In Brazilië zijn de voorbije jaren enorme gevangenisbendes opgekomen, die niet alleen binnen de muren heersen, maar ook buiten in de sloppen. Antwerpenaar Filip Cromheecke, aalmoezenier in Salvador, werd onlangs bedreigd en moest onderduiken. Nu keert hij terug. Eerste aflevering van een driedelige reportage over Braziliaanse gevangenisbendes: de aalmoezenier onder vuur.
Alleen de kleurige was past niet in het grauwe plaatje. Het is donderdag en de lakens hangen overal aan stokken en draden te drogen. Morgen, vrijdag, is immers de dag van het intiem bezoek. Gewoon in de cellen. ‘En die cellen zijn nu al hopeloos overbevolkt’, zucht aalmoezenier Filip Cromheecke. We staan in de beruchte gevangenis Lemos Brito, die eruitziet als een arena. Een colosseum van beton. Paviljoen 4 telt drie galerijen met cellen boven elkaar, rond een cirkelvormig plein met wat duiven en kippen. Binnen doen de gevangenen wat ze willen. De vuile, verkrotte cellen staan de hele dag open. Alleen de buitenmuren worden streng bewaakt door cipiers en militaire politie. De toegang is een betonnen koker die zo smal is als een loopgraaf naar het front.
Ik loop gespannen tussen de honderden gevangenen op de galerij, en ook Filip is er niet helemaal gerust op. Er wordt geroepen en getierd. Het is de eerste keer dat de aalmoezenier hier terugkomt nadat hij met de dood bedreigd werd en moest onderduiken. Daarna is Operatie Big Bang gevolgd, mee als gevolg van zijn aanklacht. ‘Er zijn mensen die al sterven van angst als ik ze een bezoek aan de gevangenis voorstel’, zegt Filip met een nerveus lachje. ‘Zij denken dan aan de gijzelingen en muiterijen die er geweest zijn. Maar de meeste gevangenen zijn zelf slachtoffers. De gevangenis komt aan het eind van de ketting van ellende en is de vuilnisbak van de samenleving.’
Het is er een kabaal van jewelste. Een gevangene heeft een barbearia en zit baarden en kapsels te knippen. Een tweede haalt met oude verfblikken water van een waterslang op het binnenplein en runt een kleine wasserij. Een derde toont mij zijn ‘fornuis’: een steen met springveren op en twee ingeslepen draden, die heimelijk op een elektriciteitsleiding worden aangesloten. Het is een dorp op zich. Er wordt gekookt, gewerkt, gesport, gevreeën – en helaas ook gemoord op bevel van de bendeleiders, die soms over de gevangenen heersen als over slaven. Er zijn hier zelfs ‘mensen zonder papieren’. Vorige week bleek dat er 300 gevangenen niet eens geregistreerd staan. Sommigen zitten nog vast terwijl hun straf er al lang op zit. Veel dossiers zijn gewoon zoek.
‘ Padre Filip! Padre Filip!’ schreeuwt een zwarte, zwaargebouwde gevangene met tatoeages.
We draaien ons zenuwachtig om. De man geeft de aalmoezenier een zelfgemaakte papieren lampion en enkele morsige documenten. Hij zit op cel B17 en zegt dat er een naamsverwarring is en dat hij al vrij had moeten zijn. ‘Ik zal er mij mee bezighouden’, zegt Filip met zijn zachte en innemende stem. ‘Daar kun je op rekenen.’
DE BENDE VAN PERNA
De Braziliaanse steden worden al jaren geteisterd door een golf van misdaad. Met 50.000 moorden per jaar en 420.000 gevangenen zit het land in de absolute kopgroep van de wereld. In de overbevolkte gevangenissen zijn de voorbije jaren gigantische, goed georganiseerde bendes gevormd, zoals vooral de misdaadgroepen Primeiro Comando da Capital in São Paulo en Comando Vermelho in Rio de Janeiro. De opgesloten leiders hebben hun basis in de gevangenissen én in de favela’s of sloppenwijken. Maar het gaat hen natuurlijk vooral om de drugsmarkt en veel geld. Als de overheid het hen lastig maakt, organiseren ze zelfs moordende opstanden en regelrechte stadsoorlogen.
Die furie van geweld heeft Filip ook in Salvador zien aanlanden, Braziliës derde stad met 2,6 miljoen inwoners. Vooral sinds 2006 is het aantal moorden tot recordhoogte gestegen – nu al zes per dag. Steeds meer burgers trekken zich terug in hermetisch afgesloten wijken of condominiums. Zoals ook socioloog Milton Julio, een vriend van Filip, die nu net in zo’n condominium is ingetrokken. Vandaag nog zag hij boven zijn hoofd een helikopter met militairen naar de naburige favela vliegen. Volgens hem zijn er drie evoluties samengekomen: ‘Er zijn de slechte gevangenissen waarin gedetineerden zich nu dankzij de gsm kunnen organiseren. Er is de import van cocaïne en crack uit Colombia. En er is de middenklasse die zich verschanst en met eigen milities soms terugslaat. Dat alles samen geeft die explosie van moorden.’
De voornaamste leider in de gevangenis en de absolute heerser over de drugsmarkt van Salvador was Genilson Lins da Silva, alias Perna. Perna zat in Paviljoen 4 een straf van 28 jaar uit voor overvallen en moord. Zijn rivaal Piti zat een blok verder en leidde een bende die zich de Commissie van de Vrede noemde. Maar Piti werd vorig jaar na een ontsnapping doodgeschoten. Het is vooral over de terreur van Perna dat Filip steeds meer wanhopige klachten kreeg. ‘Perna gaf zijn slaven gewoon bevel om ettelijke gevangenen te vermoorden. Anderen klaagden dat ze misbruikt en mishandeld werden. Perna zelf kreeg voorrechten van directie en cipiers, mocht zelfs de gevangenis uit en werd buiten rondgereden om zijn drugsdeals af te sluiten.’
Om nog meer slachtoffers te voorkomen, diende Filip, als voorzitter van de gevangenisraad, een lange aanklacht in bij het gerecht: ‘ Verslag van een bezoek aan het Complexo Penitenciário‘. Hij had het tot in de details over het drugskartel van Perna, zijn moordbrigade, de corruptie van cipiers en magistraten, en ook toen al over dreigingen aan zijn adres. Het ongeluk wilde dat zijn klacht in het dossier van Perna terechtkwam en al snel uitlekte. Gevangenen en cipiers bleken zelfs kopieën te hebben. Daarop kreeg Filip de ene dreigtelefoon na de andere. Een omgekochte handelaar diende een klacht in tegen hem. Er werd ingebroken in zijn huis zonder iets noemenswaardigs te stelen, en nog andere nare incidenten deden zich voor.
Het gerecht tapte zijn telefoon af en bezorgde hem een lijfwacht, die wekenlang niet van zijn zij week. Zelfs niet in de mis. Uiteindelijk werd Filip gevraagd een tijd onder te duiken, want er werd een grote slag voorbereid. Hij vertrok in mei terug naar Antwerpen.
Tijdens zijn afwezigheid werd in juni Operatie Big Bang uitgevoerd. Met 500 agenten werd een zuiveringsactie gehouden in de gevangenis. In de cel van Perna zouden twee pistolen, zes gsm’s, ruim honderdduizend euro, een plasma-tv en een gymtoestel zijn aangetroffen. En naar verluidt ook een ‘hit list’ met namen van gevi-seerde personen. Perna werd overgeplaatst naar een federale gevangenis in het verre zuiden. Zes cipiers werden ontslagen. De gevangenisdirecteur werd vervangen.
Meteen na de actie begon in Salvador een bloederige territoriumstrijd tussen de bende van Perna en de Commissie van de Vrede. Een reeks chacinas of ‘kettingmoorden’ waarbij al talrijke doden en gewonden vielen. Vooral in de favela’s brak de hel weer los.
STRIJD EN INKEER
Het is een bewogen terugkeer. Toen we in Salvador aankwamen, stond er tot Filips verrassing een groot ontvangstcomité in de luchthaven. Zijn vriend Gabriël, priester van de oude slavenkerk Nossa Senhora do Rosário dos Pretos, had zelfs een spandoek gemaakt met de tekst: ‘ Hoe goed, amigo, om u terug te zien!’ Salvador, de hoofdstad van de noordelijke deelstaat Bahia, is uniek gelegen op een smal schiereiland, dat de Allerheiligenbaai afsluit van de Atlantische Oceaan. Het was voor de Portugese kolonialen hét centrum van de slavenhandel voor de suikerrietplantages. Gabriëls grootmoeder was nog dochter van een slavin, zo recent is dat verleden nog. Het gevolg is dat de meeste inwoners van Salvador zwarten zijn. En die worden niet zelden gediscrimineerd, nog altijd.
In 1991 kwam Filip naar Salvador, geïnspireerd door de beweging van Taizé (‘strijd en inkeer’), om met straatkinderen te werken in een krottenwijk in de periferie. In diezelfde buurt bleek het enorme Complexo Penitenciário te staan. Toen hij een kijkje in de gevangenis nam, zag hij niet alleen de humanitaire problemen, maar ook dat er bijna niemand iets aan deed. Gevangenen lagen noch electoraal, noch caritatief goed in de markt. Met vallen en opstaan bouwde Filip er de Pastoral Carcerária uit, een dienst met nu zeventig medewerkers. Inmiddels werd hij al coördinator voor alle gevangenissen van Bahia. Hij is ook drijvende kracht van de gevangenisraad én de raad voor mensenrechten. Want de schendingen van de mensenrechten – martelingen door cipiers en agenten zijn nog altijd een plaag – waren van het begin af aan een prioriteit voor hem.
Met zijn team houdt hij zich verder vooral bezig met gevangenisbezoek, sociale en juridische hulp, resocialisatie en beroepsopleiding. In het goed beveiligde kinderhuis Nova Semente, naast de muren van Lemos Brito, zitten een veertigtal kinderen van gedetineerden op internaat, onder wie zijn petekind Camille. Een ander programma waarin hij enorm veel energie gestoken heeft, als reactie op de privatiseringsplannen, is het project om zelf een gevangenis te besturen volgens een veel menselijker systeem ( APAC), dat elders al met succes is uitgetest. Het komt erop neer dat er geen cipiers zijn en dat het leven er door de gevangenen georganiseerd wordt, zij het volgens strikte regels. Maar ondanks eerdere toezeggingen kreeg Filip uiteindelijk geen fiat van de regering, een bittere pil.
Een van zijn dierbaarste projecten was het doorgangshuis Maximiliaan Kolbe voor ex-gevangenen, dat jarenlang goed draaide. Maar dat moest hij in 2004 abrupt stopzetten. Luciano, een van de logés, werd er in de keuken met een machete afgemaakt door enkele indringers, en dat voor de ogen van de medewerkers. Filip had hem een dag eerder bij de politie begeleid om klacht in te dienen tegen agenten die hem mishandeld hadden – blijkbaar een reden om een doodseskader op hem af te sturen. ‘Waarom laat God dat toe?’ vroeg Filip zich toen in een vertwijfeld moment af. Hij heeft veel moorden meegemaakt, maar Luciano was een keerpunt voor zijn team.
Een ander scharniermoment was toen ze op een dag op straat twee gewapende jongens kruisten die een man onder schot hielden en meesleurden. ‘Jullie hebben niets gezien!’ dreigden ze. Daarna kwam een politiewagen aangeraasd: ‘Hebben jullie iets gezien?’ Nee, niemand had iets gezien. Later werd de man dood teruggevonden.
Het zijn ervaringen die misschien meegespeeld hebben waarom aalmoezenier Filip Cromheecke nu wel een lange aanklacht met naam en toenaam indiende. Waarna hij dus drie maanden moest onderduiken in België.
Na zijn terugkeer blijkt zijn oude huis op het prachtig vervallen Saúdeplein – niet ver van de gerenoveerde slavenmarkt Pelou-rinho met zijn suikerboonkleuren – gelukkig nog ongeschonden te zijn. De voordeur is met een traliehek gebarricadeerd en de bovenste verdieping is met schrikdraad afgeschermd. Beneden zit een restaurant dat oorspronkelijk door ex-gevangenen werd gedreven, bij wijze van reïntegratie. Tot Filip een van hen moest ontslaan. De man blijkt nu met een wraakcommando teruggekomen te zijn, heeft de keuken kort en klein geslagen en de kok met spiritus overgoten om hem in brand te steken. Filip reageert aangeslagen op het nieuws: ‘Het is een jungle waarin de wet van de sterkste geldt. Maar ik blijf erin geloven.’
ORDE EN TUCHT
Radio Excelsior meldt weer drie doden in een wijk waar de bendeleden vannacht jacht maakten op een politie-informant. ‘Een informant, dat ben ik eigenlijk ook’, zucht Filip wrang. We rijden naar Saramandaia, waar de buurtraad samenkomt. Filip woonde en werkte daar zeven jaar. De favela ontstond dertig jaar geleden toen immigranten uit de sertão, het droge binnenland, achter het busstation strandden en krotjes bouwden op de heuvel. De naam Saramandaia was de titel van een populaire novela op tv. De armenwijk zit verstopt achter een muur (de muur van de schaamte volgens Filip) en wordt door een loopbrug over de snelweg verbonden met het rijke shopping center Iguatemi. Symbolisch voor Brazilië, dat wereldkampioen is in sociale ongelijkheid.
Nu blijkt er een mobiele politiecontainer onderaan de heuvel te staan, met enkele agenten die de wijk nooit binnentrekken – tenzij in het kader van een grote razzia. Veel krotten van Saramandaia zijn gaandeweg omgebouwd tot stenen huisjes, baksteen per baksteen. Maar als je in de wirwar van stegen en trappen verder naar boven trekt, stoot je nog op stulpen van leem en golfplaten. Het is volop regenseizoen, en dat zorgt voor grote plassen en slijkpoelen. In het midden van de levendige wijk is er een moestuin met alleen maar bedjes vol muntkruid, wat de hele favela een welriekende geur geeft. En overal spelen kinderen – krankzinnig veel kinderen.
In het buurtlokaal zijn een tiental mensen opgedaagd en verloopt de vergadering erg geanimeerd. Ja, er is nog veel geweld, maar de mensen zijn banger van de politie dan van de bendes. Op dit moment hebben de twee drugsbendes – de chefs lopen gewoon gewapend rond op klaarlichte dag – elk hun eigen territorium in Saramandaia, en daarin zorgen ze voor orde en tucht. Zij verbieden het om nog te roven en te moorden op hun terrein. Daarom hoeven de mensen nu ook geen ‘beschermgeld’ meer aan een militie te betalen zoals vorig jaar. Het gaat dus de goede kant uit, zeggen ze…
De wet der stilte, in ruil voor bescherming, zo had Filip mij het eerder uitgelegd. Arme gemeenschappen zitten in de klem tussen de bendes die de lakens uitdelen en de politie die voor repressie en discriminatie staat.
Dona Lourdes, een ronde oma met bril en knot, heeft een schoonzoon aan het geweld verloren en voedt nu zijn kinderen op. ‘De oorzaak? Werkloosheid, armoede, honger. De ontwrichting in de gezinnen. En vooral: geen of slecht onderwijs.’
‘De drugs zijn de oorzaak’, meent haar zoon Carlos, die hier de jongens in een voetbalploegje probeert bezig te houden. Hij vertelt hoe onlangs zijn veertienjarig neefje met achttien kogels afgemaakt werd omdat hij een drugsschuld niet had afbetaald. Zijn moeder heeft haar huis moeten verkopen. Orde en tucht, ja.
Toen Filip er woonde, was Saramandaia een van de gevaarlijkste plekken van Salvador, waar elke week wel een dode viel. In de ergste periode werd de heuveltop bezet door de militaire politie – ’toen leek het echt een burgeroorlog’. Filip zal nooit vergeten hoe hij ooit de ex-gevangene Genivaldo moest helpen, en hoe hij daarvoor zelf nog door de militaire politie werd geviseerd. Genivaldo was in het hoofd geschoten, maar de kogel was in het neusbeen blijven steken. Filip voerde hem naar de spoeddienst. ‘Het ziekenhuis leek die nacht een slachthuis. Het was daar één lange file van bloedende mensen met schotwonden en messteken.’
Belangrijk vindt hij dat er in Saramandaia tegelijk ook scholen, kerken, parochies en verenigingen hard werken om het leven te verbeteren. Dat vindt ook de buurtraad, die Filip dankbaar is voor zijn jarenlange inzet.
Maar Dona Lourdes blijft somber. ‘Een jongen in de gevangenis kost de staat veel meer dan een jongen op school. Gaan ze dat dan nooit snappen?’
VADERDAG IN DE CEL
Vandaag houden Filip en zijn team een bezinningsdag in de gevangenis van Salvador. In feite is het een complex van vijf gevangenissen, die zo’n 4000 mensen tellen – vooral zwarten tussen 18 en 25 jaar. De overbevolking is gemiddeld dertig procent, maar in het arresthuis loopt het soms op tot honderd procent. En in de politiecellen is het nog een veelvoud daarvan. Reden waarom er vorig jaar nog een reeks van opstanden was, waarbij Filip soms als bemiddelaar moest opdraven. Enkele weken geleden was de laatste rebellie in de privégevangenis Juazeiro; in de kranten stonden daarna foto’s van de massa gevangenen die urenlang als bijeengedreven vee bloot op de grond moesten zitten.
De overbevolking is hier nu zo erg dat er al sinds carnaval een rij containers werd bijgeschoven. Hete barakken boordevol mensen achter tralies. ‘Totaal mensonwaardig’ zegt ons Marcos, die veertig jaar heeft gekregen voor roofmoord.
In Paviljoen 2 dagen er een dertigtal gevangenen op voor de bezinning. Buiten op de galerij staan nog anderen door de open ramen naar binnen te kijken. Alle muren zijn met graffiti opgefleurd. Op de binnenplaats beneden liggen gevangenen te zonnen op het canvas van een boksring. Hoog in de lucht kijken zwarte gieren klapwiekend toe.
De aalmoezenier geeft een inleiding in vloeiend Portugees. Het publiek van kidnappers, dieven en moordenaars hangt aan zijn lippen. Filip begint met een oefening om weer vertrouwen in mensen te krijgen: elke gevangene moet zijn hand op de schouder van een andere gevangene leggen, zijn ogen sluiten, en zich zo blindelings laten rondleiden.
Als de koppels gevormd zijn, schiet er nog één boomlange gevangene over. Hij kijkt naar mij en legt dan zijn grote hand op mijn schouder. We strompelen rond.
Na de oefening vraagt Filip naar hun indrukken. De reus steekt zijn hand op: ‘Ik voelde een groot vertrouwen in mijn begeleider.’
Buiten stijgt een gebrul op alsof mensen aan het vechten zijn gegaan.
‘Padre Filip! Padre Filip’ roept een man, die op de benedenplaats bovenop een betonnen tafel springt. Het is André, de leider van Paviljoen 2. Hij draagt een opvallend puntbaardje. ‘Padre Filip, volgend weekend is het vaderdag. Dan hebben we normaal recht op de ingresso: vrouwen en kinderen mogen hier het hele weekend blijven. Nu is dat afgeschaft. Kunt u bemiddelen bij de directie?’
We lopen naar de nieuwe directeur Isidoro Rodriguez. Hij ontvangt de aalmoezenier hartelijk. Zij praten over corrupte magistraten en de ‘verkoop’ van vonnissen. Filip vraagt of zijn naam op de ‘hit list’ van Perna stond. Isidoro zegt dat alleen de Veiligheidsdienst dat weet. Hij neemt enkele snoepjes uit de bokaal op zijn bureau en strooit ze uit. ‘Vroeger gaven we hen nog gunsten,’ zegt hij. Dan gooit hij de snoepjes terug in de pot: ‘Maar nu is het gedaan met geven en nemen! Geen ingresso meer! Sorry, padre.’
Onder een mangoboom zegt Filip mij dat het gevangenissysteem volgens hem volkomen mislukt is. ‘De gevangenis is een faculteit van de misdaad. Een kippendief zit hier samen met een bendeleider. Wel 75 procent hervalt. De autoriteiten hebben hier zelf de bendes nodig. Zij rekenen in feite op hen om voor de interne repressie te zorgen. De zwaksten betalen het gelag. Laat dat ook voor de overbevolkte gevangenissen in België een waarschuwing zijn.’
PARALLELLE STAAT
Vanaf de bovenste verdieping van het congrescentrum zie je de zon ondergaan boven de 365 kerktorens van Salvador en de duizend cultusplaatsen van de candomblé, de vroeger verboden afroritus van de slaven. Binnen in de zaal is er een seminarie bezig over de ‘openbare veiligheid’. De zaal zit afgeladen vol. Bijna iedereen die bij het onderwerp betrokken is, is aanwezig, tot de ministers toe.
Het gaat er soms zeer hevig en emotioneel toe. Een indiaan in vol ornaat scheldt de bevoegde staatssecretaris de huid vol, recht in zijn gezicht. Ook woordvoerders van mishandelde vrouwen, families van vermoorde mensen en de onderdrukte zwarte bevolking, klagen het geweld aan, vooral dan van politie en doodseskaders. Zelfs Angela Davis, de bekende Amerikaanse activiste (Black Panther), komt vurig betogen dat het gevangenissysteem een instrument van repressie en controle is tegen de zwarten en de armen…
Zoveel vragen rijzen op. Vanwaar komt die vloedgolf van geweld? Ligt de schuld bij de overheid of bij de bevolking zelf? Is er een verband met de neoliberale koers en de globalisering sinds de jaren negentig? Met de economische opmars en de schreeuwende ongelijkheid? Zijn gevangenissen het gevolg of het begin van de problemen? Hoe kan het toch dat moorden bijna een gewone manier van leven en overleven wordt?
De socioloog Milton Julio, de vriend van Filip, heeft net een studie afgewerkt over de machtige misdaadgroep Primeiro Comando da Capital (PCC). ‘Het is een parallelle staat’, zegt hij. ‘Precies omdat de gewone staat een vacuüm gelaten heeft in de favela’s en gevangenissen. De georganiseerde misdaad is hier ontstaan in de cellen. Maar het eerste probleem is niet dat de misdaad georganiseerd is, maar dat de staat niét georganiseerd is.’ En hij voegt er nog aan toe: ‘Ga eens naar de PCC in São Paulo. De Partij van de Misdaad. Dan zul je zien dat de bende van Perna nog maar klein grut is!’
Op het einde van het seminarie ziet rechter Andremara dos Santos, voorzitter van de strafuitvoeringsrechtbank, ineens Filip in de zaal zitten. ‘Helaas kon u door omstandigheden niet aanwezig zijn toen ik de gevangenissen inspecteerde’, roept zij in de microfoon. ‘Maar het is belangrijk dat u terug bent en uw taak weer opneemt! Padre Filip, kom naar het podium en voer het woord!’
Applaus van de hele zaal.
DOOR CHRIS DE STOOP