De zaak-Dutroux groeit uit tot het proces van een falend gerecht. Waar staan de slachtoffers, met zoveel missers in het spel ?

SINDS VORIGE WEEK weet ministerie van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) pas echt in welke verbijsterende mate het Belgisch gerecht gescleroseerd is, verlamd door tribale twisten en ondanks de inzet van wellicht duizenden welwillende medewerkers hopeloos ineffeciënt. De minister had, gezien zijn ervaring in een vorig leven, al enige kijk op de tekortkomingen van het rechtswezen. Maar de werkelijke omvang van het drama kwam voor hem, net zoals voor de rest van land, pas naar boven in de satanische affaire rond Marc Dutroux, die hij bestempelde als een dossier waarin alle tekortkomingen samenvloeien.

In zekere zin is de zaak van in het prille begin mismeesterd. Wie de catastrofe wil laten beginnen op 8 april 1992, de dag dat Dutroux voorwaardelijk vrijkwam, zit meteen al met een onverantwoorde beslissing van de toenmalige minister van Justitie, Melchior Wathelet (PSC). Tegen het advies in van procureur-generaal Georges Demanet en tegen dat van de zogenaamde administratieve commissie een lokaal orgaan dat de maatschappij vertegenwoordigt in deze aangelegenheden tekende Wathelet namelijk voor de vrijlating van Dutroux. Het positieve verslag over de betrokkene van de directie en personeelsvergadering is makkelijk te begrijpen ; elke gevangenis wil gezien het nijpend plaatsgebrek niet al te moeilijke delinquenten liefst zo snel mogelijk dumpen. Maar het negatief advies van Demanet liet aan duidelijkheid niets te wensen over : Dutroux mocht niet vroegtijdig en voorwaardelijk vrijkomen.

Dat was dus indertijd ook de mening van de administratieve commissie. Vanuit zijn Italiaanse vakantieplaats probeerde Wathelet dit advies vorige week te minimaliseren, ei zo na te ridiculiseren, maar het blijkt bij nader toezien een weloverwogen en rake evaluatie te zijn geweest. Zo herinnert zich één van de toenmalige commissieleden : ?Ik heb Dutroux de ochtend van de beslissing nog gehoord. Hij droeg niets wezenlijks bij tot de discussie en bleef erover zeuren dat hij met zijn opsluiting in Bergen twee keer gestraft was. Hij beklaagde er zich met name over dat pedofielen in deze gevangenis lijden onder kleine pesterijen, pootje lappen tijdens het luchten onder meer, of het pikken van telefoonkaarten. Gezien zijn houding en de zeer zware feiten Dutroux was veroordeeld wegens geweldpleging op een eenzame bejaarde, plus de ontvoering, verkrachting en marteling van vijf minderjarigen en een jong meisje kwam de zevenkoppige commissie tot een unaniem negatief advies. Van de tien dossiers die we die ochtend afhandelden, was dat overigens het enige waarin we ons tegen de voorwaardelijke invrijheidsstelling uitspraken. Dutroux had dus nooit, nooit vrij mogen komen.?

EEN POTJE.

Dat gebeurde dus toch. Dutroux kreeg een toelage van het ziekenfonds (werkonbekwaam) en terwijl hij zijn monsterachtigheden plande en uitvoerde, stapelde het gerecht de ene fout op de andere (zie kader). Dat bleef onverminderd voortduren tot op zijn minst vorige week. Zo legde de rijkswacht Marc Dutroux op de rooster, terwijl de Gerechtelijke Politie zijn echtgenote Michèle Martin voor haar rekening nam. Naar het einde van die week, waren de betrokken rijkswachters nog altijd niet op de hoogte van de verklaringen van Martin, gewoon omdat de processen-verbaal van haar ondervragingen niet doorgespeeld werden.

Even blatant en pijnlijk bleek de misser van het hoofd van de zogenaamde Algemene Politiesteundienst (APSD). Volkomen zeker van zichzelf meldde hij, de dagen na Dutroux’ arrestatie, de verzamelde media dat collega’s in Tsjechië gealarmeerd waren over een mogelijk spoor naar hun land in het dossier over de ontvoering van An Marchal en Eefje Lambrecks. Waarop een hoge politieambtenaar vanuit Praag de bal terugkaatste ; hij wist hoegenaamd niks van de zaak en had ook nog gelijk. Wat was er gebeurd ? Het nummer twee in bevel van de APSD, die in tegenstelling tot zijn diensthoofd niet uit de rijkswacht maar wel uit de Gerechtelijke Politie stamt, had de informatie niet doorgestuurd ?omdat de procureur daartoe geen opdracht had verstrekt.?

In de gegeven omstandigheden mag het een waar wonder heten dat het parket van Neufchâteau erin slaagde om Laetitia Delhez en Sabine Dardenne levend uit de klauwen van Dutroux en zijn bende te krijgen. Een onderzoek of dossier met zoveel hiaten wekt woede en frustratie, wat Eugeen Van Kerckhoven, adviseur op het kabinet van Justitie en daar onder meer verantwoordelijk voor het slachtofferonthaal begrijpelijk vindt. ?Burgers betalen belasting, sociale zekerheid, ze gaan stemmen, ze leveren hun bijdrage aan de maatschappij. Dan zien ze dat de mensen die voor hen moeten instaan er een potje van maken of zelfs in dit concrete geval persoonlijk bij de hele affaire betrokken zijn.?

Wat wellicht nog meer begrijpelijke woede opwekt, is het louter materieel aspect in de zaak. Het lijkt een aberratie dat het echtpaar Dutroux, samen veroordeeld voor zeer zware zedenfeiten, een inkomen geniet van 80.000 frank per maand cijfer van de minister van Justitie en daarvan blijkens begeleidende verslagen uitgerekend 1.000 frank per maand van afdraagt aan burgerlijke partijen die voor hun leven door Dutroux’ ziekelijkheden getekend zijn. Of dat op een compleet ander niveau een nooddruftige regering het Fonds voor Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden herhaaldelijk plunderde, terwijl in ons land jaarlijks naar schatting 140.000 slachtoffers van misdrijven onvoldoende steun en hulp krijgen.

HULPGEROEP.

Tegen die achtergrond minstens een deel van het recht of het onderzoek in eigen handen nemen, is slechts een kleine stap, die onder meer de ouders van de vermoorde Julie Lejeune en Melissa Russo in hun zeer begrijpelijke frustatie willen zetten. In een scherp requisitoir, op de persconferentie na het ontdekken van de twee lijkjes, klaagden ze niet alleen de tekortkomingen van het gerecht aan, maar eisten ook meer inspraak van en samenspraak met slachtoffers van gewelddelicten of hun familieleden. Waarom waren de ouders, bijvoorbeeld, niet betrokken bij de huiszoekingen bij Dutroux, want ?indien wij erbij waren geweest, hadden we misschien het hulpgeroep van onze kinderden herkend? (de advocaat van de ouders, Victor Hissel).

De participatie van slachtoffers of hun verwanten in wat heet onderzoeksdaden lijkt echter weinig aangewezen. Zo zegt Veerle Bieseman, adviseur op het ministerie van Justitie : ?Het gaat om normale reacties, zo’n mensen willen actie, ze ageren vanuit een volledige machteloosheid. Hun interventie moet echter beperkt blijven tot onder andere het deelnemen aan zoekacties. En dat mag enkel gebeuren onder leiding van deskundigen, want ondanks alle goeie wil kunnen er vitale sporen uitgewist worden. Wat de participatie aan huiszoekingen betreft, dat kan niet. Het komt neer op een geleidelijk afschaffen van het gerechtelijk systeem. Bovendien, stel dat de ouders dan overhoeds geconfronteerd zouden worden met het lijk van hun kind…?

Het opsporen van verdachten in delicten en de vervolging ervan blijft in een rechtsstaat de exclusieve bevoegdheid van de overheid. Maar een gerechtelijk onderzoek vormt geen resultaatverbintenis en de slachtoffers hebben dus geen (juridisch) verweer tegen de manier waarop een enquête gevoerd wordt. Hooguit kunnen ze zich, bijvoorbeeld als zware nalatigheden of beroepsfouten blijken, uit het intern onderzoek dat de Luikse procureur-generaal Anne Thily en haar collega bij het Hof van Cassatie Jacques Velu nu voeren, tegen Justitie en haar individuele medewerkers keren.

Wat in de nabije toekomst wel zal veranderen in het kader van de slachtofferbijstand is het inzagerecht in lopende juridische dossiers. Dat prerogatief bestaat al langer in buurlanden. In Nederland worden slachtoffers systematisch opgeroepen om de vorderingen in een onderzoek te vernemen en verlenen de speurders dan inzage in het dossier. De moeder van de Frankrijk vermoorde Joris Viville, zo geeft Bieseman aan, heeft via haar advocaat regelmatig stukken gekregen uit de strafrechtelijke bundel en werd zo vanuit Parijs op de hoogte gehouden. In ons land wendden de ouders van Julie en Melissa zich in november 1995 tot de rechter in kortgeding om inzage af te dwingen. Het verzoek werd niet ontvankelijk verklaard, hoewel de ouders later een blik mochten werpen op een (?gekuiste?) versie van de bundels.

CHARTER.

Na veel denkoefeningen, ook binnen een commissie die de hervormingen in het strafrecht voorbereidt, ligt nu bij de Raad van State een voorontwerp van wet, dat het inzagerecht voor slachtoffers en hun verwanten moet regelen. Onder strikte voorwaarden toestemming van de onderzoeksrechter, ten vroegste één maand na de opening van het dossier,… zou dat in de toekomst dus kunnen. ?Vanuit de sector van slachtofferhulp zijn wij zeker niet voor onbeperkt inzagerecht,? geeft Van Kerckhoven aan, die eerder dit jaar het Strategisch Plan van een Nationaal Slachtofferbeleid redigeerde. ?Waarom gingen die ouders in kortgeding ? Omdat hen primaire informatie werd onthouden waar ze gewoon recht op hadden. Je kan als onderzoeksrechter ouders volgens mij zelfs zeggen : deze informatie kan of mag ik u niet geven. En de betrokkenen zullen dat begrijpen. Door systematische contacten, door het verstrekken van elementaire gegevens vermijd je ongenoegen, zware frustraties. Hoeveel mensen getroosten zich niet de moeite om een diefstal of inbraak aan te geven. Maar ze horen een half jaar lang niks, maar dan ook niks over hun aangifte. Dat kan toch niet. Zo krijg je wat de secundaire victimisering heet ; het slachtoffer wordt opnieuw slachtoffer, maar niet van een misdrijf, wel van een fout lopend systeem. In het uiterste geval krijg je zelfs het blaming-effect , waarvan onder meer Paul Marchal slachtoffer werd. Zijn dochter was niet ontvoerd en daarom duurde het tien dagen vooraleer de speuracties goed op gang kwamen…?

Het nauwer betrekken van slachtoffers bij een gerechtelijk onderzoek en hun volledige begeleiding, zou tegen het einde van dit jaar in een soort handvest of charter gegoten moeten zijn. Intussen lopen in weerwil van de gangbare opinie, al verschillende lovenswaardige initiatieven voor bijstand aan slachtoffers van gewelddaden. Sommige draaien veeleer hoekig, ongewennig, andere zitten al op een zekere kruissnelheid. Volgens Veerle Bieseman zal het echter nog jaren duren vooraleer slachtoffers of hun verwanten weten waar ze recht op hebben. ?In Nederland is de opvang en begeleiding een normale zaak. Bij ons wordt dat nu een werk van lange adem. Ik keek onlangs naar een uitzending van Panorama . Daarin zaten drie advocaten ; ééntje van hen had vaag ooit iets gehoord over het Centrum voor Slachtofferhulp, de andere twee wisten niet eens dat het bestond. Er kan Justitie veel verweten worden, maar de meeste advocaten gaan ook niet verder dan juridische bijstand. Als hun cliënten met sociale problemen kampen, weten ze niet eens wie hen hulp kan verschaffen.?

Jos Grobben

Melchior Wathelet minimaliseerde een rake evaluatie vanuit Italië.

De ouders bij de begrafenis van Julie en Melissa : slachtoffers worden opnieuw slachtoffers.

Justitieminister Stefaan De Clerck en procureur Michel Bourlet : gebrek aan nieuwsgierigheid, doortastendheid en gezond scepticisme.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content