De liberalen willen de kracht van het katholiek onderwijs breken. Althans, dat vermoeden leeft bij verantwoordelijken van de Vlaamse Don Boscoscholen.

Uitspraken van vooral liberale politici over onderwijs, netvervaging, lessen godsdienst en niet-confessionele zedenleer lokten destijds onverwacht felle reacties uit. Dat de christen-democraten van de oppositiepartij CD&V en ‘de Guimardstraat’ (de koepel van het Katholiek Onderwijs) van zich lieten horen, verwonderde niemand.

Maar de rondetafel over het onderwijs, die met horten en stoten op gang kwam en die eind juni moest worden besloten, kreeg nog geen definitief beslag. Intussen nam minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) wel parallelle initiatieven die het gesprek doorkruisten.

Voor de aanvang van het nieuwe schooljaar zetten gedelegeerd bestuurder Jos Van Eyken van het Don Bosco Onderwijscentrum, hoofdbegeleider Jean-Paul Pinxten die ook deelneemt aan de onderwijsconferentie, pedagogisch begeleider Technische Vakken Paul Raes en pedagogisch adviseur Jef Mesens hun overwegingen nog eens op een rij.

Vanwaar die heftige reacties op de onderwijsplannen van de Vlaamse regering?

Jos Van Eyken: De mensen in het veld voelen zich aangevallen, in hun inspiratie en hun overtuiging. De uitspraken van VLD-voorzitter Karel De Gucht stoelden op een uit zijn context gerukte uitspraak van Toon Boone, gewezen secretaris-generaal van het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs en zelf salesiaan.

De Gucht stelde dat de ‘binnenkant’ van het katholiek onderwijs lang niet zo katholiek is als wordt beweerd, dat driekwart van het personeel zelfs niet meer katholiek is. Er zou dus nog nauwelijks een verschil zijn tussen de netten. Dat heeft veel geëngageerde leerkrachten en opvoeders diep gekwetst. Omdat het een pertinente leugen is. Ik blijf geloven dat een katholieke school vandaag zinvol, nuttig en nodig is.

Durft u achter die uitlatingen enige strategie vermoeden?

Van Eyken: Concrete aanwijzingen heb ik niet, wel een sterk vermoeden. In sommige uitspraken herken ik duidelijk de bedoeling om het katholiek onderwijs klein te krijgen. Minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten weet haar voorstellen voor netoverschrijding zo mooi te verpakken dat ze voor alle partijen aantrekkelijk lijken. Wie kijkt naar wat er allemaal achter zit, merkt dat ze maar gerealiseerd kunnen worden als het katholiek onderwijs zijn eigenheid, zijn binnenkant opgeeft.

Het gevoelen voortdurend te worden aangevallen leidt, niet alleen bij ons maar ook in het gemeenschapsonderwijs, tot veel onrust. Directies wachten angstig af welke maatregelen ze tegen het eind van het schooljaar op hun dak zullen krijgen. Uit pedagogisch oogpunt is die onrust een ramp. Ik vind het des te erger omdat ze precies door het departement Onderwijs veroorzaakt wordt.

De spanningen spitsen zich toe op de lessen godsdienst en zedenleer. Maken die dan het verschil?

Van Eyken: Een katholieke school is niet een school plus twee uur godsdienst. Ik weet wel dat je niet ‘op een godsdienstige manier’ wiskunde kunt geven. Het verschil zit hem in de mens achter die wiskunde, de mens die vanuit zijn levensbeschouwing gedreven bij zijn leerlingen staat. Een katholieke school vertrekt van een welbepaald opvoedingsproject. Daarom werken wij binnen onze scholen met kernen, met pastorale animatiegroepen, die dat project dragen. Een project dat zijn inspiratie vindt in het geloof en het evangelie, zoals die concreet bij Don Bosco en in zijn pedagogie uitgewerkt zijn. Je kunt daar voor of tegen zijn, maar aan de mensen die in zo’n project willen stappen, vragen wij een uitdrukkelijk engagement. Als we naar de respons en de dagelijkse toepassing kijken, zijn we optimistisch.

Jean-Paul Pinxten: Net als voor Don Bosco is onderwijs voor ons een middel om aan opvoeding te doen. Als het ons niet langer mogelijk is aan zo’n opvoeding te doen, dan stoppen we er beter mee. Zogenaamd neutraal of waardevrij onderwijs bestaat niet. Onderwijs heeft altijd met waarden te maken. Voor ons christelijke waarden dus. Als je ziet hoe ontstellend hoog het aantal zelfdodingen bij jongeren in Vlaanderen ligt, dan is het voor mij duidelijk dat jonge mensen meer dan ooit behoefte hebben aan zingeving, dat zij snakken naar impulsen en wegwijzers om hun leven leefbaar en zinvol te maken. Wat niet betekent dat we de ogen sluiten voor de plurale context, waarin onze leerlingen zich een weg zoeken. Maar nogmaals, op dat moment vinden wij het belangrijk dat zij iemand hebben die naast hen staat en bereid is met hen daarover in dialoog te treden. Die pedagogische houding vind ik heel sterk aanwezig in de leerplannen godsdienst. Bovendien houdt ons opvoedingsconcept in dat wij, ook buiten de lessen, bewust aandacht geven aan de vorming van de totale persoonlijkheid in momenten van cultuur en sport, van bezinning en viering.

Stelt zo’n opvoedingsproject niet te strenge eisen aan leerkrachten, ouders en leerlingen?

Jef Mesens: Het eist van alle partners in het schoolgebeuren een minimale eensgezindheid over fundamentele principes, een bereidheid om daarover een open dialoog te voeren en er zich voor in te zetten. Dat zo’n engagement niet bij elke leraar even sterk is, spreekt voor zich. Maar we kunnen doorgaans wel op voldoende trekkers of gangmakers rekenen.

Paul Raes: Idem eigelijk bij de leerlingen. Voor hen kunnen naschoolse activiteiten een bijzondere betekenis krijgen. Bij sport, toneel of kamp raken zij meer en meer bij het opvoedingsproject betrokken. In de hogere jaren worden hen ook concrete voorstellen gedaan om zich bij de speelplaatswerking in te zetten.

Zijn niet-gelovige of moslimleerlingen welkom in een school met een uitgesproken christelijk opvoedingsproject?

Van Eyken: Ook die zijn welkom. Voor moslimkinderen hebben wij een tekst opgesteld die ze meekrijgen bij hun inschrijving. Die wijst op de centrale plaats van elke leerling in het opvoedingsgebeuren en op het principe van het wederzijds res- pect. We leggen uit waarin het typische van een Don Boscoschool bestaat. We zeggen uitdrukkelijk dat het om een katholieke school gaat, ‘waarin een leerling op vlak van geloof een eigen overtuiging mag hebben en ze met respect voor andere ter sprake kan brengen’. We zeggen daarbij ook dat wij graag de gelovige basis, waarden en principes van ons geloof zouden doorgeven en wij verwachten dat leerlingen daar zoveel mogelijk aan deelnemen en zich daartegen niet verzetten. In de praktijk is het zo dat moslimleerlingen, bij bepaalde islamitische feesten, zelfs een kleine attentie krijgen.

U had het eerder al over onrust en onbegrip. Kan de onderwijsconferentie daar enige verbetering in brengen?

Pinxten: Het katholiek onderwijs was zeker geen vragende partij. Van bij de aanvang had ik de indruk dat de conferentie een maat voor niets dreigt te worden. We zitten met meer dan veertig mensen rond de tafel. Er worden veel ideologische pleidooien pro domo gehouden en termen als vrijheid, levensbeschouwing, neutraliteit en pluralisme dekken er de meest verschillende en tegenstrijdige werkelijkheden.

Als het over de invulling van de ‘inrichtende macht’ gaat, worden de elementaire regels van management met voeten getreden. Ik vraag me werkelijk af of het wel verantwoord is het onderwijs aan de partijpolitiek toe te vertrouwen.

Rik DE GENDT

‘Directies wachten angstig af welke maatregelen ze op hun dak zullen krijgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content