In Caïro is de Al-Azhar-moskee het wereldcentrum van de soennitische islam. Een bastion van weldenkendheid, zolang het gepermitteerd is.

Foto’s Maria Fialho

Een bericht uit CaÏro.Vrijdagmiddag om elf uur of om één uur, naar gelang van plaats en van seizoen, is in de islamwereld de tijd van het vrijdaggebed. Dan gaan veel moslims naar de moskee om samen te bidden, te babbelen, en naar de meestal saaie preek te luisteren. Behalve op speciale dagen, in crisissen of in tijden van oorlog, verloopt dat allemaal zeer vredig, en het duurt ook niet zo lang. Waar de moslims niet al te woedend zijn, staat de moskee ook op vrijdag doorgaans voor grote rust en vrede. Het is voor een man ook al minder evident de strijdvaardige held uit te hangen met zijn schoenen in zijn hand. Toch maken oriëntalisten in het Westen, en in Israël, melding van solferdampen en oorlogstaal die op vrijdag uit veel moskeeën naar buiten slaan, van oproepen voor de jihad, de heilige oorlog tegen het goddeloze Westen en zijn culturele imperialisme, voor martelaars die zichzelf opblazen in Israël voor de Palestijnse zaak, of elders, in Algerije, in Afghanistan, in Europa, in New York, voor God en het geloof, omdat de islam aangevallen wordt vanuit Amerika, met dollars en tv, met drank en ontuchtige vrouwen… Dan valt vaak, ten onrechte, de oude naam van Al-Azhar, de grote moskee van Caïro.

Die zou niet alleen het centrum van de soennitische islam, maar ook de oudste nog werkende universiteit ter wereld zijn. Al-Azhar wil zeggen ‘de schitterende’, en was oorspronkelijk alleen een moskee, genoemd naar de dochter van de profeet Mohammed, Fatima AlZahra. De bouw ervan werd begonnen in 969, door de sjiitische Fatimiden die net Egypte veroverd hadden en de stad Caïro bouwden, en duurde twee jaar. Religieuze studies vingen aan in de ramadanmaand oktober van 975, toen rechter Abul Hasan Ali ibn al-Noman er het werk Al-Ikhtisar over sjiitische jurisprudentie begon te onderwijzen. Later, toen Caïro door soennieten veroverd werd, veranderde de oriëntatie van de leerstof, maar de functies van het complex zouden meer dan duizend jaar dezelfde blijven.

Uit de aard der zaak staat de moskee nu midden in het ‘islamitische’ deel van de chaotische miljoenenstad Caïro, dicht bij de bazar, met achter zich een web van straatjes en steegjes uit de Middeleeuwen. Het is nu geen simpele moskee meer, maar een instituut, de Al Azhar Al Sharif, de nobele. Het is, zegt Ali El Samman, het soennitisch islamitische equivalent van het Vaticaan. El Samman is vice-voorzitter van het ‘Al-Azhar-comité voor dialoog met de monotheïstische godsdiensten’, wat wil zeggen het christendom en het judaïsme, en voor die materie ook adviseur van de Grote Imam van al-Azhar. Deze imam, de ‘Sheikh-Al-Azhar’, is dan het equivalent van de paus, al kan hij zich vergissen. Hij wordt rechtstreeks benoemd door de president en is, eens benoemd, niet meer afzetbaar. En sinds acht jaar, zegt El Samman, is wie het tot Groot Moefti heeft gebracht goed geplaatst om tot Sheikh-Al-Azhar benoemd te worden. De Groot Moefti gaat in grote lijnen over het dagelijkse leven, de samenhang tussen koraniek recht en burgerlijk recht, een soort minister van Justitie… En de Groot Moefti kan wel vervangen worden.

Dus als de imam – de vorige was ‘nogal rigoureus’, de huidige Sheikh Mohammed Seyed Tantawi ‘een voorzichtige progressist’ – een uitspraak doet, dan hoeft niet iedereen in de islamitische wereld het daarmee eens te zijn, maar er wordt wél naar geluisterd, ook internationaal. Dit is immers ongeveer zo hoog als je kunt komen in de soennitische islam, die geen geformaliseerde hiërarchie kent. De imam wordt bijgestaan door een soort college van kardinalen, in casu de ‘research academie’ (een nasseristische term, zegt El Samman, want het was president Nasser die de Al-Azhar in de Egyptische staat en revolutie had ingelijfd: vroeger heette het gewoon ‘raad van groot ulema’s’). Zijn fatwa’s hebben weerklank, en dus ook gevolgen.

MOSKEE EN STAAT

Wat drijft deze instelling? Verre van fundamentalistische stokebrand te zijn, is Al-Azhar in het enorme Egypte (met 65 tot 70 miljoen inwoners het grootste Arabische moslimland) bijna een regeringsinstelling, en zeker zal de Sheikh-Al-Azhar geen politiek of internationaal ophefmakende uitspraak doen waar, via zijn raadgevers, de regering niet in gekend is, of als het moet de president, Hosni Mubarak zelf. Dat maakt dat Al-Azhar in een soortgelijke situatie verkeert als de regering zelf, en die is niet benijdenswaardig.

Zegt een kritische waarnemer: ‘Van de zeventig miljoen Egyptenaren zijn negentig procent analfabete boeren, die de officiële prietpraat al lang als leugens afgedaan hebben en voortaan, in het geheim, alleen nog naar de Moslimbroeders luisteren. Dat is het grote politieke taboe in Egypte.’

Op de Moslim Broederschap heeft Al-Azhar helaas geen vat. Zij was de eerste echt ‘fundamentalistische’ groep van wat nu de ‘politieke islam’ heet. Sinds ze president Anwar el-Sadat vermoordden tijdens een militaire parade, worden ze te vuur en te zwaard vervolgd in Egypte. Hun leiding is dood of gevangen. Een andere, nog gevaarlijker groep, Gamaat Islamiya, was zo goed als opgedoekt nog voor ze splitste in een ‘gematigde’ en een ‘Afghaanse’ groep, bij Osama Bin Laden – ondertussen oude geschiedenis. De kleinere Al Jihad, die het veeleer in politieke moorden dan in echt terrorisme gezien had, zou niet veel leden over hebben in Egypte – dat zelf intussen door de repressie tegen deze islamisten, voor veel waarnemers een politiestaat geworden is waar verdachten routinematig gefolterd of op z’n minst mishandeld en afgeslagen worden. Iedereen die er toe doet, kan men nu horen zeggen dat de radicale politieke islamgroepen in Egypte dood of op sterven na dood zijn. Maar mijn waarnemer beweert dat zij de dienst uitmaken bij het volk dat hoe dan ook eerlijke islamitische regels prefereert boven de uitzichtloze corruptie van de Egyptische staat. Zonder dat daar organisatie of leiding bij nodig is, zal dat volk zich feilloos houden aan de meest conservatieve, meest retrograde interpretatie van de islam, van de sharia, die het geboden wordt.

Maar niet alleen dáár zijn ze ingeburgerd, ook in de kleine burgerij, op de ‘professionelen’, de dokters, advocaten en leraars hebben ze een greep. De terroristen die in 1997 het bloedbad bij Luxor hebben aangericht, kwamen niet uit de sloppenwijken van het proletariaat, maar uit de universiteiten van de middenklasse. En sinds een paar jaar zendt ook de Arabische tv-zender Al-Jazeera de uitleg van een eigen, onafhankelijke sheikh, ex-Al-Azhar, Yussef Kardawi, over het geloof uit.

Het gevolg is dat, wat de interpretatie van de islam betreft, de bevolking conservatiever is dan de regering. Zodat het regime nu al jaren enerzijds met al zijn geweld de Moslimbroeders bestrijdt – en daarbij als per toeval niet veel ruimte openlaat voor andere, bona fide democratische oppositie – en anderzijds probeert de islamisten het gras voor de voeten weg te maaien door zelf veel aspecten van hun politiek in de praktijk te brengen. Dat gaat over censuur, repressie van homoseksualiteit en dergelijke meer.

Dat heeft ook een weerslag op het soort fatwa’s dat uit Al-Azhar komt. Gaat het over politiek, dan zullen die de gematigdheid zelve zijn en, het belang van de regering indachtig, trachten de kool en de geit te sparen. Maar inzake intieme dingen van het privéleven, waar de regering zich node mee bemoeit – maar de sharia, het islamitisch recht, daarentegen met overtuiging wel -, wil men de conservatieve achterban wel eens een kluif toewerpen. Bijvoorbeeld, zegt professor Urbain Vermeulen van de KU Leuven, toevallig in Caïro aangetroffen, heeft Al-Azhar zichzelf enkele jaren geleden behoorlijk tegengesproken over vrouwenbesnijdenis, een wijd verspreid gebruik in Egypte. CNN had een rel veroorzaakt met twintig seconden film van de besnijdenis van een klein meisje in een achterkeuken in Caïro. Dan had de regering een wetsvoorstel gemaakt dat het gebruik zou verbieden, maar dat werd eerst voorgelegd aan het islamitisch oordeel van de Groot Moefti, toentertijd Mohammed Seyed Tantawi, de huidige Sheikh-Al-Azhar. Sheikh was toen zijn voorganger, Gaad Al-Haqq Ali Gaad Al-Haqq. Wat gebeurde, was dat de moefti, Tantawi, na raadpleging van artsen die het gebruik veroordeelden, bevond dat het niet Gods bedoeling kon zijn de helft van zijn schepping fysiek te laten verminken, en zich voor het verbod uitsprak. Maar de Sheikh, zijn overste, publiceerde daarop zelf een tekst waarin hij de besnijdenis van vrouwen voor de islam even verplicht stelde als het gebed vijfmaal per dag. De wet werd niet ingevoerd. De Sheikh overleed niet veel later en werd zoals voorzien opgevolgd door zijn Groot Moefti, Tantawi. Maar Tantawi zelf is nooit teruggekomen op die uitspraak, heeft het oordeel van zijn Sheikh nooit willen herroepen. De zaak werd grotendeels begraven, en Tantawi als Sheikh, zegt Vermeulen, heeft men afgetekend conservatievere stellingen zien innemen dan men als Groot Moefti van hem gewend was. ‘De enige verklaring is dan dat de Sheikh, waarschijnlijk van binnen de religieuze instelling die hij beheert, grote conservatieve weerstand ontmoet heeft.’

BOMMEN EN GRANATEN

Inzake wereldpolitiek, pakt de imam de zaken consequent aan – maar hij is gevoelig voor eenzelfde soort invloeden. Daarbij gaat alles zeer traag. Zegt El Samman: ‘Als je in godsdienstzaken geen tijd hebt, moet je maar iets anders gaan doen.’ Hij legt uit hoe een uitspraak van de Sheikh-Al-Azhar over terrorisme kon evolueren tot iedereen tevreden was – of niemand meer.

Dat was na elf september 2001. De Imam veroordeelde uitdrukkelijk alle terroristisch geweld, dat tegen ongewapende en onschuldige slachtoffers gericht is. El Samman: ‘Een simpel antwoord op een eenvoudige vraag. Het was afgehandeld in twee paragrafen. Maar daarna…’

Daarna moest het oordeel ook dichter bij huis toepasbaar gemaakt worden en het verraderlijke woord ‘jihad’ moest in de tekst. Dat ging niet meer in twee paragrafen. Er werd iets verwacht over de zelfmoordenaars met de explosievengordels in Palestina: ‘Wij keuren het af dat iemand zichzelf doet ontploffen te midden van zich veilig wanende mannen, vrouwen en kinderen, maar wij beschouwen hen die zich doen ontploffen te midden van de soldaten van de bezettingsmacht als martelaars.’ Maar hoeveel soldaten had je dan nodig om in regel te zijn?

Wat de jihad betreft, niet-professionele theologen wagen zich op eigen risico aan het uitleggen van de term. Men weet zogenaamd dat hij de individuele inspanning beduidt om een goed mens, een goed moslim te zijn, maar iedereen weet vooral dat hij in de praktijk de oorlog met de wapens betekent tegen mensen die men onsympathiek vindt. De imam houdt zich aan een paar vuistregels, zoals het verbod op kwaad doen aan onschuldigen, ongewapende mannen, vrouwen, kinderen. Hij neemt er de tijd voor te herhalen dat voedsel en vee niet gestolen of vernield mogen worden, en dat de islam verbiedt palm- of fruitbomen te kappen of te verbranden. Het is wel zeker dat de olijfbomen van Palestina daarin doorklinken. Jihad is oorlog als het erom gaat het land te verdedigen tegen een vreemde invasie, bezetting en dit en dat… De tekst loopt nog een eind voort teneinde, zoals van oordelen verwacht wordt, mogelijke gaten te dichten.

Maar dan komt een paar dagen later een ‘verduidelijking’, in verband met de oorlog tegen Irak, en referenties die gemaakt zijn naar de kruistochten en verkeerd verstaan konden worden als gaande over ‘een aanstaande oorlog tussen de islam en het christendom’. Niets daarvan: ‘D e meningen van islam en christendom zijn gelijklopend over Irak, en daarbij is en zal de islam nooit in oorlog tegen het christendom zijn, aangezien alle monotheïstische godsdiensten ernaar streven vrede te brengen over heel het mensdom, en te leven in veiligheid.’ Ook de paus had immers de aanval op Irak veroordeeld. Zegt El Samman: ‘Het gevaar zit in het huidige gebruik van de godsdienst voor politieke doeleinden. Zie naar Saddam Hoessein die zich op de islam beriep, en naar Bush die het, wellicht door een linguïstieke verwarring, over kruistochten had.’

En daar komen we bij een andere agenda van de Sheikh-Al-Azhar: de toenadering en vrede tussen de godsdiensten. Althans de monotheïstische, de drie ‘van het boek’. Daaraan werkt El Samman met zijn comité. Daar was, in 1994, een conferentie geweest aan de Parijse Sorbonne. In 1998 een akkoord, om te blijven praten. In november 1999 een bezoek van de aartsbisschop van Canterbury, George Carey, aan Al-Azhar. En in februari 2000 de kroon op het werk: het bezoek aan Al-Azhar van paus Johannes Paulus II. In januari 2002 ondertekenden sheikh Tantawi en aartsbisschop Carey samen met religieuze leiders uit Israël en Palestina in Alexandria een gezamenlijke verklaring over samenleven en vredelievend zijn. Het werk gaat voort.

DE UNIVERSITEIT IS EEN SCHOOL

In de oude binnenstad van Caïro merkt men niet veel van dit alles. Je ziet er wel Sawt Al-Azhar te koop aangeboden, ‘ The Leading Islamic International Newspaper’met één pagina in het Engels. De universiteit, bewaakt door veiligheidspersoneel in witte uniformen, strekt zich rommelig uit achter de moskee. De faculteiten Arabisch, Islamitisch recht of Sharia, Theologie vlakbij, de wetenschappen wat verder weg. Van hieruit is duizend jaar lang de orthodoxie uitgedragen naar de wereld. Nu is een departement bezig, met geld uit Dubai, met de website www.alazharonline.org, én met het grote, baanbrekende werk van het digitaliseren van de bibliotheek. 42.000 manuscripten en duizenden religieuze boeken, vaak zo oud dat ze dreigen te verpulveren voor ze bij de scanner raken.

Het historische en politieke belang van Al-Azhar komt uit haar ligging en het geopolitieke toeval. Egypte was natuurlijk altijd een centrum van cultuur en wetenschap, maar de ontwikkeling van de nieuwe stad Caïro werd in eigen land sterk gestimuleerd door de Mamelukken (1250-1517). En door de aanvallen van de Mongolen in Centraal-Azië, de val van Bagdad, en het verlies voor de islam van El Andalus in Spanje en Portugal, groeide Al-Azhar uit tot het enige centrum waar vluchtende geleerden nog terechtkonden. Van goed negenduizend teksten in de bibliotheek vermoedt men dat het de enige bestaande exemplaren zijn.

Nog steeds is de universiteit een wereldcentrum. Beursstudenten komen uit heel de soennitische wereld, van Mauretanië over Nigeria tot Indonesië, de Filipijnen en Singapore. Al met- een zien we twee Maleisische studenten die sharia studeren, één uit Singapore voor Arabisch. Veel Afrikanen komen hier nu. De indruk bestaat dat de universiteit vooral blijft groeien in de rand van de islamitische wereld, en stilaan meer studenten aantrekt uit Afrika en het Verre Oosten dan uit het hart van de Arabische wereld. De indruk bestaat dat het niet onmogelijk is dat de instelling zeer langzaam aan belang aan het inboeten is. Maar een haard van subversie, nee.

En belang is zo voorlopig in de islamitische wereld. Voor de meeste landen rondom is de Al-Azhar, dat bolwerk tegen de politieke islam, met haar matigende, kalmerende rol in het Israëlisch-Palestijnse conflict en haar weigering om, zelfs over Irak, aan een ‘botsing tussen beschavingen’ mee te doen, nog steeds een lichtend voorbeeld. Maar wat als ze beginnen hun eigen dictaturen af te schudden en hun eigen weg te gaan? Zal de Azhar dan opbloeien, of juist verzinken onder het duizendjarig stof van Caïro?

Onder de bogen van de grote moskee zitten schaarse studenten verspreid, te lezen, te praten, te mediteren. Eén ligt te slapen. Bij een raam zit een sheikh, een leraar, vijftien leerlingen uit vijf hoeken van de wereld een boek te onderwijzen. Stofdeeltjes dansen in het zonlicht, als duizend jaar geleden.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content