Als kind wou schrijfster Els Beerten een stoeltje naast God verdienen. Met haar laatste boek, Allemaal willen we de hemel, doet ze een aardige poging. ‘Ik wou weten of een mens kan leven met de keuzes die hij te goeder trouw maakt, maar die de rest van de wereld veroordeelt.’

‘Er waren mensen die me voor gek verklaarden omdat ik het thema van de oostfrontstrijders wou aansnijden. Mijn vader waarschuwde me zelfs voor represailles’, zegt Els Beerten. Ze praat snel en gedreven over haar laatste boek, met een lichaamstaal die duidelijk maakt dat ze het nog onder de leden heeft. ‘Wat ik zo mooi vind aan…’, zegt ze af en toe over haar eigen personages. Dat is grappig. Dat is ook terecht, want Allemaal willen we de hemel is een sterk boek.

De titel laat zich lezen als ‘iedereen wil uiteindelijk het beste voor iedereen, en we doen allemaal wat we kunnen’. Vandaar ook het motto van T.S. Eliot: ‘For us there is only the trying.’ Volstaat dat om in de hemel te komen?

ELS BEERTEN: Ik was een heel levendig kind, en ik kreeg daarvoor dikwijls op mijn kop. Mijn grootste zorg was dat ik na mijn dood niet in de hemel zou komen. Om mijn plaats te garanderen, leerde ik zelfs een catechismus vanbuiten. Later ging ik zingen voor het slapengaan – ik had gelezen dat dat gelijkstond aan tweemaal bidden. Maar dan kwam weer de schrik dat ik in de hemel mijn ouders niet zou terugvinden. Ik moet als kind een grote verlatingsangst hebben gehad. Het gepieker is pas opgehouden toen mijn moeder me verzekerde dat ze me zou komen zoeken. Het verlangen naar een hemel zat dus diep in mij. Ik las ook het liefst wensvervullende boeken. Maar dat klopte niet met mijn werkelijkheid. Dus wou ik zelf graag schrijven over gewone mensen, die niet honderd procent goed zijn. ‘Zie mij graag’ is zeker een motief in het boek. Al die personages hebben dat, en ze zitten alle vier in mij.

U zoekt in uw verhaal geen schuldigen, zeker niet onder de hoofdpersonages. En zelfs wie tussen de regels met de vinger wordt gewezen, blijft aardig buiten schot.

BEERTEN: Na Lopen voor je leven wou ik een stap verder zetten rond het thema van de schuldvraag. Ik wou weten of een mens kan leven met de keuzes die hij te goeder trouw maakt, maar die de rest van de wereld veroordeelt.

Toen ik naar een reportage over de oostfrontstrijders keek, waarin ook een interview met een Gentse oostfronter zat, voelde ik eerst minachting. ‘Zie hem daar zitten,’ dacht ik, ‘nu heeft hij makkelijk praten.’ Tot ik hem sympathiek ging vinden, en merkte dat hij zijn keuzes van toen ook ter discussie stelde. Ik begon hem te zien als iemand zoals u en ik, die in zijn leven stomme dingen deed en zich later afvraagt waarom. Ik heb hem met een klein hartje gebeld – ik wou niet dat iemand wist dat ik contact had met een ‘zwarte’. Maar die man van 84 was zo bereidwillig, hij antwoordde op al mijn vragen, zelfs de moeilijkste en pijnlijkste. Ik wou natuurlijk geen pleidooi voor de oostfrontstrijders schrijven, maar wel dat alle kanten van ‘keuzes maken’ werden opengetrokken. Zo groeide bij mij ook het besef dat zwart-witdenken niet gezond is. Ik kan niet weten wat ik toen zou hebben gedaan, want ik heb het niet meegemaakt.

Want elk personage heeft wel zijn persoonlijke en puur menselijke redenen om deze of gene richting uit te slaan.

BEERTEN: Klopt. Het is makkelijk om alles in de schoenen van priesters of leraren te schuiven, maar er moest iets meer zijn wat die jongens dreef. Waarom is anders niet die hele klas naar het oostfront getrokken? Bij het personage Jef speelt het manbeeld waaraan hij niet kan beantwoorden, bij Ward het verlies van zijn vader. Het is goed dat ze erover denken en er iets aan doen. Iedereen maakt overwogen keuzes in de oorlog, ook wie aan de kant blijft staan. Op een bepaald moment klinkt dat besef duidelijk door: ‘de oorlog, dat zijn wij’.

Een van de vragen die zich na het lezen aandient, is: kan een mens altijd opnieuw beginnen? Nee, zo lijkt het. Zo zegt Jef: ‘Ik ben elk moment van mijn leven. Er is maar één Jef.’

BEERTEN: Ik denk het ook niet. Het is ook sterker om door te gaan met alles wat je hebt gedaan en meegemaakt. Anders zou het leven een sprookje zijn. Ward kan niet met zijn verleden verder, dat wou ik aangeven. Hij moet letterlijk kotsen van wat hij zichzelf allemaal wijsmaakt. Van dan af moet hij een manier vinden om met de brokken te leven.

Het is wel normaal dat mensen in de ergste omstandigheden een eigen verhaal gaan maken om te overleven. Ik merk dat ook aan mezelf. Fantasie en verhalen zijn krachtige middelen om de werkelijkheid mooier te maken dan ze is en om ermee om te kunnen. Zolang je je eigen verzinsels niet voor waar neemt, is daar niets mis mee.

Muziek speelt een grote rol in het verhaal. Waarom?

BEERTEN: Ik wou een dorp creëren, met een fanfare als bindende kracht tussen de mensen. Muziek overleeft altijd, het is een taal die geen woorden behoeft. Je maakt samen muziek en het klikt, het werkt, je begrijpt elkaar. Toen ik over die fanfare schreef, heb ik veel aan mijn grootvader en ooms gedacht: ze speelden allemaal in een fanfare. Ik speelde vroeger gitaar, en een fanfare vond ik een beetje onnozel. Tot mijn grootvader stierf en ‘zijn’ fanfare hem drie kilometer lang begeleidde, van aan zijn huis tot aan de kerk. Ik was toen al 22, maar dat heeft me erg ontroerd. Voor het boek ben ik veel met die muzikanten gaan praten. Zo ontdekte ik dat fanfares hun instrumenten tijdens de bezetting wel onder de grond móésten stoppen. Anders was je als muziekgroep ‘verdacht’ of werden je instrumenten gesmolten tot munitie. In het boek begint het leven voor het dorp weer als de fan-fare opnieuw begint. Noem het bindende troost.

Het slot van het boek zal bij veel lezers een wrang gevoel nalaten.

BEERTEN: Met de beste wil van de wereld: ik kon hier geen happily ever after-einde schrijven. Doorgaans wil ik mijn personages laten louteren. Neem nu Ward, met al zijn idealen. Hij wou tonen dat hij geen flauw kereltje was. Ik wou hem veel talenten geven, zodat hij na de oorlog verder kon. Maar dan zou de oorlog iets zijn waar je als gelouterd mens kunt uitkomen. En dat kon ik, Els Beerten, niet. Het is ook in die zin echt mijn boek, ook al liggen nu veel lezers wakker van het einde. Maar dat is net goed.

Weet u, veel boeken en films die over de oorlog gaan, stellen de oorlog net mooier voor. Een schrijver als Kurt Vonnegut heeft mijn blik opengetrokken. Met Slaughterhouse-Five schreef hij een echt anti-oorlogsboek, dat ervoor zorgt dat jonge mensen helemaal niet naar de oorlog willen. Dat is een van mijn betrachtingen geweest. Dat, en ook een voorzichtige oproep om allemaal een beetje milder te zijn. Om toe te geven dat we het ook allemaal niet zo goed weten.

ELS BEERTEN SIGNEERT OP 9 EN 11 NOVEMBER OP DE BOEKENBEURS (STAND 317, WPG UITGEVERS)

DOOR ANNELIES DE WAELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content