Exact binnen een maand viert de Navo in Washington haar vijftigste verjaardag. Fier zal teruggeblikt worden op de voorbije vijf decennia en overvloedig zal te horen zijn hoe dankzij het bondgenootschap een derde wereldoorlog werd vermeden en de vrijheid van de lidstaten verzekerd. De speeches zullen bol staan met woorden als “historisch” en de geboorte van een “nieuwe” Navo zal aangekondigd worden.

Ik verbaas er mij al lang niet meer over (maar ergeren doet het mij nog steeds) dat zovelen ook vandaag nog blijven beweren dat de Navo in het leven werd geroepen uit vrees voor een overrompeling door de Sovjet-Unie. Historici hebben intussen al lang ontdekt dat de alliantie veeleer zijn oorsprong vindt in de Duitse kwestie en in de onderlinge relaties tussen de westerse staten. “A conspiracy to keep the Russians out, the Americans in and the Germans down”, zegt de oude boutade, die al wat dichter bij de werkelijkheid ligt.

Het is precies omdat de Navo in feite niet uit de Oost-Westtegenstelling is geboren, dat zij het verdwijnen ervan overleefd heeft. Maar een organisatie die publiekelijk altijd beschreven werd als verdediging tegen Moskou, had uiteraard een nieuwe publieke verantwoording nodig op het moment dat die dreiging ophield te bestaan.

Daarmee zitten we midden in de discussie rond de vijftigste verjaardag van de Navo. In Washington zal een nieuwe visie op de organisatie worden voorgesteld, in het jargon een nieuw “strategisch concept”. Dat is bedoeld als een soort tweede geboorteakte, een plechtige bevestiging van de nieuwe functies van de Navo in de komende eeuw.

Zowat twee jaar geleden begon het werk aan dit nieuwe concept. Bekeken met Amerikaanse ogen leek het allemaal duidelijk. De burgeroorlog in Joegoslavië had nogmaals bewezen dat de West-Europeanen een zootje ongeregeld bleven, niet in staat om samen een krachtdadig buitenlands beleid te voeren. Het was aan de Verenigde Staten, de historische leider van het bondgenootschap, om ook in de toekomst de leiding over de organisatie op zich te nemen. In het State Department draaiden de discussies toen rond wat zedig het “H-word” werd genoemd, met H voor “hegemony”. De meeste deelnemers aan dit debat waren (en zijn) er echt van overtuigd dat hun welwillende hegemonie in het voordeel van het grootste deel van de wereldbevolking is.

Onder invloed van enkele aanslagen in eigen land (door binnenlandse extremisten) en de plannen van een religieuze sekte om de bevolking van Tokio met virussen te bestoken, had daarnaast de vijand van de 21ste eeuw ook een tastbare vorm gekregen. Terroristische groepen, al dan niet gesteund door “pariastaten” zoals Libië, Sudan of Irak en bewapend met chemische, nucleaire of biologische wapens werden dé bedreiging bij uitstek. Er is in de Verenigde Staten een ware psychose gegroeid rond dat thema en allerlei plannen om zich daartegen te beveiligen, doen vandaag de ronde, het ene al exotischer dan het andere.

De stap naar een “nieuwe” Navo was snel gezet. Amerikaanse ambtenaren en politici zijn op een natuurlijke wijze de Navo gaan beschouwen als het instrument voor de bescherming van de gemeenschappelijke Amerikaanse en Europese belangen wereldwijd. De waslijst nieuwe bedreigingen werd daarbij erg ruim opgevat: massavernietigingswapens, internationaal terrorisme, de ontwrichting van de aanvoer van grondstoffen of de blokkering van de informatiesnelwegen, massale vluchtelingenstromen, sabotage.

Toen de Amerikanen met deze thema’s aankwamen, fronsten de Europeanen eerst de wenkbrauwen. Eigenlijk vonden ze dat de Amerikanen overdreven. Dat de proliferatie van massavernietigingswapens een risico betekende, werd niet ontkend. En dat er andere bedreigingen bestonden, leed al evenmin twijfel. Maar de Europeanen bleven (en blijven) meer heil verwachten van internationale samenwerking en preventie dan van unilaterale bestraffing waarbij eerst werd gebombardeerd en pas daarna vragen werden gesteld.

Het Europees wenkbrauwgefrons ging echter over in ongerustheid toen de Amerikanen er steeds meer de nadruk op legden dat de Navo bij de bestrijding van al die nieuwe gevaren op eigen initiatief moest kunnen handelen. In geen geval, zo klonk het in Washington, mocht de bewegingsvrijheid van de Navo gehinderd worden door de Verenigde Naties of door een “kunstmatige” geografische beperking van het Navo-grondgebied.

De Europese bondgenoten zagen dan ook de contouren opduiken van een “nieuwe” Navo die hen ging meeslepen in ongewenste militaire operaties, zoals de bombardementen in de zomer van vorig jaar op Afghanistan en Sudan. Dat doembeeld werd steeds reëler naarmate het buitenlands beleid van de Verenigde Staten unilateraler werd. De Amerikaanse tegenwerking van het Internationaal Strafhof en van het verbod op landmijnen, hun onwil om de akkoorden inzake het broeikaseffect na te komen en hun verplichte bijdragen tot de Verenigde Naties te betalen, de pretentie om iedereen te verplichten hun eenzijdig afgekondigd embargo tegen Cuba en Iran te respecteren en – als laatste toetje – de bananenoorlog waarbij de Wereldhandelsorganisatie nagenoeg buitenspel werd gezet.

In Europese ogen gedroeg de Amerikaanse bondgenoot zich steeds meer als een karikatuur van de sheriff in de Far-West, die aan het hoofd van een posse uitrukt om het onrecht in de wereld te bestrijden.

Tot op heden zijn de Europeanen te beleefd geweest (sommigen zullen zeggen te bedeesd) om luidop te zeggen wat ze stilletjes denken over die “nieuwe” Navo. Het resultaat zal dan ook wellicht zijn dat verbaal kunst- en vliegwerk en wat vage formuleringen dit meningsverschil zullen ondersneeuwen in Washington. Maar eigenlijk ontbreekt het ons vooral aan de ambitie om het alternatief uit te tekenen, namelijk een versterkte internationale organisatie om wat mondiaal is ook mondiaal te beheren. Wij zijn ons geloof in de maakbaarheid van de internationale gemeenschap toch niet kwijt? Of wel?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content