Zaterdag spelen de Rode Duivels tegen Bosnië-Herzegovina en volgende woensdag in San Marino. Twee kwalificatiematchen voor het WK 2006, dat al onbereikbaar lijkt. Marc Schaessens, de meest ervaren speler in eerste, evalueert het Belgisch voetbal.

Van de vele goede raad die in Knack wordt gegeven, wordt er zelden één opgevolgd. En in de sport al helemaal niet. Dat is nu al vele jaren dat wij telkens weer waarschuwen om in de maand februari géén oefeninterlands af te sluiten, denkt u dat ze luisteren, daar op de Houba De Strooperlaan?

Nochtans is het lijstje afschuwwekkend genoeg. Beginnen we in ’84 op de Heizel: 0-1 tegen Duitsland. ‘Dat valt toch mee’, zult u zeggen, maar het was wel de beruchte schrikkeldag 29 februari ’84, toen Eric Gerets werd opgepakt en het omkoopschandaal Standard-Waterschei uitbrak.

1986 in Elche: 3-0 van Spanje.

1987 in Braga: 1-0 verloren tegen de C-ploeg van Portugal!

1990 op de Heizel: een abominabele 0-0 tegen Zweden, wat de kop kostte van bondscoach Walter Meeuws.

1992 in Tunis: 2-1 verloren tegen Tunesië!

1994 in La Valetta: 1-0 verlies tegen Malta!! Tegen Malta zeg.

1997 in Belfast: debuut van Leekens, 3-0 op zijn doos van Noord-Ierland.

Dat zijn zeven catastrofes in dertien jaar tijd. Of zoals men in het vak zegt: één op twee. Meermaals hebben wij er daarom voor gepleit: stop met die februari-oefeninterlands. Ze kosten meer dan ze opbrengen, er komt geen kat naar kijken, en ze dienen enkel om nog niet ontloken ruzies in volle hevigheid te doen losbarsten. Met een desastreuze uitslag en maanden malaise tot gevolg. Maar nee, vorige maand was het weer prijs: in Egypte! Een ramp: 4-0. Tegen een ploeg die zijn beste speler, Ahmed Hossam ‘Mido’, niet eens had opgeroepen.

Aimé Anthuenis was na afloop duidelijk: ‘Als we tegen Bosnië en San Marino geen zes op zes halen, neem ik ontslag.’ Dat heeft hij later wat genuanceerd, in de hoop er ‘ krijg ik ontslag’ van te maken, wat al snel een paar miljoentjes scheelt, maar de inzet blijft dezelfde. Geen zes op zes betekent het einde van de sympathieke bondscoach uit Lokeren.

Maar is het zijn schuld? Kunnen zijn Rode Duivels wel beter? Laten we ons oor te luisteren leggen bij Marc Schaessens van Bergen. Twintig jaar speelt hij al in eerste, waar hij op dit moment 518 matchen op de teller heeft. Daarmee zit hij in een selecte groep van vijftien, die de kaap van de vijfhonderd hebben gerond. De onbedreigde koploper is Raymond Mommens met 614 stuks. Vervolledigen de top-vijf: Willy Wellens (598), Eddy Snelders (590), Dany Verlinden (579), en Guy Vandersmissen (574).

Sinds vorige week heeft Schaessens Jan Ceulemans (517) achter zich, en als er niet te veel misverstanden met zijn vrienden de scheidsrechters komen, is hij op het einde van dit seizoen Rudy Smidts (524) voorbij, de ultieme bekroning van zijn carrière. Want Beerschot en Antwerp, het blijven voor eeuwig rivalen.

Marc Schaessens, die op 14 september 37 wordt, begon te voetballen bij Hoboken. Het was daar dat de legendarische Rik Van Goethem tijdens een wedstrijd van de miniemen vanaf de kant naar hem riep: ‘Hé manneke, hebde gij geen goesting om bij Lokeren te komen sjotten?’ In volle match!

De kleine Marc verhuisde naar Berchem Sport, en werd door alle grote clubs het hoofd op hol gebracht. Zelfs Michel Verschueren kwam namens Anderlecht op de deur bonken. Maar de liefde voor Beerschot was groter. Schaessens debuteerde in 1984 op het hoogste niveau, hij was toen net geen zeventien. Hij speelde in eerste voor liefst tien verschillende clubs. In volgorde: Beerschot, Standard, Club Brugge, Racing Genk, Seraing, Germinal Ekeren, Westerlo, Lierse, Moeskroen, en nu Bergen.

Hij werd één keer kampioen met Club Brugge, en speelde het jaar nadien Champions League. Schaessens scoorde en gaf een assist, toen Club in Berlijn met 1-2 won van CSKA Moskou. Het heeft overigens niet veel gescheeld, of Brugge wipte op de laatste speeldag van de groepsfase Olympique Marseille eruit. Het Marseille dat later dat seizoen, onder leiding van Raymond Goethals, de Champions League zou winnen. Met Germinal Ekeren en Westerlo veroverde Schaessens de beker van België. Als hij niet kan oordelen, wie dan wel? Gaat het Belgisch voetbal achteruit?

Marc Schaessens: ‘Door dat telkens opnieuw te herhalen wordt het op de duur ook een feit. Typisch Belgisch, we halen onszelf te veel naar beneden. Er is nog voldoende talent, maar de opleiding moet verbeteren. Buitenlandse clubs staan in dat domein geen straat, maar een heel dorp verder. In landen als Frankrijk en Nederland gaan veel meer overheidssubsidies naar de jeugd, onder meer voor de accommodaties. In Wallonië zijn ze daar nu ook aan begonnen, maar de achterstand is groot. En Vlaanderen hinkt helemaal achterop.

‘Het technische niveau van de jonge voetballers moet hoger. Dat stel je nu al vast bij de nationale ploeg. Zelfs tegen Egypte drijven de tekortkomingen boven. Een uur lang kunnen we met organisatie en fysiek standhouden, maar dan gaat hoe dan ook het technische overwicht van de tegenstander de doorslag geven.

‘Vergelijk deze Rode Duivels met de lichting van begin jaren negentig: toen waren er Luc Nilis, Marc Degryse, Enzo Scifo, Luis Oliveira. Allemaal technisch onderlegde voetballers, die het verschil konden maken. Rond hen werd de ploeg gebouwd. Nu zijn die technisch superieure mannen er niet meer, op Vincent Kompany na misschien. Dus wordt de last over de hele ploeg verdeeld, en is er niemand die de leiding op zich neemt. Bart Goor kan dat, maar die is vijf wedstrijden geschorst na zijn uitsluiting in Spanje. En Wesley Sonck moet na zijn mislukt avontuur bij Ajax eerst weer zelfvertrouwen opdoen. Alle verantwoordelijkheid komt zo bij Thomas Buffel te liggen, en die kan het in zijn eentje niet bolwerken. Vooral op het middenveld komen we voetballend vermogen tekort.’

De grootste jammerklacht is dat er te veel middelmatige buitenlanders in de Belgische competitie spelen.

SCHAESSENS: Die klacht is terecht, maar vooraleer we dat kunnen veranderen moeten we er eerst voor zorgen dat de Belgische jongeren beter zijn dan die middelmatige buitenlanders. In de Waalse ploegen zitten op dit moment heel wat spelers die in Frankrijk zijn gehaald, uit derde en vierde klasse of sommigen zelfs uit de werkloosheid. Waarom zijn die beter? Omdat de opleiding in de Franse Centres de Formation veel beter is, een voorbeeld voor iedereen. Maar de Fransen zijn daar al twintig jaar mee bezig. Het heeft hen geen windeieren gelegd. Europees kampioen, wereldkampioen, en in de Europese topclubs loopt het vol Fransen.

Ik denk wel dat het besef nu bij alle clubs is doorgedrongen dat ze meer aandacht aan de jeugd moeten geven. Club Brugge laat jongeren doorstromen, Anderlecht ook, Racing Genk heeft de schouders onder zijn jeugd gezet, Germinal Beerschot was met de inbreng van Ajax goed bezig. Maar we moeten afwachten of men die inspanningen volhoudt, want het resultaat ervan merk je vaak pas na een jaar of vijf. Bij Germinal Beerschot hebben ze gewerkt volgens het Ajax-systeem, met de nadruk op techniek. Niet toevallig was Simon Tahamata daarbij betrokken. Dat heeft vrij snel een paar goede A-spelers opgeleverd, maar nu Ajax zijn participatie heeft opgezegd dreigt het hele project bij gebrek aan geld weer te verwateren.

Het is een vicieuze cirkel. De clubs kampen allemaal met geldtekort om hun stadion en hun eerste elftal op peil te houden. En het heeft geen nut zwaar te investeren in de jeugd, als daardoor je eerste ploeg naar derde klasse zakt. Als het dak van je tribune dreigt in te storten, zoals op Lierse, zijn er andere prioriteiten dan de jeugd.

Kunnen de financiële middelen van het Belgisch voetbal wel stijgen?

SCHAESSENS: Onze toeschouwersaantallen zijn beperkt, onze merchandising is meer dan beperkt, onze sponsors krijgen hooguit regionale return, en ons televisiecontract is een kruimeltje in vergelijking met het buitenland. In Frankrijk verdelen de clubs de komende jaren aan televisierechten alleen 600 miljoen euro per jaar, bij ons is dat nu 15 miljoen euro. Veertig keer minder! Dat is hallucinant. De loonlasten van een Nederlandse topclub zijn hoger dan het volledige budget van Anderlecht.

De overheid móét helpen, of we zakken werkelijk weg naar het niveau van Luxemburg. Het maatschappelijk belang van voetbal, en het sociaal belang van jeugdvoetbal, is groot genoeg om daar gemeenschapsgeld in te investeren. Na het fiasco op de Olympische Spelen in Athene hebben ze in Vlaanderen een topsportmanager aangesteld, en er wordt geld uitgetrokken voor een topsportbeleid. Men moet voor het voetbal een soortgelijke inspanning doen. Het gaat toch om de populairste sport in ons land. De Voetbalbond zou zich daar ook wat actiever en slagvaardiger mee mogen bezighouden. Er is nu het voorstel van de werkgroep onder leiding van Michel Preud’homme, om de bond te splitsen in een prof- en een amateursectie, en die amateursectie te regionaliseren zodat ze in aanmerking komt voor subsidies. Die kans moet men grijpen.

Moet er een beperking op het aantal buitenlanders komen?

SCHAESSENS: De UEFA en de Europese Unie werken aan een verplichting om een bepaald aantal in eigen land opgeleide spelers op het scheidsrechtersblad te zetten. Dat kan een stap in de goede richting zijn. Maar altijd op voorwaarde dat we eerst onze opleiding verbeteren. Als een club een betere speler voor minder geld in Frankrijk kan halen, zal ze dat niet laten. Er zijn al wel corrigerende maatregelen genomen met het optrekken van het minimumsalaris voor buitenlanders, maar het gunstige fiscaal regime compenseert dat.

En de eisen van de Belgische spelers, of hun managers, liggen te hoog.

SCHAESSENS: De clubs hebben een fout gemaakt na het Bosmanarrest. Ze hebben in paniek gezocht naar een manier om hun spelers aan zich te binden. Daarom zijn ze te lange contracten gaan sluiten en te hoge salarissen gaan uitbetalen. Er waren toen heel wat jonge spelers die plotseling heel veel verdienden. Gevolg was gemakzucht, en geen kans op verbetering in België meer. Wie nóg meer wou verdienen, kon alleen naar het buitenland. En jongeren die een eerste profcontract kregen, eisten ook zo veel geld dat ze alleen in het buitenland terecht konden.

Zo zijn er heel wat spelers vertrokken die het nooit gemaakt hebben, precies omdat ze een paar stadia hebben overgeslagen. De weg van de geleidelijkheid was veel beter geweest. Er is een hele generatie beloftevolle elementen verloren gegaan. Maar die ontsporing is achter de rug. De clubs zijn verplicht geweest hun hoge loonlasten terug te schroeven. Jammer genoeg hebben sommige dat met een degradatie of met een faillissement bekocht. Een drama voor alle jeugdspelertjes.

Hier breken de jongeren niet door omdat de buitenlanders hen blokkeren, en de betere Belgen gaan naar het buitenland, waar ze op de bank belanden.

SCHAESSENS: Het grootste slachtoffer daarvan is de nationale ploeg. En Aimé Anthuenis, die met kritiek overladen wordt, maar soms voor een hopeloze taak staat. Mocht ik in zijn plaats zijn, zou ik wel kiezen voor jongens die spelen. Wat ben je ermee een vaste waarde vertrouwen te blijven geven, als die bij zijn club op de bank of in de tribune zit? Tekort aan matchritme wordt op internationaal niveau toch cash betaald, en het trekt bovendien de rest van het elftal mee naar beneden. Als Sonck al twee maanden niet meer speelt en Stein Huysegems wel, dan moet je Huysegems nemen. Ik weet wel: dan komt weer het verwijt dat je geen vaste ploeg hebt en te veel wisselt, maar het is kiezen tussen twee kwalen.

Is de organisatie van onze clubs door de jaren heen professioneler geworden?

SCHAESSENS: Wat mij opvalt in vergelijking met het begin van mijn carrière, is dat er zo veel functies zijn bij gecreëerd. Ik vrees dat men daardoor soms de basis vergeet. Investeer in je jeugdafdeling, trek daar bekwame trainers en begeleiders voor aan, schakel ex-spelers in die hun ervaring hebben en naar wie die jonge gastjes opkijken… Je bent niets met een professionele top, als er geen fundament onder ligt.

Zou ons voetbal een nieuwe lichting trainers kunnen gebruiken, eventueel uit het buitenland?

SCHAESSENS: Het niveau van onze trainers valt best mee, en in vergelijking met twintig jaar geleden worden de trainingen professioneler gegeven en wetenschappelijker onderbouwd. Maar dat kost ook weer geld, en dus proberen sommige clubs ook daarop te besparen. Buitenlandse trainers kunnen soms voor nieuwe inzichten zorgen, maar ook voor hen is België niet meer interessant. En we moeten het niet altijd elders gaan zoeken. Men heeft het over Trond Sollied, en nu wordt de naam van Co Adriaanse overal gepropageerd, maar Emilio Ferrera heeft ook nieuwe ideeën en een andere manier van trainen in het Belgische voetbal gebracht. En René Vandereycken is toch niet de eerste de beste? Jammer genoeg is de mentaliteit hier vaak bekrompen. Wie zich durft manifesteren, krijgt meteen iedereen op zijn dak. Want hij is een dikke nek en bij de eerste nederlaag wordt hij met de grond gelijkgemaakt.

Wil jij trainer worden?

SCHAESSENS: Wie weet? Maar dan eerst op een bescheiden niveau. Bij de jeugd van Svelta Melsele bijvoorbeeld, waar mijn zoontje speelt. Het is net als in een spelerscarrière: sla niet te veel stappen over, of het loopt mis. Eén ding weet ik zeker: als ik trainer zou zijn, organiseerde ik elke week een nevenactiviteit voor de hele kern. Een goede geest in de ploeg is primordiaal. Ik heb heel wat trainers gehad, maar de beste herinneringen heb ik aan Barry Hughes bij Beerschot. Tactisch misschien niet zo sterk, maar niemand kon beter sfeer maken dan hij.

Jullie zijn toen wel bijna gedegradeerd.

SCHAESSENS: Ja, maar dat lag niet aan hem. We hebben tot de laatste speeldag moeten vechten. We hadden één puntje meer dan RWDM. Wij moesten naar Luik, dat derde stond en zeker was van Europees voetbal. Zij naar Club Brugge, dat nog een punt nodig had om Europees te spelen. Maar omdat die matchen gelijktijdig gespeeld werden, hadden we maar één opdracht: winnen. Zes-één verloren! Zes goals van Zvonko Varga, ik heb ons doelpunt gemaakt. Wij kwamen als geslagen honden van het veld, en toen hoorden we bovendien dat RWDM 3-3 gelijk stond op Brugge, daarmee lagen wij eruit, want Molenbeek had meer matchen gewonnen. In de laatste seconde heeft Luc Beyens, zijn naam zij geprezen, nog 4-3 gemaakt, en bleven we er toch in. Maar we waren zo beschaamd dat niemand blij kon zijn. Toen de bus het stadion van Rocourt uitreed, pakte Hughes, die zo kaal was als een biljartbal, de microfoon en begon ineens te zingen van: ”k Wil op mijn kop een kamerbreed tapijt.’ De ontlading in die bus was onvoorstelbaar. Wij hebben zitten zingen en brullen tot in Antwerpen. En we hadden met zes-één verloren.

Door Koen Meulenaere

‘Frankrijk heeft het voorbeeld gegeven.’

‘Er is een hele generatie verloren gegaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content