Een manke taakverdeling leidde vorige week tot een dagenlange staking in de gevangenis van Sint-Gillis. Een zinnetje in de krant was genoeg om Gentse cipiers tot staken te bewegen. Eerder deze zomer wurgden bewakers in Lantin een onwillige gevangene. Brusselse politiemannen slaan meer dan gemiddeld de hand aan zichzelf. In Antwerpen nemen ze zonder veel scrupules het recht in eigen handen. Een commentaar daarop van de Antwerpse burgemeester veroorzaakte dan weer gemor bij de justitie. Een Dendermondse rechter deed ter zitting een frontale uitval tegen Steve Stevaert en diens kritiek op de gerechtelijke vakantie. En De Post organiseert cursussen zelfmoordpreventie.

De overheidskorpsen leven zo te zien op de toppen van hun zenuwen. Het minste incident leidt tot spectaculair protest, wat niet anders kan betekenen dan dat daar veel frustratie broeit over al lang sluimerende, nooit opgeloste problemen. Ze voelen er zich in de steek gelaten door de politiek en reageren alleen nog op een ‘wilde’ manier, met stakingen of erger. Jaren van sociaal overleg of een peperdure politiehervorming verhelpen daar niet bijster veel aan. Zo wijst ook de schrijnende affaire van de Afghaanse hongerstakers in Elsene op de limieten van het nochtans tot nu toe als erg succesvol geroemde asielbeleid.

Deze incidenten hebben twee dingen gemeen. Ten eerste, ze hebben op een of andere manier te maken met een onveiligheidgevoel bij ‘de burger’, dat hem verzuurt en hem vatbaar maakt voor de sirenenzang van extreem-rechtse partijen. Die teren in hun verrottingsstrategie inderdaad als mestkevers op wat alles wat misloopt in de samenleving. En wat stelt de overheid daartegenover? Eh… dat het makkelijker wordt om bij juweliers ramkraakpaaltjes in het voetpad te heien? Ten tweede, al dat sluimerende, af en toe ontploffende ongenoegen situeert zich in overheidskorpsen die belast zijn met de kern van de staatsfunctie: het handhaven van de openbare orde en van het monopolie van geweld. Bij uitbreiding wijzen deze signalen dus op een crisis van de staat.

Dit alles suggereert een verband tussen het onveiligheidsgevoel en de crisis van de staat. Dat zal wel geen toeval zijn. Een overheid waarvan de burger denkt dat zij niet in staat is om hem afdoende te beschermen tegen dreiging, onzekerheid en geweld, krijgt geen respect. Zelfs de redders aan de kust klagen dat roekeloze zwemmers zich niet meer tot de orde laten roepen, terwijl ramptoeristen-met-boot zonder gêne het vaarverbod rond de gezonken Tricolor schenden. Om van de snelheidsbeperkingen op de wegen maar te zwijgen.

Met de crisis van de staat gaat het dus niet zomaar om een ‘falen’ van het overheidsapparaat. Ook de burger zelf verkeert in een paradox. Aan de ene kant waant hij zich voldoende ontvoogd en zelfstandig om zelf te beslissen waar hij mag zwemmen of hoe snel hij mag rijden. Aan de andere kant eist hij, vanuit diezelfde zelfverzekerdheid, dat de overheid hem bevrijdt van al zijn angsten en onzekerheden, om gehomejackt te worden, om zijn baan te verliezen, om in de file te leven en te sterven, om geen goed pensioen te mogen verwachten. Waar dat alles over gaat, is hoe vandaag het burgerschap in te vullen is. In plaats van de burger te paaien met rozige praatjes, opportunistische en kinderachtige verkiezingscampagnes of als politiek verpakte shownummers, kan de regering de bevolking maar beter eens uitnodigen om een debat beginnen over wat het betekent om een burger te zijn. En wat dat mag kosten.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content