In Keulen leek het er haast op alsof de vrede in Kosovo een feit was. De Unie maakte zich al op voor een nieuw gevecht. Deze keer over de financiering van het stabiliteitspact voor de Balkan.

“Ik heb het recht niet om te onderhandelen. Dit is het beste wat de internationale gemeenschap u kan bieden.” Met dat laconieke commentaar van de Finse president Martti Ahtisaari wist de Joegoslavische president Slobodan Milosevic waar hij aan toe was. Over de twee velletjes vredesvoorwaarden kon niet meer worden onderhandeld. Ahtisaari deed het verhaal voor een duizendtal journalisten, donderdagavond op de Europese top van regeringsleiders in Keulen. Hij was net terug uit Belgrado en zeer verbaasd over het vlugge succes. In minder dan vierentwintig uur was de missie naar Belgrado beklonken en aanvaardde Milosevic de tekst die Ahtisaari met Viktor Tsjernomyrdin en de Amerikaanse onderminister Strobe Talbott had opgesteld. “Ik had me op een reeks verplaatsingen naar Belgrado voorbereid en dacht niet dat dit niet mijn laatste bezoek aan Milosevic zou zijn.” Ahtisaari, een late roeping in de politiek, is een veteraan in de diplomatie en kreeg internationale bekendheid toen hij VN-commissaris voor Namibië was. Die ervaring maakte hem immuun voor overdreven optimisme. “Dit betekent geen vrede. Hooguit is het een stap in de goede richting.”

Die waarschuwing bleek de volgende dagen niet onterecht en Ahtisaari zelf moest wegens Servische vertragingsmanoeuvres zijn trip naar Peking uitstellen. Gerhard Schröder was minder gereserveerd. De kanselier straalde en lachte al zijn tanden bloot toen Ahtisaari in Keulen arriveerde. Alsof de oorlog in Kosovo reeds voorbij was. “Dit is een grote dag voor Europa”, zo begon hij de persconferentie die alle deontologische regels inzake terughoudendheid ten spijt, met applaus werd afgesloten. De oorlog die op 24 maart tijdens de top van Berlijn was ingezet, werd op die van Keulen afgeblazen. Zo zou Schröder het graag in de geschiedenisboeken zien en zowat al zijn Europese collega’s volgden hem daarin. Een dag lang zaten ze op het puntje van hun stoel omdat ze hoopten dat Milosevic tijdens deze Europese raad door de knieën zou gaan. Dat gebeurde ook en de Unie, in het bijzonder het Duitse voorzitterschap, riep dat uit tot een groot Europees diplomatiek succes.

Wat Dayton voor Bosnië-Herzegovina was, is Keulen voor Kosovo. Zeker als het over de Balkan gaat, waar het tot dusver vooral mislukkingen en tegenslagen heeft gekend, heeft Europa behoefte aan onschuldige illusies. Bijvoorbeeld dat het met Ahtisaari en de grote mediashow in Keulen de Amerikanen voor het blok heeft gezet. Een economische grootmacht die, bij gebrek aan geloofwaardige diplomatie, niet eens in het eigen continent orde op zaken kan stellen, moet de ware toedracht soms in fantasieën verhullen.

ERIK DERYCKE IS HET BEU

Met uitzondering van premier Jean-Luc Dehaene die in Keulen steeds verder in het dioxinemoeras wegzonk en voor het eerst in zijn carrière zeer afwezig was op een Europese raad, waren alle regeringsleiders enthousiast over het bereikte akkoord. De vrede en zeker de stopzetting van de bombardementen leken nu zo dichtbij dat er nauwelijks plaats was voor een nuchtere beoordeling van het resultaat. De tekst waarmee Ahtisaari en Tsjernomyrdin naar Belgrado trokken, was evenwel niet dezelfde als die van Rambouillet. Vooral tussen de Russische onderhandelaar en de Amerikaanse onderminister Talbott is er uren (in het Russisch) gebakkeleid. Eerst in Helsinki, vervolgens in Moskou, uitgerekend in de dacha waar Josef Stalin graag vertoefde, en tenslotte op de Petersberg in de buurt van Bonn.

De gesprekken verliepen moeizaam en de avond voor het vertrek naar Belgrado moest kanselier Schröder inspringen om toch een vergelijk te vinden. Pas om vier uur ’s nachts stond het akkoord op papier. Groot twistpunt was het Navo-commando van de internationale troepenmacht. Het Russische contingent zou er niet onder vallen, zo stelde Tsjernomyrdin. Opmerkelijk is ook dat het akkoord van de Petersberg met geen woord rept over de medewerking van Belgrado aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Op dit punt was het Rambouillet-document nochtans heel expliciet en ongetwijfeld is dat Milosevic niet ontgaan. Ondanks de aanklacht van het tribunaal kan hij hopen dat hij verder aanblijft.

Ook het sluitstuk van Rambouillet, waarin Kosovo na drie jaar een referendum werd toegezegd zodat het uitzicht kreeg op onafhankelijkheid, viel weg. Uitgerekend in de paragraaf waar de demilitarisering van het UCK aan bod komt, wordt heel nadrukkelijk naar de beginselen van “soevereiniteit en territoriale integriteit van Joegoslavië” verwezen. In Keulen waren Ahtisaari en de regeringsleiders zeer discreet over deze inhoudelijke bijsturing die de volgende maanden grote problemen met het UCK kan veroorzaken. Het Kosovaars Bevrijdingsleger wordt nu door de beruchte Agim Cecu geleid, een man die van aanpakken weet. Als Kroatisch generaal zuiverde hij de Krajina van 170.000 Servische burgers en hij denkt er niet aan om te ontwapenen. “We willen het leger van Kosovo worden”, zo herhaalde het UCK nadat Milosevic het Petersberg-akkoord had geslikt.

In Rambouillet kon het UCK op heel veel goodwill rekenen van de Amerikanen, die de Europese bezwaren over de bedenkelijke staat van dienst en de verborgen plannen van vele UCK-kopstukken weglachten. Sinds de Russen mee rond de tafel zitten, moet Washington omzichtiger reageren en kreeg de Unie weer een beetje manoeuvreerruimte. Als de bombardementen voorbij zijn, komt het wellicht tot een krachtproef tussen de Unie en de VS over de wederopbouw. Minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke, die in Keulen naar eigen zeggen aan zijn laatste Europese top deelnam en zich op het departement nooit met onbezonnen of gewaagde uitspraken onderscheidde, schoot voor één keer met scherp. “We zijn het echt wel beu om altijd de rekening te betalen en de Amerikanen met de contracten te zien vertrekken. In Bosnië leerden we hoe het niet moet, deze keer zullen we het anders aanpakken.” Morgen kan het al tot een eerste botsing komen als de ministers van Buitenlandse Zaken van de Unie en de G8 over het stabiliteitspact voor de Balkan beginnen te praten.

DE BOCHT VAN TONY BLAIR

Het idee van zo’n stabiliteitspact komt van de Duitse groenen. Joschka Fischer bracht het naar voren en wist de eigen regering en de Unie van de noodzaak van zo’n plan te overtuigen. Dat ging relatief gemakkelijk omdat niemand een flauw vermoeden had van de kostprijs en weinigen er rekening mee hielden dat de bombardementen meer dan zeventig dagen zouden duren. In Keulen waagde alleen de nieuwe commissievoorzitter Romano Prodi zich aan een eerste raming. De cijfers zijn adembenemend. Gedurende vijf jaar zou er jaarlijks meer dan 200 miljard frank nodig zijn of zowat twee procent van het Europees binnenlands product. Het is een smak geld en deze week al begint de strijd om de verdeling. Ook binnen de Unie, die het grootste deel zal moeten ophoesten, wordt het knokken, want de afspraken die in maart in Berlijn over Agenda 2000 werden gemaakt, zijn nu reeds achterhaald. Van het financieel kaartenhuisje dat toen met zoveel moeite in elkaar was geknutseld, blijft nog maar weinig overeind. Er komt een nieuwe nacht van de lange messen, indien de Unie haar woord tegenover de Balkan gestand wil doen.

Het staat nu al vast dat de top van Keulen bijzonder was. Wegens de Balkan, maar nog meer omdat een beslissende stap is gezet inzake het Europees buitenland- en veiligheidsbeleid (GBVB). De Unie manifesteert zich op uitgesproken politiek terrein. “Wij, leden van de Europese raad”, zo luidt de eerste zin van de verklaring van Keulen, “zijn vastbesloten de Europese Unie ten volle haar rol op het internationale toneel te laten spelen.” Voor één keer is zoveel pathos niet volledig onterecht, want de beslissing kan een nieuwe fase in het integratieproces inluiden. In essentie komt het erop neer dat de Unie in de toekomst autonoom aan “conflictpreventie en crisisbeheersing” wil doen. “Hiertoe moet de Unie in staat zijn met steun van geloofwaardige strijdkrachten zelfstandig op te treden.” Het belang van die beslissing kan bezwaarlijk overschat worden en is vergelijkbaar met de invoering van de euro. Opnieuw gaat het over de Europese identiteit en opnieuw wordt er aan een poot van de Amerikaanse wereldorde gemorreld. Zoals de euro op termijn concurrentie voor de dollar betekent, zo zal het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid aan de Amerikaanse militaire dominantie knagen.

Het gaat dus om een uiterst gevoelige materie waar tot voor kort alleen over gepraat werd. Tijdens de onderhandelingen over het verdrag van Amsterdam weigerde Groot-Brittannië nog elke beslissing die Washington en de Navo-top kon verstoren. Voor Londen was alles wat de militaire status-quo en de Atlantische relaties bedreigde, onbespreekbaar. Eind vorig jaar stapte premier Tony Blair plots af van dat Britse dogma en bepleitte hij de noodzaak van een Europese defensie, weliswaar in goede verstandhouding met de Navo. De Britse koerswijziging was een verrassing en is nog altijd niet afdoende verklaard. Ze toont echter wel aan dat de Unie nu zo’n belangrijk machtscentrum is dat zelfs Londen tot verscheurende keuzes wordt gedwongen. Symptomatisch is ook de snelheid waarmee de discussie binnen de Unie werd beslecht. In minder dan een jaar bereikten de Europese regeringsleiders een akkoord dat moet leiden tot de spoedige integratie van de West-Europese Unie (Weu) in de Unie.

En dat het menens is, maakte de Franse president Jacques Chirac duidelijk. Hij wil dat het Eurokorps, een contingent van enkele honderden soldaten waar ook Duitsland, Spanje en België deel van uitmaken, tot een snelle interventiemacht wordt hervormd. Premier Dehaene liet weten dat hij geen bezwaar heeft.

BELGIE LIGT DWARS

Het is te vroeg om nu al de gevolgen van die Europese defensie-identiteit te overzien. De oorlog in Kosovo, die de besluitvorming in een stroomversnelling bracht, kan nog geruime tijd als een katalysator werken. Nu reeds staat vast dat voor de Europese wapenindustrie een nieuw tijdperk begint. Als de regeringsleiders het al over iets eens zijn, is het dat de Europese landen voor hun logistiek en satellietbeelden minder afhankelijk van de Verenigde Staten moeten zijn. Een paar weken geleden formuleerde Blair het als volgt: “Kosovo nam de laatste twijfel weg dat Europa zijn strijdkrachten moet moderniseren en dat de Europese defensie-industrie veel nauwer moet samenwerken.” In Keulen kreeg het Europese buitenlandse en veiligheidsbeleid alvast een gezicht, dat van de Spanjaard Javier Solana. De huidige secretaris-generaal van de Navo bedankte voor een tweede mandaat bij de verdragsorganisatie en koos voor een onzekere, maar erg belangrijke job bij de Unie. Het is immers allesbehalve duidelijk wat de nieuwe baan van Solana precies inhoudt en welke bevoegdheden hij krijgt. De keuze van de innemende Solana als Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid maakt alleszins duidelijk dat de Unie geen confrontatie met de VS zoekt en dat er geen breuk in de Atlantische alliantie komt.

Het andere gezicht van de Unie, Commissievoorzitter Prodi, komt net als Solana uit het zuiden van Europa. In Keulen trad hij slechts even uit de schaduw om zijn plannen over de werkverdeling en de organisatie van de Commissie toe te lichten. Tot een debat kwam het niet en het laat zich aanzien dat nogal wat regeringsleiders vragen hebben bij de plannen van Prodi. Niet zozeer over het aantal vrouwen in de Commissie – momenteel zijn ze met z’n vijven en Prodi beschouwt dat als een absoluut minimum – dan wel over de macht die Prodi zich wil toe-eigenen. Hij staat erop dat hij het laatste woord over de portefeuilleverdeling krijgt en zo nodig een commissaris tot ontslag kan dwingen.

Prodi leert vlug en wil niet het lot van zijn voorganger Jacques Santer ondergaan. Die moest met de hele Commissie ontslag nemen omdat Edith Cresson van geen opstappen wou weten. Met zijn voorstel gaat Prodi verder dan het Verdrag van Amsterdam en wellicht zullen enkele regeringsleiders hem terugfluiten. De Vijftien zijn het er nochtans over eens dat er een nieuwe verdragswijziging moet komen. Nogal wat institutionele problemen die de besluitvorming van een verruimde Unie moeten vergemakkelijken, bleven in Amsterdam onopgelost. Die “losse eindjes” wil men reeds volgend jaar in een nieuwe Intergouvernementele Conferentie (IGC) afhandelen.

Althans, dat is het voorstel van de grote lidstaten die de klus zo vlug mogelijk willen klaren en zo weinig mogelijk in het verdrag willen wijzigen. België, dat als eerste voor een nieuwe IGC pleitte, is het met deze strategie niet eens. Het vreest dat de groten alleen het aantal commissarissen zullen verminderen, de stemverhouding in hun voordeel zullen veranderen en nauwelijks wat aan het vetorecht zullen doen. De kleine landen zullen dan het gelag betalen en de unanimiteitsregel zal zo goed als ongewijzigd blijven. België bepleit bijgevolg meer ingrijpende wijzigingen en een langere onderhandelingsperiode. De knopen moeten pas over zes maanden, onder het Finse voorzitterschap, worden doorgehakt.

Vooralsnog is het niet duidelijk welke landen de Belgische benadering delen. Opgemerkte steun kwam er wel van burggraaf Etienne Davignon. Namens de Friends of Europe, een genootschap onder zijn voorzitterschap waar onder meer Solana lid van is, bepleitte hij een grondige bijsturing van de werkmethodes. Als reden voerde hij aan dat de ambiguïteit waarin de Unie zich momenteel bevindt, onhoudbaar wordt.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content