Niet alleen kinderen, ook hulpeloze maagden riepen in vroegere tijden Sinterklaas aan. Hunkerend naar lekkers.

De kinderen hebben het niet geweten, en de handel in speel- en snoepgoed nog veel minder, maar 1969 was een zwart jaar voor de heilige Nicolaas die leefde tussen 270 en 342 na Christus. Bij de publicatie van de nieuwe kerkelijke kalender liet het Vaticaan aan zijn schapen weten dat de verering van de “goedheiligeman” voortaan niet meer verplicht was. Die dag zagen de pastoor en de parochianen van een Grieks-orthodoxe kerk in Florida tranen verschijnen op een icoon van Nicolaas van Myra. In de orthodoxe kerk, van Florida tot Kiev, is de Sint nog altijd de nummer twee na Christus. Joannes Paulus II herstelde hem in 1984 een beetje in ere door zijn bezoek aan de kerk van het Italiaanse Bari waar Nicolaas’ stoffelijk overschot begraven ligt. De Sint, de echte dan, is sindsdien uitgegroeid tot oecumenische bruggenbouwer.

Niet alleen geografisch – hij kwam uit het huidige Turkije – leefde Nicolaas op een keerpunt in de kerkgeschiedenis. In de strijd om de kerstening van het continent gebruikte hij zijn bisschopsstaf om ziedend heidense tempels af te breken. Keizer Constantijn spelde hij de les door de suprematie van de kerk over de staat te prediken. Alleen God en niet de naakte keizer kon gerechtigheid doen geschieden. En een theologisch dispuut met zijn rivaal Arius over de drievuldigheid beslechtte hij op het concilie van Nicea in 325 met een klinkende oorveeg.

Jazeker, alle goede en goddelijke dingen bestonden voor Nicolaas uit drie. Vandaar dat er rond de brave man tal van legenden ontstonden waarin hij telkens de hoofdrol speelt als geluksbrenger voor drie onfortuinlijken. De ene keer zijn dat drie kinderen, de andere keer drie soldaten, en een derde keer ook drie maagden.

ACHTER EEN ROOD VERLICHTE VITRINE

Het is die laatste legende die de herinnering aan de Sint in enigszins scabreus vaarwater bracht. Zijn degradatie in dehiërarchie van de heiligen zou daar evenwel niets mee te maken hebben. Oude schilderijen tonen aan dat de Sint soms in spannender gezelschap vertoefde dan dat van de drie kinderen in een pekelvat. De Sint is namelijk niet alleen een kindervriend, hij schopte het ook tot patroonheilige van de prostituees.

Zo gaat de legende. Een aan lager wal geraakte koopman zag zich genoodzaakt om het vlees van zijn drie dochters te gelde te maken. Maar aan de vooravond van hun eerste stap in de geile mannenwereld gooit de heilige tot drie keer toe in cognito een beurs met goudstukken door het raam. Zo konden de meiskes toch hun eerbaarheid bewaren. Kwatongen beweren dat het heilige goud wel eens voor iets anders kan hebben gediend. In spotprenten is de Sint al eens gesignaleerd achter een rood verlichte vitrine.

En de Sint manoeuvreert zich in de legenden wel vaker in een dubbelzinnige rol. Zo waakt hij met de ene hand over de maagdelijkheid van jonge deernen, maar geeft hij met de andere hand wel de huwbare meisjes een duwtje in de richting van het echte leven. De roede in de sinterklaasverhalen klinkt niet alleen dubbelzinnig, ze ís het ook. In de Zwitserse folklore vervult de Sint de rol van de ooievaar die kinderen bracht. En in verschillende riten deed de roe, eigenlijk een bos berkentwijgen, dienst als vruchtbaarheidssymbool. “Tikken met jong, zwiepend hout heten eerder opwindend dan pijnlijk te zijn, en hebben een sterk erotiserende, magische lading”, noteert Ed van Eeden in zijn boekje “Wie de koek krijgt, wie de gard”.

Opgeschoten kinderen die vals speelden en nog altijd hun schoentje zetten in de hoop op lekkers, kregen een roe in de plaats. Een hint van de Sint dat het zoetjesaan tijd werd om aan andere dingen dan marsepein en speelgoed te denken. Ondernemend jong vrouwvolk solliciteerde zelfs spontaan naar de roe, zoals blijkt uit onderstaande tekst uit een Amsterdams liedboekje van 1731:

“Sinter-Nicolaas, waarde vriendt

Geef mij toch wat mij dient

Mijn blommetje staat nu in zijn fleur

Achttien jaartjes ben ik deur,

Het valt mij te lang

Het valt mij te bang

Wilt mij verhooren, of ik moet smooren

Al mijn leven lang

Bedroefder en leeft er geen

Als ik die slaapt alleen”

Het was allemaal zeer zedig bedoeld. De rijpere jeugd de weg wijzen naar een goed huwelijk en ouderschap is per slot van rekening een zeer schone missie. Maar de Sint werd in zijn tijd een beetje het slachtoffer van de heidense concurrentie en van de kerkelijke noodzaak om die markt te accapareren. De schimmel en de staf werden gepikt van Wodan, de Germaanse god van de vruchtbaarheid wier uitstapjes door het hemelruim volstrekt niets met kindergeluk te maken hadden. Van de pogingen om een vromere invulling te geven aan bestaande riten van seksuele ontwaking bleef altijd wel iets dubbelzinnigs hangen. Te meer omdat Sinterklaas ook elementen van de Romeinse Saturnalia met zich meesleept.

Ook vandaag nog, als op 5 december de avond valt, gaat het er in de Oostkantons ruiger toe dan op de meeste kleffe sinterklaasfeestjes in de rest van het land. De Sint draagt er behalve een mijter en een tabbard, ook een zwarte bril die hem onherkenbaar moet maken. Daar is reden toe. Dit sujet laat zich namelijk omringen door gemaskerde duivels met zweepjes, een slapjanus, een oude heks en één kirrende jonkvrouw. Tot voor kort kon je maar best niet herkend worden in die rauwe bende die de straten onveilig maakte.

“Ook in het noorden van Nederland was Sinterklaas een straatfeest met carnavaleske trekken”, vertelt Rita Ghesquiere, KUL-vorser die over de heilige man publiceerde. “Die avond trokken de vrijers op pad. Het ging er behoorlijk ruw toe. Dat is verdwenen onder invloed van het protestantisme. Er kwamen strenge verordeningen en Sinterklaas verdween dan binnenskamers. Maar ook vandaag nog is Sinterklaas in Nederland een feest voor de rijpere jeugd. De mensen schrijven elkaar karamellenverzen en delen surprises uit.”

GEEN KIND GELOOFT NOG AAN DIE VENT

Geen spoor is er van deze aangebrande Sint te bekennen in de kinderliteratuur over Sinterklaas. Nochtans is voor believers zijn boodschap als koppelaar en beschermheer van de prostituees dezelfde als die van de kindervriend. Het gaat om de kunst van het geven, de solidariteit tussen oud en jong. Het gaat over het behoud van de begeerte en het recht op dromen. En ook het kinderfeest heeft – als het ten minste iets meer mag zijn dan een commerciële hoogdag – veel te maken met verloren onschuld.

“Het is een moment van volwassenwording”, zegt Ghesquiere. “Het hoeft niet noodzakelijk ontluisterend te zijn om te ontdekken dat de Sint niet bestaat. Het is een zachte manier om te beseffen dat je niet meer terug kunt naar het sprookjesleven. Het deelgenoot worden aan het geheim kan oudere kinderen ertoe aanzetten om later zelf vrijgevig te zijn.”

“Sinterklaas is een toetssteen voor kinderen die op ontdekking uitgaan”, zegt Lieven Dehandschutter, voorzitter van het Sint-Nicolaas Genootschap. Dat genootschap organiseert geregeld cursussen voor aspirant-Sinterklazen in Vlaanderen en Nederland. Anders dan in Nederland ligt de klaastraditie in Vlaanderen niet zo onder vuur van politiek correcte oprispingen. De discussie over verdoken racisme (zwarte Piet!), waarover EPO recent het boek “Sinterklaas, kom maar binnen zonder knecht” publiceerde, ging aan Vlaanderen voorbij. “De geschiedenis van Sint-Nicolaas zelf heeft in elk geval niets met racisme te maken. Het past veeleer in een context van de historische clash tussen de kerstening en het heidendom. Zwart en wit, dood en leven, die tegenstellingen komen in alle grote culturen weer. Volgens sommigen is zwarte Piet een god uit de entourage van Wodan. Maar die vermeend minder fraaie kanten van Sinterklaas hangen natuurlijk allemaal af van hoe die figuur en het gebeuren daarrond worden ingevuld”, zegt Dehandschutter. “Dat is de uitdaging. Net zoals de commercie een aberratie is, want het gaat niet om kopen maar geven, lopen er genoeg charlatans rond die Sinterklaas naar hun hand zetten. Ook in Nederland heeft de discussie gewoed over hoe pedagogisch verantwoord de Sint wel is. De man werd en wordt namelijk vaak misbruikt als autoritaire bestraffer om kinderen dom en braaf te houden. Je hebt er ook die zeggen dat je de realiteit moet tonen en niet de fabeltjes. En dat je maar meteen het masker van de Sint moet afrukken. Tja, als kinderen niet meer mogen dromen.”

Die pedagogische discussie heeft overigens een zeer lange baard. Ze kende in de stoute jaren zestig een opstoot. “In het begin van de negentiende eeuw sloeg de Verlichting toe in de kinderliteratuur”, vertelt Ghesquiere. “Er ontstond een beweging tegen de verbeelding, alles moest met het echte leven te maken hebben. Ooievaars werden afgewezen, en ook de Sint werd verketterd als volksverlakker.”

“Geen kind gelooft nog aan die vent/ die nergens woont, die niemand kent”, zo staat het in de “Almanak voor de beschaafde jeugd” van 1798. Ghesquiere: “Halfweg de negentiende eeuw, onder invloed van de romantiek, mocht er weer gedroomd worden. Het is in die periode dat alle bekende sinterklaasliedjes zijn ontstaan. Eind de jaren zestig en in de jaren zeventig wordt de Sint opnieuw verbannen. Het krioelt dan in de jeugdliteratuur van kinderen die ontdekken dat de Sint niet bestaat. Vanaf de jaren tachtig is hij terug, maar wel geseculariseerd. De religieuze verwijzingen verdwijnen. Ook de anti-autoritaire beweging hertekent het beeld van de Sint. De kerkvader die zoals de ouder of de opvoeder oordeelt over goed en kwaad, en bestraft, wordt vervangen door een goedlachse opafiguur.”

“In onze lessen aan aspirant-Sinterklazen zetten we ons af tegen het bestraffende, traumatiserende karakter van de Sint”, zegt Dehandschutter. “De roe is taboe en uit de zak komt alleen maar lekkers.”

Met dank aan Irène De Groote voor de illustraties. Een deel van haar collectie sinterklaaskaarten is te bezichtigen op de tentoonstelling “Sinterklaas in de filatelie” in de kantoren van een bank op de Grote Markt in Sint-Niklaas.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content