Nigeria is de grootste puinhoop van Afrika. Maar: de protagonisten zijn dood, en dus kan het land beginnen met een schone lei van regerende militairen en chaos rondom.
Even was het mooi geweest, toen de helden van het nationale voetbalteam enkele wedstrijden lang hun honderd miljoen Nigerianen konden laten dromen van de wereldbeker. Maar dan waren ineens die doden daar en ook, bijna tegelijk, de eliminatie van de Super Eagles door de Deense ploeg. Na die uitschakeling, het bevreemdende overlijden van het hoofd van de militaire junta, generaal Sani Abacha, en daarna dat van zijn tegenstander, de miljardair Moshood Abiola, zat het land opnieuw in angst en woede gedompeld.
Nochtans hadden de ongelukkige Nigerianen dit alles echt niet nodig: 31 jaar na het begin van de Biafra-oorlog zijn de littekens er nog zichtbaar. Nigeria mag dan het meest bevolkte land van Afrika zijn en de grootste aardolieproducent van het continent, met een inkomen per capita van een veel minder geavanceerd land blijkt het een zeer wankele reus. Daarbij komen de moeilijke relaties tussen de hoofdzakelijk islamitische sultanaten in het noorden – waar men Haoussa spreekt en waar de Britse kolonisatoren indertijd de meerderheid van hun administratief en militair kader gingen halen -, en het vruchtbare zuiden met zijn palmbomen, zijn grote havens en, vooral, zijn zwarte goud.
Allicht heeft het overlijden van generaal Abacha, 55 jaar oud, een Haoussa uit de omgeving van de familie van de sultan van Sokoto en een “harde”, het land niet in rouw gedompeld. Zeker niet in Ogoniland, waar de executie, in november 1995, van schrijver-journalist Ken Saro Wiwa en acht andere opposanten pijnlijk in de herinnering blijft. En in de rest van het land, vooral bij de Yoroebas, verwijst men nog bitter naar de presidentsverkiezingen van twaalf juni 1993, waarvan de overwinning door de staatsgreep van Abacha ontstolen werd aan Chief Abiola, een moslim, maar toch ook een Yoroeba.
Toch hebben de omstandigheden van zijn dood, door een hartaanval, een bevreemdend aspect. Aanvankelijk lanceerde het weekblad Newswatch het gerucht dat de president, die niet in topvorm verkeerde, het slachtoffer was geworden van Viagra en een bewogen nacht met prostituees. Andere waarnemers, die de man goed kenden, houden het op vergiftiging, vooral omdat in de dagen voor zijn dood concrete aanwijzingen van slecht humeur in het leger tegen het staatshoofd aan de oppervlakte waren gekomen. Volgens het weekblad Tell ging dat over het nepproces van generaal Oladipo Diya, de tweede in bevel in het leger, en zes andere militairen, die einde april van een zogenaamde poging tot staatsgreep beschuldigd en ter dood veroordeeld waren – waarbij dan nog de achterstallen kwamen in de lonen van de lagere officieren. Volgens Tell stond een nieuwe zuivering in de rangen van het leger voor de deur, vooral van officieren uit het zuiden van het land.
De dagen na de dood van Abacha hebben een relatieve ontspanning gezien, en een begin van hoop op een versoepeling van de dictatuur. Het nieuwe staatshoofd, generaal Abdusalaam Abubakar, een oudgediende van de luchtmacht die daarna ook diende in de landmacht, verzekerde zijn landgenoten ervan dat de voorziene datum van één oktober voor de terugkeer naar een civiel regime gerespecteerd zou worden. Bovendien beloofde de nieuwe president aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Ghanees Kofi Annan, een man uit de regio, dat hij alle politieke gevangenen zou vrijlaten. De zevende juli werden een dertigtal van hen ook in vrijheid gesteld; onder hen het voormalige staatshoofd, gepensioneerd generaal Olesegun Obasanjo. 250 mensen bleven gevangen om opinieredenen, onder wie twintig Ogoni-activisten die opgesloten waren omdat ze zich verzet hadden tegen de vervuiling en de onteigening door multinationale ondernemingen van gebieden van de stam in de Nigerdelta. Zeven journalisten, een islamitische voorman, sjeik El Zak Zaky, en anderen – onder wie tientallen militairen -, zitten volgens de Amerikaanse organisatie Human Rights Watch Africa nog steeds vast op beschuldiging van samenzwering tegen de staat.
En Abiola dan, die al meer dan vier jaar gevangen zat, ging ook vrijgelaten worden.
GEEN NATUURLIJKE OVERLIJDENS
Ook op diplomatiek vlak klaarde de atmosfeer in die dagen behoorlijk op. Een Europese ministertrojka die aangevoerd werd door de Britse “minister van staat voor Afrika en Mensenrechten”, Tony Lloyd, ontmoette op 26 juni de nieuwe regering. Met de VS ging het eveneens beter: die stuurden begin juli een missie met Thomas Pickering, onder-staatssecretaris, en Susan Rice, adjunct-staatssecretaris voor Afrikaanse Aangelegenheden. Die missie wenste Abiola te zien, en ontmoette hem de zevende juli in de gevangenis. Het is dan, na nauwelijks tien minuten conversatie, dat Abiola plots een geweldige hoestbui kreeg en op zijn beurt ineenzakte met een hartaanval. In de afdeling spoedgevallen van Aso Clinic, het ziekenhuis van het presidentieel paleis, verklaarde men de man een half uur later overleden. De tragische ironie wil dat de Amerikaanse delegatie de dag tevoren van president Abubakar de toezegging had gekregen dat Abiola het komende weekeinde vrij zou komen.
Hoe dan ook, de reactie van de straat volgde onmiddellijk. In Lagos, de grootste stad van het land, en in Ibadan en Abeokuta, braken direct rellen los. Jongeren wierpen barricades op met brandende autobanden, en bestookten militairen en politie met wat ze in handen kregen. Het resultaat van de rellen, waarbij de Yorubas ook de noordelijke Haoussas tot doelwit namen, bedroeg 55 doden.
Waarom die volkswoede? Ten eerste, de dochters van de overledene hebben de hypothese van vergiftiging en medische onachtzaamheid aangevoerd. Een Amerikaanse arts die Abiola onderzocht had twee weken voor zijn dood, had de overheden trouwens gewaarschuwd dat de patiënt aan verscheidene ziekten leed waaraan hij op korte termijn kon sterven. Daarbij dient gezegd dat de moord, op 4 juni 1996 op straat in Lagos, op de vijfde echtgenote van Abiola, Kudirat – die gekend was voor haar onvermoeibare oppositie tegen de militaire junta, en waarvan de daders nooit gevonden werden -, al dadelijk de verdenkingen aanwakkerde. Veel Nigerianen denken dat Kudirat Abiola omgebracht werd door moordenaars, die voor de militairen werkten.
De betogers hebben er de regering dan ook openlijk van beschuldigd Abiola te hebben laten vermoorden. De Nigeriaanse autoriteiten kunnen de familie Abiola dan vragen zelf hun artsen aan te duiden voor een lijkschouwing, ze hebben er moeite mee geloofwaardig over te komen. De lijfarts van de dode heeft geweigerd eraan mee te doen, met de woorden: “Ze zullen mij nu geen lijkschouwing laten doen, terwijl ze me niet bij hem lieten toen hij gevangen zat.”
Zeker, de Amerikaanse, Britse en Canadese dokters die door hun regering ter plekke gestuurd werden, zeggen dat Abiola een natuurlijke dood gestorven is. Maar het is twijfelachtig dat dat de rancune van de bevolking zal sussen. Die is er immers van overtuigd dat de militairen ten dele verantwoordelijk zijn voor de dood van Abiola omdat die tijdens de vier jaar van zijn gevangenschap niet de medische verzorging kreeg waar hij recht op had. Bovendien gelooft het volk niet in natuurlijke overlijdens, zoals vaak in Afrika.
EEN BEDREIGING VOOR DE HELE REGIO
Een andere reden voor de volkswoede is het feit dat Abiola de Nigeriaanse aspiraties naar meer democratie incarneerde, ook al placht hij voor de verkiezingen van 1993 vaak zaken te doen met de militairen aan de macht. Het is omdat hij niet de goedkeuring kreeg van de noordelijke militairen dat Abiola bijna zijns ondanks een atypische held van de democratie geworden is.
In die context kan generaal Abubakar, in wie optimisten al een soort Nigeriaanse De Klerk of Gorbatsjov zien, bij gebrek aan gesprekspartners nog een hoop problemen verwachten bij het stabiliseren van het land. “Wij hebben nu geen aanvoerder, geen hoofd meer, en dat is een gevaarlijke situatie”, zegt een activist van de democratiebeweging. En inderdaad, de systematische repressie van opposanten, syndicalisten en leidende figuren meer in het algemeen, heeft als resultaat dat de civiele maatschappij, ontwricht als ze is, het moeilijk heeft om een coherent alternatief voor het militaire regime op touw te zetten.
Daarbij zijn de frustraties van de bevolking niet te onderschatten. Het weghevelen van de aardolie-opbrengsten door de militaire junta’s heeft de mensen diep gefrustreerd. Elektrische stroom komt slecht sporadisch door in veel wijken van de grootstad Lagos met haar tien miljoen inwoners. Steeds zeldzamer wordt vuilnis opgehaald in de administratieve hoofdstad Abuja. Scholen en ziekenhuizen zakken weg in de armoede, werkloosheid en criminaliteit schieten omhoog.
Met de tijd groeit ook de frustratie in het zuiden van het land, waar men de indruk heeft dat de industrie van Yoroubaland en de olie van Iboland de eigen regio’s niet ten goede komen.
De toegeeflijkste zielen denken dat Abubakar reëel de bedoeling heeft de overgangsfase te rekken tot 29 mei 1999, om de democratisering beter voor te bereiden door de legalisering van de oppositiepartijen in de plaats van de vijf pro-Abacha-formaties die als enigen toegelaten waren, en nu afgeschaft zouden zijn. Maar sinds 1983 hebben de Nigerianen het al zo vaak meegemaakt dat de militairen aan de macht een democratisering beloofden, en dat ze dan andere officieren hun gang lieten gaan met een staatsgreep die de dictatuur voortzette, dat ze er wantrouwig bij zijn geworden. Bepaalde hoge officieren vrezen trouwens dat het plan van Abubakar om het militaire regime nog eens met drie maanden te verlengen, een jongere lichting officieren zou aansporen om zelf een zoveelste staatsgreep te plegen met het voorwendsel dat er orde op zaken dient gesteld. Tenzij natuurlijk de harde vleugel, zoals de huidige stafchef Ishaya Bamaiyi, een bloedverwant van Abacha, het hervormingsproces dat Abubakar op gang lijkt te willen brengen, alsnog weet te saboteren.
Hoe dan ook, als de Nigeriaanse reus wankelt, zou dat de stabiliteit van de hele regio kunnen bedreigen. In de jaren tachtig volstond het dat Nigeria zijn illegale immigranten uit het land zette om een economische crisis zonder voorgaande te ontketenen in Ghana, in Togo en in Benin, buurlanden die ineens overstroomd werden door een uittocht van twee miljoen mensen. Als nu het Nigeriaanse militaire contingent dat de verkozen president van Sierra Leone, Ahmed Tejan Kabbah, weer aan de macht gebracht heeft, teruggetrokken zou worden, dreigt dat land daarmee in de chaos te verzinken. Men kan ook niet uitsluiten dat de militairen in Abuja, als ze zich in het nauw gedreven voelen, de vijandelijkheden met Kameroen opnieuw zouden oprakelen. Daar houdt het Nigeriaanse leger sinds 1994 het schiereiland Bakassi bezet, in een zone met grote offshore-olielagen. “Bidden wij maar voor Nigeria”, zei de Ghanese president Jerry Rawlings eind juni voor de micro van de BBC. Hij gaf daarmee uiting aan een ongerustheid die blijkbaar ook in Frankrijk heerst, die hoedster van de naburige francofone staten: Parijs stuurde net zijn minister van Ontwikkelingssamenwerking, Charles Josselin, op missie naar Abuja.
François Misser