Juan Diego Cuauhtlatoatzin is de eerste indiaanse heilige in de geschiedenis. En zeer omstreden.

De website van het Vaticaan houdt het sober: Juan Diego Cuauhtlatoatzin (1474-1548). ‘Er is weinig bekend over zijn leven voor hij zich bekeerde, maar traditie, archeologische en iconografische bronnen en ook oude documenten geven een beetje informatie over de heilige.’

Volgt het verhaal. Cuauhtlatoatzin, wat zoiets betekent als ‘pratende arend’, bekeerde zich en kreeg de naam Juan Diego. Op 9 december 1531 ging hij, zoals zijn gewoonte was, vroeg op pad om naar de kerk te gaan. Maar die dag verscheen de maagd Maria aan hem en zei dat er een kapel moest worden gebouwd op de heuvel van Tepeyac. De bisschop geloofde het verhaal niet en vroeg een bewijs. Op 12 december liet Maria rozen groeien uit de barre grond. De indiaan plukte ze, droeg ze in zijn mantel naar de bisschop en toen hij daar aankwam, bleek een beeld van de Moeder Gods te staan aan de binnenkant van zijn mantel.

Iedereen verbaasd natuurlijk en de brave indiaan trok zich terug in een kleine hut naast de kapel en leefde daar in staat van heiligheid tot zijn dood in 1548. Zijn miraculeuze jas wordt bewaard in de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe.

Die soberheid steekt schril af tegen de publicaties die op het internet terug te vinden zijn. Voor- en tegenstanders van de heilige gaan elkaar daar te lijf met alle mogelijke argumenten. Nu is een beetje historische kritiek nooit weg, maar hagiografen met elkaar vergelijken, leidt altijd tot de conclusie dat ze van elkaar afschrijven en allerlei verfraaiingen toevoegen aan wat in se een heel klassiek verhaal is in zijn genre.

EEN WAARSCHUWING

De rozen worden zo ‘Castiliaanse rozen’. De maagd Maria verschijnt de geijkte drie keer. De indiaan hoort op zijn tocht hemelse muziek, ziet een prachtig licht en ruikt de zoetste geuren. Hij noemt de verschijning Tecuauhtlacuepeuh, of ‘zij die komt aanvliegen uit het licht’, maar de Spaanse bisschop verstaat dat als Guadalupe, en omdat hij franciscaan is, herinnert hem dat aan de Spaanse maagd van Guadalupe, een oud Mariabeeld ondergebracht in een franciscaans klooster in Spanje. Vandaar de naam: Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe. Hoe verder het verhaal gaat, hoe fraaier het wordt. Zelfs de dialoog tussen de jonge vrouw en de indiaan wordt nauwkeurig weergegeven, zij het ongeveer driehonderd jaar na de feiten. Als het al feiten zijn.

Een sprong naar 1996. De 80-jarige monseigneur Guillermo Schulenburg, abt van de basiliek waar de mantel bewaard wordt, zegt in een interview dat die mantel niet echt is. Dat het gewoon om een beschildering gaat en dat proeven aantonen dat ermee gesjoemeld is. Het rapport van die proeven is niet gepubliceerd.

Niemand kan verklaren welk belang uitgerekend de abt van de basiliek zou hebben om zijn eigen relikwie aan te vallen, maar Mexico reageert verontwaardigd. De mantel niet echt? En al die miljoenen pelgrims dan? Daar moet iets achter zitten. Schulenburg schrikt en zegt dat hij door de journalisten verkeerd geciteerd is. Maar het baat niet. Hij wordt tot ontslag gedwongen. De kalmte keert terug.

In 1998 stelt een kerkjurist dat de kerk geen officiële positie neemt omtrent de miraculeuze mantel. Als de paus praat over het ‘beeld van Maria’, dan doet hij dat op een symbolische manier. Geen reactie.

Maar het jaar daarop barst de herrie weer los. Het onderzoek naar de heiligverklaring van de indiaan is volop bezig en Rome doet zoiets serieus. Er komen officiële commissies aan te pas en archiefonderzoek en getuigenverklaringen. Schulenburg, een nauwgezet man, schrijft samen met twee andere priesters een brief aan de paus. Hij meldt dat Diego wellicht geen historische figuur is en dat de kerk dus moet uitkijken. De brief lekt uit en Mexico is te klein.

Geen historische figuur? Iedereen kent Juan Diego! En verschillende pausen hebben bevestigd dat de verschijning echt is. Sterker nog: ze werd uitgeroepen tot patrones van Mexico (1737), koningin van Mexico (1895), Hemelse Patrones van Latijns-Amerika (1910) en keizerin van beide Amerika’s (1945).

PUBLIC RELATIONS

De protesten zijn des te sterker omdat verwacht wordt dat de paus zelf naar Mexico komt voor de heiligverklaring van Juan Diego. Ondertussen vraagt niemand zich af waarom Rome een vertrouwelijke brief van een prelaat laat lekken. Of, anders gezegd, waarom de heiligverklaring per se moet doorgaan.

De verklaring ligt voor de hand. Sinds het aantreden van Johannes Paulus II verliest de katholieke kerk in heel Latijns-Amerika snel leden. Geen wonder. De paus haalde van bij zijn allereerste reis – Mexico 1979 – de daar zeer populaire basiskerk van de bevrijdingstheologie onderuit. Progres- sieve bisschoppen werden vervangen door uiterst conservatief volk. Protestantse groeperingen werven ondertussen driftig bij de indiaanse bevolking, die nog steeds doodarm en vrijwel rechteloos is. Een indiaanse heilige zou de katholieke kerk dus zeker goed uitkomen. Zeker nu de Mexicaanse president Vicente Fox een gelovige (zij het gescheiden en hertrouwde) katholiek is.

Zuiver kerkpolitiek dus. Dat valt zelfs af te leiden uit de Vaticaanse website: ‘De mantel toont een vrouw met indiaanse trekken en kleding. Ze wordt gesteund door een engel wiens vleugels herinneren aan de goden uit de traditionele godsdiensten van die streek. De gordel die ze draagt is een teken dat ze zwanger is. En zo stelt het beeld dat Christus wedergeboren is tussen de volkeren van de Nieuwe Wereld.’

De verschijning kwam overigens op een moment dat het de conquistadores steeds moeilijker viel om de indiaanse bevolking te winnen voor de Spaanse beschaving en godsdienst. De franciscaanse predikanten hadden nochtans alles geprobeerd: tempels kapotgeslagen, ook in Tepeyac waar de Azteekse moedergodin werd vereerd en waar nu de basiliek prijkt. Honden en katten waren publiekelijk verbrand om duidelijk te maken wat de hel was. Kinderen van edelen en koningen werden in hun kloosters opgevoed. Maar niets baatte. Vandaar dat een verschijning die verklaarde de moeder van alle mensen te zijn, zo goed viel. Alleen moest de ‘ziener’ dan ook een indiaan zijn. En zo gebeurde.

Historisch feit is dat de franciscanen de eerste jaren na de officiële verschijning nergens iets hebben gemeld. Die documentaire stilte is verdacht. Maar even historisch is dat twintig jaar na de verschijning overal over de verering werd gesproken. Tot zelfs door een Engels piraat, ene Miles Philips, die een tijd in Mexico gevangen had gezeten. Philips was protestant en droeg door zijn bloederige verhalen over de inquisitie veel bij tot de haat tegen katholieken in zijn thuisland.

Dat de verschijning vier eeuwen later opnieuw het nieuws haalt, is vreemd. Zeker in het licht van de oorverdovende stilte toen deze paus bijvoorbeeld de Kroatische kardinaal Alojzije Stepinac (1898-1960) zalig verklaarde. Een man die zelfs bij de nazi’s afkeer verwekte door zijn uiterst wrede houding tegen niet-katholieken. Of Opus Dei-stichter Josemaria Escriva (1902-1975), die in oktober heilig wordt verklaard en daarmee kampioen wordt van de snelste heiligverklaring na iemands dood.

In vergelijking met dat soort volk is Juan Diego een onschuldig staaltje public relations. Alleen is het jammer dat een eeuwenoude traditie, die eigenlijk niet tot het wezen van de godsdienst behoort en veeleer is getolereerd dan aangemoedigd, nu wordt ingezet voor wereldwijde klerikale marketing. Daar is op termijn niemand mee gebaat.

Misjoe Verleyen

Schulenburg, een nauwgezet man, meldt de paus dat Diego wellicht geen historische figuur is, en dat de kerk dus moet uitkijken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content