Machiavelli en Titus Livius, een onafscheidelijke tweeling als misbegrepen republikeinen.

Hoe boeken tot stand komen. Als niet de vader van Niccolò Machiavelli bij een van die Florentijnse oproeren de verkeerde kant uit gevlucht was, dan had hij zijn zoon misschien naar goede scholen kunnen sturen. Daar had die niet alleen Latijn maar ook Grieks kunnen leren, en de krullige poëtica van beschaafd Italiaans, in plaats van thuis met Titus Livius zijn tijd te verdoen omdat zijn vader daar toevallig een kopie van had liggen. Zijn zin voor geschiedenis was exacter geweest, zijn filosofie was nooit geboren, en de architect van het moderne Italiaanse proza zou krullig – en wollig – geschreven hebben zoals de mode toen vroeg.

Maar hij is dus niet naar een goede school gegaan.

En hij hééft Livius gelezen zoals wij Karl May en Arendsoog.

Zodoende hebben wij de “Discorsi sopra la prima deca di Tito Livio” wat als zijn hoofdwerk beschouwd wordt – en niet de brochure “Il Principe”, “De heerser”, die hem berucht heeft gemaakt. En nu hebben wij de “Discorsi, Gedachten over Staat en politiek” ook in een Nederlandse vertaling (van Paul van Heck), voor het eerst sinds de Gouden eeuw (en voor het eerst rechtstreeks uit dat Italiaans van hem).

DE STICHTING VAN DE STAD

Machiavelli leefde van 1469 tot 1527, een tijd waarin de antieke wereld pas herontdekt en allesoverheersend in de mode was. Firenze en de andere Italiaanse stadstaten waren politiek diep verloederd en machteloos, de avant-garde van de politieke discussie betrof de voor- en nadelen van een republiek in vergelijking met de dictatuur van prinsen of pausenzonen. Machiavelli, die Secretary of State van de Florentijnse republiek geweest was op haar toppunt, alvorens samen met de republiek in ongenade te vallen, schreef precies daarover – en eigenlijk over niets anders. En daar, in de heersende latinistische mode, kwam hij weer bij Titus Livius terecht.

Livius was een Romein van de jaren 59 vóór tot 17 na Christus die goed bevriend was met keizer Augustus, maar er toch republikeinse sympathieën op na hield. Hij schreef een ongelooflijke bestseller, de geschiedenis van Rome “Ab Urbe Condita” – “vanaf de stichting van de stad” – in 142 boeken. Die boeken waren opgedeeld in “decaden”, in bussels van tien, en gingen in hun oorspronkelijke versie grotendeels verloren. Wij hebben nu wat meer boeken van Livius dan Machiavelli in zijn tijd, maar niet véél meer. We hebben de boeken 1 tot 10, en dan 21 tot 45, dat is nog steeds goed voor drieduizend bladzijden.

De eerste decade, de eerste tien boeken, behandelt het mythische ontstaan van Rome, het ontstaan en de bloei van de republiek. Pas is het, omdat in dit fin de siècle puzzelstukjes op hun plaats beginnen te vallen, integraal in het Nederlands vertaald (door F.H. van Katwijk-Knapp) als “Zonen van Mars”, en de decade 21 tot 30, die grotendeels de oorlogen tegen Carthago behandelt, (door Hedwig W.A. van Rooijen-Dijkman) als “Hannibal voor de poorten”. Dat zijn twee prachtige boekdelen, en wat men ook vindt van Livius en van zijn opvattingen over historische waarheid, het zijn grotendeels de ongelooflijke geschiedenissen daarin verteld die ons literaire beeld van de Romeinse geschiedenis hebben bepaald. En zeker dat van Machiavelli.

Het is trouwens niet omdat de “Discorsi” zogenaamd alleen over de eerste decade gaan, dat het lezen van dat eerste deel volstaat. Machiavelli gebruikte wel die eerste tien boeken als zijn discussiebasis, maar hij veronderstelde dat zijn lezers het héle boek hadden gelezen, en hij springt vrolijk over en weer van Numa Pompilius naar Hannibal en Scipio Africanus.

HIJ WAS ERBIJ GEWEEST

Vrolijk is wellicht het woord niet: hoe de bittere ex-staatssecretaris Machiavelli de geschiedenis van Livius opneemt – en ze ongetwijfeld ongeveer letterlijk gelooft – maar ze dan niet nodig heeft voor de wetenschap, maar als paradigma om er een eigen denkwijze op te ontwikkelen. Toen hij “De heerser” schreef, moet hij nog gedacht hebben dat hij een tiran politiek kon opvoeden; in de tijd van de “Discorsi” was dat voorbij. Dat boek is dan ook weerbarstiger dan het eerste (politici en presidenten lezen, dat weten alle “raadgevers”, niets anders dan in grote letter gedrukte resumés die niet ingewikkelder mogen zijn dan Buck Danny), en een stuk volumineuzer. Het is intellectueel ook veel aangenamer om lezen.

Niccolò Machiavelli staat illusieloos aan een fris begin van een politieke gedachte die lijnrecht naar de allermodernste tijden gaat. Hij kende de Goelag en Treblinka niet, maar wel zijn heersers en generaals, zijn huurlingenlegers en wat die aanrichtten: hij was erbij geweest. “De heerser” en de “Discorsi” hebben we dus. Nu de rest nog.

Livius, “Zonen van Mars, De geschiedenis van Rome I – X”, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 834 blz., 2700 fr.

“Hannibal voor de poorten, De geschiedenis van Rome XXI-XXX”, idem, 754 blz., 2700 fr.

Niccolò Machiavelli, “Discorsi. Gedachten over staat en politiek”, Ambo, Amsterdam, 580 blz., 1980 fr.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content