De nieuw verkozen Colombiaanse president Álvaro Uribe Vélez heeft de noodtoestand uitgeroepen. De strijd tegen de guerrilla krijgt voorrang.

De pionnen mogen dan veranderen, het spel blijft steeds hetzelfde in Colombia. De linkse guerrilla, die in het zuidwesten van het land een staat-in-de-staat voor zichzelf heeft weten te veroveren, bestrijdt de regering. Het leger en extreem-rechtse milities – de grenzen tussen beide zijn in Colombia niet zeer scherp te trekken – bestrijden de guerrilla. En ondertussen proberen alle partijen zoveel mogelijk geld uit de illegale drugsindustrie te slepen.

Onder de onlangs beëdigde president Álvaro Uribe Vélez zal het niet anders gaan. Hij is verkozen op basis van een programma dat in de eerste plaats hard optreden beloofde tegen de guerrilla van de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC), de Revolutionaire Strijdkrachten, en het kleinere Ejército de la Liberación Nacional de Colombia (ELN), het Nationaal Bevrijdingsleger. De ‘Sharon van Latijns-Amerika’ wordt hij daarom al genoemd, ook al ziet hij daar geenszins naar uit, met zijn wat tengere voorkomen en bebrilde oogopslag – hij is doctor in de rechten en advocaat. Maar als om te onderstrepen dat de guerrilla absoluut niet van plan is zich door de voornemens van de nieuwe man aan het roer te laten intimideren, ging Uribes beëdiging gepaard met drie explosies bij het parlementsgebouw, waarbij negentien mensen het leven lieten en er ruim dertig gewond werden.

Sinds die dag hebben guerrilla en rechtse milities een onbeslist oorlogje gevoerd om een noordelijk gebied, waar goudmijnen en drugsplantages zijn. In heel het land zijn aanslagen gepleegd en is er gevochten. Resultaat: honderd doden in vijf dagen. Niets nieuws dus. De guerrilla en de rechtse milities voeren al jaren oorlog.

Meer dan drie jaar heeft de vorige president, Andrés Pastrana, met de rebellen onderhandeld, zonder enig resultaat. De moorden en ontvoeringen bleven gewoon voortduren. De honderden miljoenen dollar militaire hulp van de Verenigde Staten mochten niet baten. Vorig jaar alleen al verloren 1500 militairen en militieleden het leven in de strijd. Daarnaast kwamen 2000 burgers om en werden er meer dan 3000 gekidnapt. En zeker 300.000 Colombianen zijn uit hun huizen verdreven. In februari van dit jaar besliste Pastrana, wellicht mede onder druk van de steeds populairder wordende Uribe, de gesprekken met de rebellen definitief af te breken.

ONAFHANKELIJK

Bij de presidentsverkiezingen van 26 mei wist Uribe meteen al in de eerste ronde van de verkiezingen een absolute meerderheid van de kiezers, 53 procent, achter zich te verzamelen. Dat was nog niet vertoond, sinds in 1991 voor de presidentsverkiezingen een twee-rondensysteem werd ingevoerd. Voor het eerst ook in de geschiedenis van het land komt de nieuwe president, die als onafhankelijke campagne heeft gevoerd, niet uit een van de grootste twee partijen, de Liberalen en de Conservatieven. Het zegt iets over het verlangen naar verandering dat in het land heerst. Colombia is de burgeroorlog tussen Bogotá en de guerrilla, die nu al 38 jaar woedt, spuugzat. ‘Geef de oorlog een kans’, luidt een veel gehoorde slogan. De aanslagen bij de eedaflegging en het palmares van Uribe dragen daartoe bij.

Hij is geboren op 4 juli 1952, als oudste van de vijf kinderen van Alberto Uribe Sierra. Zijn kinderjaren bracht hij door op het landgoed van zijn vader in Salgar en in Medellín, hoofdstad van de rijke provincie Antioquia, waar zijn vader in 1963 definitief met zijn gezin heen verhuisde. Hij zat op strenge jezuïeten- en benedictijnenscholen en studeerde daarna aan de universiteit van Antioquia, waar hij ook militeerde bij de Jonge Liberalen. Toen hij al als politicus actief was, ging hij zijn academische kennis bijspijkeren aan de topuniversiteiten van Harvard en Oxford.

De politieke microbe erfde de toekomstige president van zijn moeder, Laura Vélez, die gemeenteraadslid was in Salgar en een van de pioniers in de strijd voor het stemrecht voor vrouwen. Hij begon zijn komeetachtige publieke carrière in 1976 als hoofd van het gemeentelijk nutsbedrijf van Medellín. Een jaar later, net afgestudeerd in de rechten en de politieke wetenschappen, werd hij secretaris-generaal van het ministerie van Arbeid.

In 1978 trad hij in het huwelijk met Lina Moreno, tegenwoordig hooglerares in de filosofie, met wie hij twee zonen heeft. In maart 1980 stelde de toenmalige president Julio César Turbay Ayala hem aan het hoofd van het departement voor burgerluchtvaart. Nog geen tweeënhalf jaar later, net dertig geworden, werd Uribe verkozen, op de lijst van de Liberale Partij, als burgemeester van Medellín – een ambt dat hij overigens niet langer dan vijf maanden zou bekleden.

Uit die tijd stammen de geruchten over zijn verstrengeling met de clans van de narcotraficantes, de drugsbaronnen van Medellín, die toen hun hoogtijdagen beleefden. Zo zou hij als baas van de burgerluchtvaart vlieglicenties hebben verleend aan piloten van de drugskartels. Meer specifiek zou hij, net zoals zijn vader, goede banden hebben onderhouden met de capos Fabio Ochoa en Pablo Escobar Gaviria.

BURGERWACHTEN

Van 1986 tot 1994 was Uribe senator. Hij profileerde zich vooral op socio-economische thema’s. Hij was onder meer de geestelijke vader van een wet ter hervorming van de arbeidsmarkt, die op zware tegenstand van de vakbonden stuitte. In januari 1995 werd hij gouverneur van Antioquia. Zijn belangrijkste verwezenlijkingen: opleidingen voor laaggeschoolde boeren en dagloners, de oprichting van coöperatieve banken, de uitbouw van het telefoonnet, de inkrimping van de bureaucratie. Maar – en dat trekt veel Colombianen aan – hij slaagde er wel in om de FARC uit zijn provincie te verjagen. Overdag vocht het leger, ’s nachts kwamen de paramilitairen het overnemen.

En hij betrok, ondanks veel protest, de burgerbevolking bij de strijd tegen de linkse guerrillero’s. Daartoe richtte hij een netwerk op van wat hij Convivir-associaties noemde: een soort burgerwachten, al dan niet bewapend, die rebellenactiviteiten rapporteerden aan de ordediensten – maar soms ook wel actiever optraden.

Volgens mensenrechtenorganisaties raakten verschillende Convivir-kernen verstrengeld met de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC), de Verenigde Zelfverdedigingsgroepen. Dit 12.000 man sterke huurlingenleger heeft een bloedige staat van dienst: volgens de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch is de AUC verantwoordelijk voor meer dan 70 procent van de 35.000 doden die er in de jongste tien jaar van de burgeroorlog zijn gevallen. Hun specialiteit is het vermoorden van burgers die als links bekendstaan, of van wie dat gemakshalve wordt aangenomen, of van wie het in elk geval niet vaststaat dat ze niet links zijn.

Uribe heeft altijd de naam gehad ‘de vriend van de paramilitairen’ te zijn, meer bepaald van Carlos Castaño, de aanvoerder van de AUC, met wie hij een gelijksoortige achtergrond deelt: beiden zijn zonen van grootgrondbezitters, beider vaders zijn door de FARC vermoord. De nieuwe president mag nu dan ook luid verkondigen dat hij de paramilitairen even hard wil aanpakken als de guerrillabewegingen, ter linkerzijde zijn er velen die geen geloof hechten aan zijn woorden.

Vooral het voornemen van Uribe om nu op nationaal vlak de burgerbevolking bij de strijd tegen de rebellen te betrekken, wekt grote argwaan. Een miljoen Colombianen – van privébewakers (Colombia telt er ongeveer 150.000) over postbodes tot vrachtwagenchauffeurs – zouden volgens Uribes plan als een soort verklikkers moeten gaan samenwerken met de veiligheidsdiensten. Welke represailles zal de burgerbevolking van de guerrillero’s te verwerken krijgen? En zal het plan de paramilitairen niet meer wind in de zeilen geven?

Vast staat dat in Colombia de verwachtingen dezer dagen zeer hoog gespannen zijn. Te hoog wellicht, wanneer de economische cijfers in rekening worden gebracht. Om zijn land op de guerrilla te heroveren, wil Uribe de militaire uitgaven met eenderde verhogen, tot 4,3 miljard euro. Daarmee hoopt hij onder meer de getalsterkte van het politiekorps en van het leger te verdubbelen, tot respectievelijk 200.000 en 100.000 manschappen. Maar dan moet hij in de eerste plaats voor veel meer overheidsinkomsten zorgen, want drugshandel en ontvoeringen verschaffen de tegenstander fortuinen.

Meer overheidsinkomsten wil zeggen de belastingen met 800 miljoen dollar per jaar verhogen en tegelijk de corruptie bestrijden. Maar ook besparen door de ambtenarij in te krimpen en de pensioenen te hervormen. Stuk voor stuk ambitieuze maatregelen die Uribes huidige populariteit flink kunnen doen slinken.

Maar voorlopig stijgt die alleen. De zakenwereld heeft al steun beloofd voor een ‘noodbelasting’, 1,2 procent extra voor de superrijken. Dat geld zal worden gebruikt om de duizenden soldaten en politiemannen die het terrein van de FARC moeten heroveren, te betalen.

De bevolking wil een einde maken aan het geweld. Desnoods via een open oorlog met duidelijke kampen. Maar een zuiver militaire overwinning zal ook Colombia’s sterke man wellicht niet behalen. Dus gaat het er om wanneer en onder welke condities regering en rebellen weer gaan onderhandelen.

Christine Albers – Misjoe Verleyen

Uribe heeft altijd de naam gehad ‘de vriend van de paramilitairen’ te zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content