Engelsen geloven in eer en gegeven woorden. Vooral als die van telgen uit de betere kringen komen. Door die naïeve fiducie kon het grootste spionageschandaal uit de westerse geschiedenis ontstaan.

Op vrijdag 25 mei 1951 gaf de tweede stuurman van de nachtferry tussen Southampton en Saint-Malo het bevel de loopplanken op te halen. Het MS Falaise zou stipt om kwart voor twaalf vertrekken. Op het laatste nippertje zag de man een huurauto de kade opscheuren. Twee heren stapten uit en renden naar de boot. Een controleur op de kade riep wat er met de auto ging gebeuren. ‘Niks,’ schreeuwde een van de twee late klanten, ‘wij zijn maandag terug.’

Dat waren ze allesbehalve van plan. Het duo sloot zich op in een cabine, liet een bak bier aanrukken die in Saint-Malo soldaat bleek gemaakt, reed vandaar met een taxi naar Rennes en nam de trein naar Parijs. Daar zochten de twee contact met de Russische geheime dienst. Luttele uren daarna zaten ze op een vlucht naar Praag en vlogen door naar Moskou. Pas vijf jaar later, in 1956, doken Guy Francis De Moncy Burgess en Donald Duart Maclean weer op. Op een persconferentie lichtten de twee spionnen hun overlopen toe.

De vlucht van de twee vormde de prelude tot het grootste spionageschandaal in de westerse geschiedenis. De ware toedracht, de aangerichte schade en de omvang van het netwerk van mollen kwam maar mondjesmaat naar boven. Tot op vandaag en ondanks een bibliografie van enkele strekkende meters blijft een aantal cruciale gegevens nog altijd met mist omringd.

Bijvoorbeeld de rol van de vijfde man, John Cairncross. In 1967 ontmaskerde MI5, de Britse geheime dienst, hem als een van de belangrijkste schakels in de zogenaamde Cambridge spy ring. In ruil voor zijn medewerking aan het onderzoek kwam er geen proces en gaf de Britse overheid evenmin ruchtbaarheid aan de affaire. Méér nog: Cairncross, op dat ogenblik ambtenaar op Buitenlandse Zaken, kreeg promotie en verhuisde naar de VN Voedsel- en Landbouworganisatie in Rome. Hij vestigde zich na zijn pensioen rustig in Italië.

DE VERWORPENEN DER AARDE

Het begin van het hele verhaal over de vier (of vijf) van Cambridge, situeert zich eind jaren twintig in Moskou. Op het hoofdkwartier van de OGPU, de latere NKVD en nog latere KGB, groeide een even simpel als briljant plan. De Russen rekruteerden tot dan vooral openlijke communisten; straatvechters, vakbondslui, beroepsagitatoren die door hun precedenten al na enkele jaren als spion door de mand vielen. Het inschakelen van hoge ambtenaren, politici en gesetteld volk als mol, bleek ook niet van elk risico ontbloot. Dikwijls speelden de westerse inlichtingendiensten de Russen gehaaide dubbelspionnen in handen.

Vandaar een nieuwe aanpak: rekruteer jonge, veelbelovende studenten met een goeie pedigree, laat hen rijpen, zich opwerken in de maatschappij en oogst dan. De strategie bleek vooral hallucinant succesvol in het Verenigd Koninkrijk. Niet alleen omdat – dat zou later duidelijk worden – dilettanten hoge posten in de geheime diensten bezetten, maar vooral omdat het Britse klassensysteem zo verrekt voorspelbaar functioneerde. Verdiensten van ambtenaren bleven minder belangrijk dan juiste relaties, blauw bloed prevaleerde op een dosis hersencellen, liever incompetentie dan geen geld in de familie en (liefst nog homoseksuele) promiscuïteit strekte onveranderlijk tot aanbeveling. Het zou de latere FBI-baas J.Edgar Hoover de bedenking ontlokken dat de Britse geheime dienst gewoon uit ‘ a nest of perverts‘ bestond.

De Russen vonden aan de universiteit van Cambridge waar ze van droomden: gegoede jongens met de beste adelbrieven die met geheime genootschappen hun saaie studentenleven moesten kruiden. Zo’n gezelschap heette de Cambridge Apostles. Het ging de leden vooral om seksuele esbattementen, eindeloze zuippartijen en het belijden van het communisme. Met de verworpenen der aarde hadden zij zo goed als niks gemeen, maar dat kon hun egalitaire fantasmen niet drukken.

Een van de dwepers was Anthony Blunt, een arrogante intellectueel opgegroeid in Parijs. Hij viel als eerste voor de verlokkingen van een spionnenbestaan en rekruteerde in zijn vriendenkring Burgess, Maclean en Harold (Kim) Philby. Burgess stamde uit de keurige kringen. Toen hij in de sporen van zijn pa wou treden, geraakte hij niet bij de Royal Navy binnen. De rekruteringscommissie wist enkele van zijn homoseksuele escapades, waarmee hij openlijk koketteerde en die tot een minischandaal leidden, niet te appreciëren.

Donald Maclean genoot als zoon van een Schots parlementslid van alle upperclass-privileges. Philby was in India geboren als zoon van een van de hoogste Britse ambtenaren en stak enigszins bij zijn kompanen af. Hij vormde het enige heteroseksuele lid van de club, maar trok in de jaren dertig ook echt de straat op. Her en der in Europa ging hij daar bruinhemden bekampen. Het enige waar de drie ooit tegen vochten, waren katers. Het kwartet trok één keer (1933) samen met andere studenten naar Moskou voor een levensaanschouwelijke kennismaking met de heilsstaat. Burgess zag er vooral bodems van flessen en de politie pakte hem op een avond zelfs op wegens openbare dronkenschap.

EEN DODE VIS

Voor de Russen voerde het kwartet in de jaren dertig veeleer kleinere opdrachten uit. Maclean maakte carrière op Buitenlandse Zaken, Blunt viel op als kunsthistoricus. Philby ging de journalistiek in en werd – op aangeven van zijn Russische makkers – ultrarechts om zo een perfecte cover op te bouwen voor zijn ondergrondse activiteiten. Als oorlogscorrespondent stuurde hij uit Spanje jubelende verslagen over de weldaden van Franco en zijn falangisten.

Guy Burgess bleek voorbestemd voor een politieke carrière en ging ook de rechtse toer op. Maar na een dronkemansruzie op een officieel diner kon hij de politiek mooi vergeten. Daarop solliciteerde hij bij de Londen Times en kreeg even later een eigen BBC-programma waarin hij de groten van Europa volgde en de verkregen informatie zowel aan MI6, de Britse dienst voor contraspionage, als aan de Russen doorspeelde.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ging Burgess voor die MI6 werken. Hij werd belast met het rekruteren van nieuwe kaderleden en een van zijn eerste aanwervingen was… Kim Philby. Die zette meteen een speciale cel op om Russische spionnen op te sporen. Een van Philby’s eerste grote vissen heette Boris Krotov. Philby nagelde Krotov aan het kruis als een van de sterkste spionnen van Jozef Stalin in Groot-Brittannië en maakte zo naam als onvervaard spycatcher. Maar met Krotov gaf Philby MI6 een dode mus, want de man was op dat ogenblik voorgoed naar Moskou teruggeroepen. Heel de zaak was doorgestoken kaart: Krotov had tot enkele weken voordien als controller en contact van Philby en de rest van de Cambridge spy ring gefungeerd…

Maclean werkte intussen als mol op Buitenlandse Zaken waar hij dankzij de relaties van zijn vader een bliksemcarrière maakte. Blunt draaide mee op MI5 en de dienst had hem bij het uitbreken van de oorlog met open armen ontvangen. Met de vier op sleutelposten zat de Russische geheime dienst op rozen. Informatie over de militaire strategie van de geallieerden, het nieuws dat de Britten de Duitse Enigma-code hadden gebroken, nota’s van de besprekingen tussen Winston Churchill en Harry Truman, het kwam allemaal in Moskou terecht.

Maar de Cambridge boys deden méér. Toen Adolf Hitler met zijn operatie Barbarossa Rusland binnenviel, liep in Londen het Venona-project. Het ging om een gigantisch opzet waarbij Britse en Amerikaanse geheime diensten probeerden de codes van de Russische communicatie te breken. Een (Britse) commissie kwam tot de slotsom dat het gewroet geen zin meer had, want na de aanval van de Duitsers stond Moskou aan de kant van de geallieerden. Churchill gaf bevel om Venona stop te zetten. Niemand zag er graten in dat de commissieleden Blunt en Philby een wellicht beslissende stem in die beslissing hadden.

Later gingen sommige auteurs – en natuurlijk de betrokkenen zelf – de rol van de vier tijdens de oorlog idealiseren en minimaliseren. Tenslotte was niemand echt geschaad. Waarbij snel werd vergeten dat het Rusland van Stalin aanvankelijk een niet-aanvalspact sloot met Duitsland, waardoor een gedeelte van de doorgespeelde informatie zonder twijfel in Berlijn terechtkwam. Waaronder gegevens over spionagenetwerken in Europa. Nog meer dode agenten vielen er gewoon omdat Blunt en Philby elke geallieerde spion in Europa bij naam en toenaam kenden. Met hen rekenden de Russen na de oorlog af.

LADDERZAT EN HONDSBRUTAAL

Toen de Koude Oorlog er aankwam, ging het spel gewoon door. In 1944 kreeg Donald Maclean promotie: hij verhuisde als eerste secretaris naar de Britse ambassade in Washington. Op die manier wist Stalin perfect wat hij op de conferenties van Jalta, Potsdam en Teheran mocht verwachten. Maar Maclean functioneerde tegelijkertijd als voornaamste informatiebron voor de ontwikkeling van de Amerikaanse atoombom.

Kim Philby van zijn kant kreeg na de oorlog een wespennest van spionnen en dubbelagenten als standplaats toegewezen: Istanbul. Daar ontsnapte hij op een haartje aan ontmaskering. De Russische consul-generaal wilde namelijk overlopen en kende Philby’s netwerk. Maar net vóór het tot een beslissende bespreking met de Britten kwam, ontvoerden de Russen hun diplomaat. Hij ging in rook op.

Philby tekende nog voor een andere catastrofe. Toen de Amerikaanse CIA en de Britse geheime diensten een project opzetten om nationalisten in het communistische Albanië te droppen, gaf de dubbelagent de Russen samen met zijn maatje Guy Burgess alle details door. Albanese militairen wachtten de infiltranten net over de grens op en van hen werd nooit nog iets gehoord.

De eerste zandkorrel in het raderwerk kwam er in Washington. In 1948 zag Donald Maclean zijn Russisch contact twee keer per week. De tonnen atoominformatie vertrokken gewoonlijk meteen naar Moskou, maar bij een van de transmissies gebruikte een ambassademedewerker een te lage code. De berichten werden onderschept en gedeeltelijk ontcijferd. Ook al omdat de Amerikanen – achter de rug van hun Britse collega’s – het Venona-onderzoek niet hadden stilgelegd.

De CIA wees Maclean als mogelijke mol aan en informeerde meteen MI5. De Britten trokken hun ambassademedewerker na en vonden niks. Maclean bleef gewoon op post. De Amerikanen verhoogden de druk op de Brit die – zelfs voor zijn doen – enorm begon te hijsen. Begin 1951 riep Londen hem ‘wegens gezondheidsproblemen’ terug, maar verklaarde hem na ampel onderzoek – ons kent tenslotte ons – fit voor dienst en zette Maclean tot woede van de Amerikanen aan het hoofd van de American Desk op Buitenlandse Zaken.

Maar Washington had slechts het topje van de ijsberg ontdekt. In hun eigen hoofdstad opereerden namelijk ook Burgess, inmiddels tweede secretaris op de Britse ambassade, en Philby, opgeklommen tot liaison officer tussen de CIA en de Britse geheime dienst. Wellicht hebben de Russen nooit begrepen waaraan zij zoveel geluk te danken hadden.

Burgess en Philby leefden zelfs onder één dak. En dat tot grote ergernis van mevrouw Philby nummer 2 die niet met Burgess’ arrogantie, slechte afdronk en stoet van vriendjes overweg kon. Philby schipperde tussen de twee, maar de problemen over de cohabitatie bleken plots een akkefietje toen hij van Anthony Blunt een verontrustend bericht kreeg: de Amerikanen bleven op Maclean jagen, MI5 begon overstag te gaan en het hoofd van de American Desk wachtte op 25 mei een ondervraging.

In Washington werkten Burgess en Philby een plan uit. De Russen achtten het risico van ontmaskering van Maclean klein en wilden hem in Londen niet tippen. Dus moest een van de twee Britten naar huis, maar geen van beiden kon snel met een goeie smoes weg. Philby bedacht dat Burgess gewoon zichzelf moest zijn: ladderzat en hondsbrutaal.

Zo stapte hij in zijn convertible en werd na een kwartier racen door de politie onderschept. Burgess schold de agenten verrot, zij waarschuwden onmiddellijk zijn oversten en de Britse ambassadeur zette Guy Burgess op het volgende vliegtuig richting Londen om meer onheil te voorkomen. Met als kanttekening dat sommige bronnen de retour van de spion als louter toeval – dus niet als een ingenieus plan – duiden.

SIR ANTHONY

Thuis nam Burgess contact op met Maclean en de dag van de ondervraging gingen ze er samen via Southampton vandoor. Philby had Burgess in Washington nochtans op het hart gedrukt Maclean alleen te laten gaan. Als Burgess ook overliep, zou dat de aandacht op Philby trekken. Maar Burgess nam dus samen met de dolgedraaide Maclean de benen, wellicht omdat de Russen tot andere ideeën waren gekomen en de rol van de tweede man ook uitgespeeld achtten.

Meteen na hun vlucht zat het er bovenarms op tussen de Amerikaanse en Britse geheime diensten. Washington zette de jacht in op de derde man die de overlopers had getipt, Londen verwees het verhaal van een verder netwerk naar het rijk der fabelen. Tot de CIA met een dossier-Philby kwam: bijna onweerlegbare bewijzen verkregen van een Turks-Russische overloper. Kim Philby werd op de rooster gelegd, maar ontkende alles straal. Kom zeg, de Russen hadden het hele zootje in mekaar gedraaid om de boel te belazeren en hem kon alleen camaraderie met Burgess en Maclean worden verweten.

Philby speelde de verontwaardigde held, slachtoffer van Amerikaanse en Russische kuiperijen. Hij kon zich tot in 1955 handhaven, nam dan ontslag en installeerde zich met het familiefortuin als zakenman. Maar de mist rond hem bleef hangen, vooral na de beruchte persconferentie van zijn twee spitsbroeders in Moskou. Tot premier Harold Macmillan officieel meldde dat Kim Philby niet de derde man was, maar daarentegen een voor volk en staat zeer verdienstelijk, eerbaar burger. Waarna – ongelooflijk maar waar – de Britse geheime dienst hem opnieuw engageerde, zij het op een lager postje.

Eind 1962 viel toch het doek voor Kim Philby. Een Russische overloper kwam opnieuw met spijkerharde bewijzen van zijn echte rol. De eerbare burger werd getipt, deed een eerste confessie aan een collega in Beiroet en stapte daar in de nacht van 23 januari 1963 aan boord van het Poolse vrachtschip Dalmatova. Zo reisde Philby naar Odessa en toen hij in Moskou arriveerde, leefde Guy Burgess al niet meer. Hij had zich letterlijk doodgedronken.

Wat gebeurde er intussen met de vierde man, Anthony Blunt? Na de oorlog raakte zijn carrière in een stroomversnelling. Hij werd docent aan Cambridge, benoemd tot Surveyor of the King’s Pictures, zeg maar conservator van het koninklijk kunstpatrimonium, directeur van een academie en ridder. De discrete estheet bleef al die tijd voor de Russen en parallel voor MI5 werken. Zo kon hij zijn maten tippen over nakende calamiteiten en voor Moskou als de spin in het web almaar nieuwe, kleine netwerken van onbeduidende informanten en regelrechte spionnen opzetten.

Na de jacht op de derde man (Philby), zetten de Amerikanen veel geld op het bestaan van een vierde. Opnieuw – het verhaal wordt eentonig – tot ongeloof van de Britten die dachten dat ze alles wel gezien hadden. De FBI zeurde Londen vergeefs de oren van de kop om Blunt aan de tand te voelen. Pas bij een tweede frontale aanval wou Londen de kunstexpert onder de loep nemen.

De bezwarende gegevens tegen Sir Anthony kwamen van ene Michael Straight en doken slechts bij toeval op. De Amerikaanse president John F.Kennedy wilde Straight namelijk tot adviseur benoemen. De standaardprocedure voor clearing schreef het lichten van ’s mans doopceel voor, maar ook een interview door de FBI. De naïeve Straight bekende daar prompt dat hij in de jaren dertig als Russische informant door een studiegenoot in Cambridge was gerekruteerd. Zijn naam: Anthony Blunt.

EEN EIGEN POSTZEGEL

MI5 benaderde hem in 1964 met fluwelen handschoenen en na wat verbale krachtpatserij stuurde Blunt op een deal aan: alles wat hij wist in ruil voor discretie en zijn vrijheid. Na overleg met de regering kreeg de meesterspion zijn zin. Opnieuw omdat Londen een immens schandaal vreesde. Dat zou dit keer niet tot de geheime dienst beperkt blijven, want Blunt had heel wat delicate klussen geklaard voor de koninklijke familie. Onder andere het uit Duitsland terughalen van de briefwisseling van de hertog van Windsor, alias de afgetreden koning Edward VIII. Uit die epistels bleek de voorliefde van de politiek zwakzinnige hertog voor nazi-Duitsland.

Blunt speelde het tijdens de eindeloze ondervragingen op zijn eigen, hautaine manier. Hij zette zijn ondervragers veelal op het verkeerde been en de geheime diensten hadden er wel een boterham maar geen brood aan. Eens alles achter de rug was, werd het weer business as usual. Terwijl media en politici in het Verenigd Koninkrijk gisten en misten over de identiteit van de vierde man, bleef die de Queen frequenteren als gelauwerd kunstkenner en onder andere expert in Pablo Picasso.

Pas in 1979 kwam de publieke ontmaskering. Naar aanleiding van het zoveelste boek rond de affaire, kreeg premier Margaret Thatcher een vraag in het parlement. In tegenstelling tot al haar voorgangers schaatste ze niet om de netelige kwestie heen, maar noemde ze man en paard. Voor Blunt donderde de wereld in mekaar. Hij probeerde de meubelen te redden op een persconferentie. Het had allemaal niet veel voorgesteld en goed, Sir Blunt had zich vergist, maar ‘altijd zijn geweten gevolgd’. Binnen de kortste keren was Blunt al zijn functies kwijt en trok hij zich verbitterd met zijn vriend op een familiekasteel op het Engelse platteland terug. Daar stierf hij in 1983.

In datzelfde jaar overleed in Moskou Donald Maclean aan een hartaanval. Hij had zich in Rusland vrij snel aangepast en de flessen bourbon voor wodka ingeruild. Maclean kreeg vlak na zijn overlopen de graad van kolonel bij de Russische geheime dienst, een datsja, een appartement en een behoorlijk salaris. Zijn (pro forma) vrouw leefde een tijdje met hem in de hoofdstad tot ze bij collega Philby introk en later naar de Verenigde Staten verkaste.

Philby zelf schopte het tot KGB-generaal, was toen hij in 1988 stierf vereerd met de orde van Lenin en prijkte – als held van de natie – op een postzegel. Burgess dronk zichzelf dus vijftien jaar eerder naar een andere wereld en bleek de enige van de drie die zijn draai niet echt vond in het bejubelde arbeidersparadijs.

Volgende week: Het Profumo-schandaal.

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content