Australië stuurt tweeduizend militairen en politiemensen naar de Salomonseilanden om daar orde en gezag te herstellen. Op verzoek van het land zelf. Maar de toelichting van premier John Howard was duidelijk: ‘De gevaren van drugssmokkel, witwaspraktijken en terroristische activiteiten moeten worden ingedamd.’

Australië, zo stelde Howard, duldt geen ‘schurkenstaten’ in zijn achtertuin. Die meervoudsvorm gebruikte Howard niet voor niets: de interventie op de Salomonseilanden zou weleens de eerste van vele in deze regio kunnen zijn.

Drugs, terrorisme en schurkenstaten zijn wel de laatste begrippen waarmee de Stille Zuidzee doorgaans wordt geassocieerd. Die naam roept nog altijd het beeld op van kleine paradijsjes met hagelwitte stranden en oogstrelende lagunes, van romantische eilanden vol vriendelijke bewoners. Paradijselijk ogen de meeste eilanden nog steeds en een vriendelijker volk dan dat van Vanuatu bestaat niet. Maar wat de doorsnee toerist niet meekrijgt, is dat de fraaie lagunes zijn leeggevist of platgebombardeerd. Dat de meeste eilandbewoners onder de armoedegrens leven. En dat de romantische levensstijl die kunstenaars – van Paul Gauguin tot Robert Louis Stevenson en van Marlon Brando tot Jacques Brel – naar dit werelddeel lokte nog slechts de schil is van wat alarmerend vaak een rotte vrucht is.

Op de Salomonseilanden is die schil er inmiddels afgevallen. In geen enkele eilandnatie is zo bloot komen te liggen waar het in dit werelddeel aan schort. In koloniale tijden stond ze bekend als ‘de Gelukkige Eilanden’, toen al een wat vreemde naam, gezien de oorlogszuchtige trekjes van de kannibalistische bewoners. Sinds de archipel in 1978 onafhankelijk werd, gaat die term al helemaal niet meer op. Etnische verschillen tussen de eilanden en toenemende bevolkingsdruk leidde eind vorige eeuw tot een burgeroorlog tussen tal van facties. Een vredesakkoord in 2000 bracht een einde aan de oorlog, maar niet aan de golf van corruptie en geweld. Politici plunderden de staatskas, politieagenten haalden banken, scholen en ziekenhuizen leeg, en zwaargewapende ex-rebellen maken op straat de dienst uit. Complete chaos dus. Premier Allan Kemakeza deed daarom wat zijn twee voorgangers ook al hadden gedaan: hij smeekte Australië om in te grijpen.

De twee eerdere verzoeken waren resoluut afgewezen. Sinds 1975 hield Australië namelijk angstvallig vast aan de doctrine dat het zich niet inlaat met de binnenlandse aangelegenheden van de Stille Zuidzeestaatjes. Maar de tijden zijn veranderd en zo ook de rol van Australië. Oost-Timor bewees dat Australië de rol van interventiemacht aankan. De aanslag op het Indonesische eiland Bali, waarbij vooral Au- stralische vakantiegangers om het leven kwamen, bewees dat het terreurgevaar al tot aan de achterdeur is genaderd. En de oorlog in Irak gaf aan wie de politiemannen zijn in de nieuwe wereldorde.

Na de succesvolle inname van Irak, nodigde de Amerikaanse president George W. Bush zijn trouwe bondgenoot en ‘deputy sheriff’ (Howards eigen woorden) uit voor een weekeindje op zijn Texaanse ranch. Weer terug in eigen land had Howard plots de mond vol over de verantwoordelijkheid die Australië draagt voor de regio. En ging hij akkoord met Kema-keza’s interventieverzoek. Het was een politieke aardschok voor Australië en de regio. In januari van dit jaar nog zei de Australische minister van Buitenlandse Zaken Alexander Downer: ‘Een interventie zou het toppunt van dwaasheid zijn. De andere eilandnaties zouden het niet goedkeuren en het zou een veel te kostbare operatie worden. En bovenal: het zou niet werken. Buitenlanders kunnen de diepgewortelde problemen van de Salomonseilanden niet oplossen.’

Howard vroeg en kreeg echter toestemming voor de interventie van de vijftien andere naties van de Stille Zuidzee. De operatie gaat inderdaad minstens een half miljard euro kosten, maar de Australiërs hopen op internationale bijdragen. De enige vraag die onbeantwoord blijft, is of de interventie het beoogde effect zal hebben.

EEN SIGNAAL

Voorlopig hoopt Australië dat het ingrijpen op de Salomonseilanden in elk geval een signaal uitzendt. Tal van andere eilandburen zijn namelijk rijp voor eenzelfde aanpak. Papoea-Nieuw-Guinea, door experts en diplomaten omschreven als ‘de grootste tijdbom in de regio’, staat daarbij bovenaan het lijstje. Als ex-kolonie ligt dit land de Australiërs na aan het hart. Dat blijkt onder andere uit de 7,5 miljard euro die Canberra sinds de onafhankelijkheid aan het land heeft geschonken. En het blijkt uit de jarenlange, wellicht fatale, aarzeling om er in te grijpen.

Papoea-Nieuw-Guinea is een van de armste, meest corrupte en meest criminele landen ter wereld. De acht jaar durende burgeroorlog die zich op het eiland Bougainville afspeelde, een etnisch conflict dat 20.000 levens heeft gekost, kreeg internationaal nauwelijks aandacht. Inmiddels is daar door tussenkomst van een ongewapende VN-macht een broos vredesakkoord bereikt. Bizar genoeg is Bougainville daardoor nu een van de veiligere plaatsen in Papoea-Nieuw-Guinea. De hoofdstad Port Moresby is na het Colombiaanse Bogotá de gevaarlijkste stad ter wereld. ’s Avonds durft niemand nog de straat op. In dit land wordt zelfs niet meer opgekeken als midden op de dag een moeder ten overstaan van haar kinderen op een kerkplein wordt verkracht.

Ministers en parlementariërs komen gewapend naar hun werk en trekken tijdens verkiezingen met privé-legertjes door het land. De politiemacht, cynisch genoeg een van de grootste ontvangers van Australische subsidies, is al even corrupt als de politiek en het ambtelijk apparaat. De enige economische sector die floreert, is de drugs- en wapenhandel.

Een andere wankelende eilandstaat is Fiji, ooit de welvarendste nieuwe natie in de Stille Zuidzee. Maar etnische problemen spelen de archipel op het kruispunt van Polynesië en Melanesië steeds weer parten. De grote Indische minderheid, ooit door de Britten daarheen gehaald om op de suikerplantages te werken, vormt de spil van de nationale economie. Het feit dat zij meer verdienen dan hun Melanesische landgenoten zet bij de laatsten veel kwaad bloed. Als de Fijiërs van Indiase afkomst dan ook nog eens politieke macht verwerven, is het telkens weer bonje.

In 1987 leidde dat tot een coup door het leger nadat de Indische NFP-partij de verkiezingen had gewonnen. Ruim een decennium later trad alsnog een Indisch-Melanesisch kabinet aan, maar ook dit hield niet lang stand. De operettecoup van George Speight in 2000, die het parlement wekenlang in gijzeling hield, kwam uiteindelijk tot een vreedzaam einde. Speight gaf zich over en zit à la Napoleon een levenslange gevangenisstraf uit op een afgelegen eiland. Maar de regering kon vertrekken en de raad van stamhoofden stelde eigenhandig een nieuwe regering aan.

Ondertussen lopen de regisseurs van de coup nog vrij rond en gaan er tal van geruchten dat er een nieuwe staatsgreep zit aan te komen. En zijn de toenemende criminaliteit en de corruptie onder het slecht opgeleide politiekorps tekenen aan de muur.

FAILLIETE STATEN

De cruciale factor voor de instabiliteit van deze landen is de economie. Onafhankelijkheid is Fiji, Papoea-Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden slecht bekomen. En dat geldt voor alle eilandstaatjes van de Stille Zuidzee. Samoa, Tuvalu, Vanuatu en Kiribati zijn volgens VN-maatstaven failliete staten. De Cook-eilanden, Niue en Tokelau zijn volledig afhankelijk van Nieuw-Zeeland.

Gezien het formaat van de meeste eilandstaatjes mag dit nauwelijks verbazing wekken. Toerisme, suiker, hout, kopra en vis zijn de voornaamste bronnen van inkomsten. Daarnaast zijn er nog de ‘paaidollars’ uit het Verre Oosten. Zo trachten China en Taiwan elkaar al jaren de loef af te steken door met miljoenensubsidies de ministaatjes te paaien en hun VN-stemmen te kopen. Ook uit Japan stromen om politieke redenen ontwikkelingsdollars binnen: Tokio zoekt steun voor de walvisjacht en voor nucleaire zeetransporten.

Maar het is allemaal niet genoeg om de economie op eigen kracht draaiende te houden. Zonder steun van Amerika, Australië, Frankrijk en Nieuw-Zeeland zouden de meeste staatjes al lang volledig bankroet zijn geweest.

De afgelopen dertig jaar is maar liefst 60 miljard euro aan ontwikkelingsgeld in de eilanden van de Stille Zuidzee gestoken. Gerekend in bijdrage per hoofd van de bevolking is het veruit de zwaarst gesubsidieerde regio ter wereld.

De Amerikanen beperken zich daarbij tot de Micronesische staatjes en territoria. Onlangs nog werd met deze staatjes een visrechtencontract getekend ter waarde van 210 miljoen dollar. In werkelijkheid koopt Washington zo het militaire alleenrecht over dit enorme zeegebied af. Frankrijk is op zijn beurt jaarlijks honderden miljoenen euro’s kwijt aan de Polynesische koloniën. Met met name aan het uit Parijs importeren van ambtenaren, want de Polynesiërs en Kanaken hebben nog minder te vertellen dan de bewoners van het marginaal autonome Micronesië.

Het financieel boven water houden van de onafhankelijke eilandnaties komt vooral neer op de schouders van Australië, Nieuw-Zeeland en in mindere mate de EU. Maar het is geld storten in een bodemloze put. ‘Al onze ideeën hebben gefaald. Vertel ons daarom wat we moeten doen’, vroeg de regionale Wereldbankdirecteur onlangs wanhopig aan Stille Zuidzeeleiders.

Die vraag is vaker opgeworpen. Het antwoord is even simpel als onhaalbaar: voeg alle eilandstaatjes bijeen tot één grote federatie. Driekwart van alle overheidskosten vallen dan weg en aan al het interne politieke gekonkel komt dan ook een einde.

Die oplossing was dertig jaar geleden al bedacht, maar de koloniale machten wilden daar toen niet aan. En dus kreeg een aantal eilanden en koloniën plotseling de onafhankelijkheid in de schoot geworpen. Maatschappijen die eeuwenlang feodaal waren geregeerd door stamhoofden, naties met kunstmatige grenzen en daardoor bol staand van de etnische spanningen, moesten zelf maar uitzoeken hoe zij aan het einde van de twintigste eeuw een democratische samenleving op poten zetten.

Het resultaat is corruptie, armoede en economische zwakte. Terwijl een land als Papoea-Nieuw-Guinea gezien zijn olie-, aardgas-, goud-, koper en hardhoutvoorraden een van de snelst groeiende economieën zou moeten zijn. En het nietige Nauru had vanwege zijn fosfaatvoorraden een bevolking van louter miljonairs moeten hebben. Gehaaide buitenlandse ‘adviseurs’ wisten de naïeve Polynesische regering echter binnen de kortste keren bankroet te krijgen.

HANDEL IN PASPOORTEN

De combinatie van onkundige bestuurders en economische zwakte heeft in een aantal landen tot verontrustende ontwikkelingen geleid. Zoals de lucratieve handel in paspoorten door Tonga. De koning en zijn drie kinderen verkochten voor grof geld Tongaanse paspoorten – onder meer aan de Filipijnse dictator Ferdinand Marcos en diens echtgenote Imelda – tot het handeltje zich tegen hen keerde. Met name Chinezen vestigden zich met drommen tegelijk in Tonga en openden daar hun eigen winkeltjes. De lokale Tongaanse middenstand pikte dit niet en na een oproep tot geweld werden tal van Chinese panden in de as gelegd en de eigenaren gemolesteerd. De koninklijke familie, die tot nu toe elke vorm van democratie de kop indrukt, werd bang voor Fiji-achtige toestanden en staakte de paspoorthandel.

Nauru stopte daar pas enkele maanden geleden mee. En deed dat pas nadat de Verenigde Staten dreigden met tal van sancties: sinds de aanslagen van 11 september zijn namelijk Nauruaanse identiteitsbewijzen aangetroffen bij opgepakte leden van Al-Qaeda. Ook het lucratieve offshore-bankieren van Nauru werd volgens de VS door terreurorganisaties gebruikt en moest zijn fictieve deuren sluiten. Waarmee Nauru nog slechts één inkomstenbron kent: de asielgevangenis die Australië op dit eiland heeft opgericht om bootvluchtelingen van Australisch grondgebied weg te houden.

Een ander voorbeeld van de wanhopige zoektocht naar inkomsten zijn de schepen onder Tongaanse en Tuvaluaanse vlag die in internationale wateren zijn onderschept omdat zij wapens en drugs vervoerden van terroristische organisaties.

Als premier John Howard verkondigt dat er nog geen bewijzen van terroristische activiteiten zijn gevonden in de Stille Zuidzee, dan spreekt hij dus maar gedeeltelijk de waarheid. Niet dat het veel uitmaakt. Voor de eilandnaties in de regio spelen de motieven achter de politieke koersverandering van Australië nauwelijks een rol, voor hun toekomst is vooral van belang wat het uiteindelijke resultaat zal zijn van de interventie op de Salomonseilanden.

De Australische defensieminister Robert Hill verwacht dat het geweld binnen een maand is beteugeld. ‘Het land weer op eigen poten krijgen, zal veel langer duren. Parlement, rechterlijke macht, politie, bankwezen: ongeveer elk denkbaar instituut moet van de grond af opnieuw worden opgebouwd.’

Het is, na de eerdergenoemde eilandenfederatie, de moeilijkste oplossing. Het lijkt tevens de enige oplossing. Wellicht pakt het alsnog uit als ‘het toppunt van dwaasheid’. Maar indien succesvol zal het nog lang model staan voor de rest van de Stille Zuidzee.

Jan Lighthart

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content