die hen erop wezen dat die slecht zouden overkomen op de buitenwereld. Zoals de vernieling van die boeddhabeelden. Volgens mij spelen die fanatiekere figuren steeds meer de hoofdrol. Met als gevolg dat oorlogsacties veel ruwer en primitiever worden, met meer schendingen van mensenrechten. Met situaties ook waarin de burgerbevolking het slachtoffer wordt en gestraft wordt voor het feit dat ze een tijdlang bij het andere kamp zat.

Pakistan steunt de Taliban en dat heeft een zekere logica. Ze hebben immers een moeilijke buur in het oosten waar ze al genoeg problemen mee hebben. Dus hebben ze in het westen graag een regime dat het hen niet moeilijk maakt. Ik denk dat ze daar wat ver in gegaan zijn, en een regime steunen waar nogal wat mee aan de hand is. Ze zeggen dat ze er niets aan kunnen doen, maar ik geloof niet dat dit helemaal klopt. Pakistan heeft best mogelijkheden om wat druk of invloed te laten gelden, maar doet dat gewoon niet. En dat kan op een gegeven moment ook in Pakistan zelf problemen opleveren. Rond Peshawar en Quetta wordt het fundamentalisme bijvoorbeeld al heel sterk. En wat doet de internationale gemeenschap daaraan?

Kunnen ze er iets aan doen?

De Mul: Ik denk dat de sleutel in Pakistan ligt. Zolang je daar geen effectieve druk uitoefent, gebeurt er helemaal niets. Alleen zijn ze nog niet zover. Er is de zogenaamde groep van zes plus twee – de zes buurlanden, de Verenigde Staten en Rusland -, maar dat is steriel, een soort competitie in liegen. Die groep heeft geen visie. Het enige lichtpunt is dat er nu een paar nieuwe leden in de VN-Veiligheidsraad zitten, Ierland en Noorwegen. Die zijn kritischere vragen over Afghanistan gaan stellen. Het is ook goed dat de tweede sanctieronde aan de periode van een jaar vasthangt. Dus, er is een tijdslimiet en er zijn nieuwelingen in de Veiligheidsraad die durven vragen wat die gedaan heeft behalve sancties opleggen? Zijn er geen slimmere manieren om het probleem aan te pakken?

Zolang er geen visie is en geen echte wil voor een politieke oplossing, zullen we bezig blijven. Met heel nare gevolgen voor de buurlanden. Iran zegt wel dat het alle Afghanen zal terugsturen, maar ze weten zelf ook dat dit niet realistisch is. Die blijven nog jaren met het probleem zitten. Pakistan doet nu opgewonden, en zegt dat zeker de laatste vluchtelingen moeten terugkeren. Dat zal ook wel gebeuren, alleen is de kans groot dat het een draaideur wordt. Dat er van de 60.000 mensen die ze naar huis sturen een paar weken later 40.000 terug in het land zijn. Net als Iran heeft Pakistan meer dan twee miljoen vluchtelingen.

Voor Pakistan is het een moeilijke situatie omdat dat land enerzijds beweert dat er in Afghanistan niets aan de hand is, dat alles er onder controle is, en er anderzijds tienduizenden Afghanen naar Pakistan komen. Dus klopt er iets niet. Iran speelt het spel intelligenter. Die maken er minder lawaai over. Ze accepteren waarschijnlijk dat ze nog wel een tijd met het probleem zullen zitten.

Als de Afghanen in hun land niet meer kunnen overleven, gaan ze de grens over. Als ook dat niet meer kan, waar moeten ze dan heen? Dus zullen er mensen weggestuurd blijven worden, die meteen weer terugkomen. En het gaat om een steeds groter wordend deel van de Afghaanse bevolking, dat in steeds grotere ellende terechtkomt.

De Taliban worden ook almaar erger. Zoals met het steeds striktere verbod voor vrouwen om te werken.

De Mul: Volgens mij is dat iets van mensen in een totaal kunstmatige wereld. De Taliban hebben voor zichzelf zo’n wereld gecreëerd, met de hulp van buitenaf. Het feit dat het Westen, de Veiligheidsraad en iedereen ervoor gekozen hebben om die groep totaal te isoleren, heeft niet geholpen. Het maakt het alleen maar erger. Ze leven in een wereld die heel klein en simpel wordt, en waar nauwelijks nog vergelijkingsmateriaal is. Voor wie het daar voor het zeggen heeft, wordt het steeds gemakkelijker om de zaak te manipuleren. De communicatie of informatie die het land binnenkomt, is minimaal. Alles is immers verboden: tv is er niet, kranten eigenlijk ook niet, alleen nog een beetje radio.

Daar zijn zij een soort heilsstaat aan het bouwen, waar ze zelf zo in gaan geloven dat ze alle kritiek, ook van moslimgeleerden onmiddellijk afwijzen. Zij weten immers hoe het moet, en zij zijn goed bezig. Hoe meer ze het gevoel hebben dat ze toch niet serieus genomen worden en hoe meer ze geïsoleerd raken, hoe sterker die overtuiging wordt.

Ze hebben twee manieren om de bevolking daar tot op zekere hoogte in mee te krijgen. Met veel propaganda: radio Sharia vertelt continu wat goed is en wat moet, en is een effectief middel. En daarnaast zijn ze een militaire organisatie die een behoorlijk effectieve controle op de mensen uitoefent. Dat mogen we niet onderschatten, er zijn weinig uitwegen voor de bevolking.

Voor vrouwen is het een echte hel. Het feit dat nu al meer dan een generatie vrouwen nauwelijks of geen onderwijs genoten heeft, versterkt dat alleen maar.

Bij de commandanten van de Noordelijke Alliantie hebben vrouwen het niet veel beter.

De Mul: Het lijkt wat beter, en het ís waarschijnlijk ook een beetje beter. Er gaan bijvoorbeeld meer meisjes naar school. Al is dat relatief, want de meisjes die les krijgen, wonen allemaal in Faisabad. En er is een ziekenhuis waar vrouwelijke dokters werken. Ik was altijd enthousiast als ik ervandaan kwam, want dan had ik gezichten van Afghaanse vrouwen gezien. Maar mijn collega zei: ‘Bah, allemaal showcases.’

En kijk naar wat er de afgelopen zeven maanden gebeurd is, kijk naar de Taliban en hun reactie. Natuurlijk, ze worden niet erkend. Al is dat nog niet zo erg. Het gaat erom dat de internationale gemeenschap nog steeds dat kleine clubje in Faisabad erkent. Dat steekt hen enorm: zij worden niet erkend ondanks het feit dat ze tachtig, negentig procent van het land, inclusief de hoofdstad, in handen hebben. Ze krijgen nooit eens te horen dat ze iets goed hebben gedaan, het is alleen maar negatief. Daardoor worden ook zij steeds negatiever. En dan komt een sanctieregime dat specifiek voor één groep is. Je hebt de indruk dat het eigenlijk zegt aan de andere groep, jij mag het wél. Wapens kopen, opium kweken… Psychologisch heel belangrijk – en totaal fout – was de ontvangst van Ahmad Sjah Massoed, militair hoofd van de Noordelijke Alliantie, in Europa. Als een soort held werd die binnengehaald. Massoed is eigenlijk een oorlogsmisdadiger, die zou in Den Haag moeten zitten. Welk signaal geven we de Taliban dan?

Het is niet dat we moeten goedpraten wat de Taliban doen, want daar is een heleboel fout mee. Maar de manier waarop wij daarmee in het Westen – ook in de VN – omgegaan zijn, was niet echt heel intelligent. En dan is er nog de zaak-Osama Bin Laden. Het is begrijpelijk dat de Amerikanen hem willen, maar om je politiek tegenover een hele beweging door dat ene punt te laten bepalen, is een beetje dun.

Nu is Bin Laden hecht geïntegreerd in Kandahar, de belangrijkste stad in het zuiden.

De Mul: Ja, ze hebben ze allemaal in een grote doos gezet met het deksel erop. Zo hebben ze van Afghanistan een plaats gemaakt waarvan fanatieke jonge moslims, bijvoorbeeld uit Algerije, denken dat daar de strijd voor de radicale islam gestreden wordt. De invloed van die groep wordt groter. Er lijken steeds meer van die jongeren te komen, vaak samen met veel geld. Dat wordt voor drie dingen gebruikt: de oorlog, de bouw van moskeeën, wegen en communicatie. Dat is logisch, want wegen en telefoons zijn goed voor legers. En ook voor de enige economische activiteit die er eigenlijk nog is: de doorvoer van smokkelwaar. Honderden vrachtwagens per dag.

De opiumteelt is heel effectief gestopt door hem in een religieuze wet op te nemen. Maar er is nog veel heroïne in Afghanistan, in handen van handelaars. De smokkel gaat via Iran, en ook via Faisabad en Tadzjikistan. Het is mogelijk dat de handel zo in het noorden in de handen van de krijgsheren komt, en dat die zo heel rijk zullen worden. Volgens sommigen is dat nu al aan het gebeuren.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content