Conservatisme: iedereen praat erover, maar wat betekent het? Filosoof Herman De Dijn kijkt door een conservatieve bril naar de wereld en vertelt wat hij ziet.
Soms voelt hij zich, geheel uit vrije wil overigens, een buitenaards wezen. ‘Een filosoof probeert om als een alien naar de dingen te kijken’, zegt hij. ‘Je kunt niet helemaal uit de wereld stappen, maar van een afstand kom je ertoe om ernstige kritiek te formuleren.’
Herman De Dijn is hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Hij bestudeert de moderne wijsbegeerte en analyseert allerlei tendensen in onze hedendaagse cultuur. De bril waardoor hij naar de wereld kijkt, is, behalve van buitenaardse, ook van conservatieve makelij. ‘Ik heb mij altijd verwant gevoeld met conservatieve filosofen’, zegt hij. ‘Maar ik heb nooit gedacht: dat is mijn school. Tot men mij een conservatief begon te noemen. Voor sommigen is het een scheldwoord, voor mij is het een geuzennaam. Er zijn momenteel trouwens tientallen denkers en filosofen die in feite hetzelfde zeggen. Het is nog wat te vroeg om over een echt reveil te spreken, maar er hangen veel conservatieve gedachten in de lucht. Leg mijn publicaties naast die van mijn vrijzinnige collega Mark Elchardus en u zult zien dat we op essentiële punten weinig van mekaar verschillen. Dat bewijst dat wie een beetje nadenkt, tot dezelfde ideeën komt.’
Geen vooruitgang zonder traditie: het klinkt eenvoudig, en toch zijn we het volgens De Dijn vergeten. Als hij naar de wereld kijkt, bijvoorbeeld naar de politiek zoals die momenteel wordt bedreven, denkt de alien in hem: ‘Wat een zotte kuren! Men is zo geobsedeerd door vooruitgang, dat men de mogelijkheidsvoorwaarde van die vooruitgang aan het eroderen is.’
Was het vroeger beter, professor?
HERMAN DE DIJN: Natuurlijk niet. Het heeft geen enkele zin om dat te zeggen, we kunnen de klok niet terugdraaien. De conservatief is iemand die het heden wil bewaren. Omdat het bestaande zich al bewezen heeft, een meerwaarde en een soort redelijkheid bevat die men niet altijd direct ziet en die men niet makkelijk kan uitleggen. De moderne tijd hecht overdreven veel geloof aan vooruitgang en plannenmakerij. Het conservatisme is in hoge mate een reactie daartegen. Tegelijk bevat het een contemplatief element: een zekere aanvaarding van het bestaan, een besef dat de dingen niet perfect kunnen zijn en zich daar toch goed bij voelen. In die zin is het conservatisme ook een anti-perfectionisme.
Houdt een conservatief niet van vooruitgang?
DE DIJN: Toch wel, maar stap voor stap. De conservatief zegt niet dat alles perfect is zoals het is – juist niet, want perfectie bestaat niet. Hij verzet zich tegen de vooruitgang als ideologie. Maar als dingen scheef lopen, moeten we proberen ze te verbeteren. Altijd wetende dat het nooit volledig zal lukken, en dat elke verandering neveneffecten kan hebben die misschien nog slechter zullen zijn dan wat we proberen te verbeteren.
Is ook de progressieve denker daar niet van overtuigd?
DE DIJN: Misschien wel. Maar kijk naar het ontstaan van de moderne tijd, met de Franse Revolutie. Toen heerste de gedachte dat men alleen maar vooruitgang kon boeken door alles radicaal te vernieuwen. Ik denk dat veel progressieven nog altijd geloven dat het bestaande niet deugt en dat we een ideale wereld moeten bouwen.
Is het toen fout gegaan, met de Franse Revolutie?
DE DIJN:(lacht) Het gaat voortdurend fout, maar toen ging het gróndig fout. Men wilde een utopische wereld uitbouwen na tabula rasa te hebben gemaakt. Met alle gevolgen van dien, het is bekend dat de Franse Revolutie moest eindigen in terreur. Het heeft ook met een bepaald mensbeeld te maken: de ideologen van de revolutie waren overtuigd van de orchestreerbare verbeterbaarheid van mens en maatschappij, ze hadden een verbijsterend geloof in de manipuleerbaarheid van de mens. Dat zoiets in een catastrofe eindigt, is niet verwonderlijk. Dat heeft de geschiedenis ons wel geleerd, denk maar aan het communisme.
Hoe ziet het mensbeeld van de conservatief eruit?
DE DIJN: De mens is een dier dat uit zichzelf niets kan, dat behoefte heeft aan wat je ‘de stutten van cultuur en maatschappij’ zou kunnen noemen. Zoals de belangrijke conservatieve denker David Hume zei: de mens is imperfect en wordt niet geleid door rationaliteit, maar door beelden, verlangens, emoties, door het hart. De mens is geen calculerend, maar een zot, geobsedeerd en gefascineerd wezen. Daarom is een conservatief overtuigd van het belang van de politiek, die de zotte kuren als het ware een beetje kan dempen: wetten en instellingen moeten de mens behoeden voor catastrofes en de maatschappij enigszins leefbaar houden.
Doet de politiek dat niet?
DE DIJN: De huidige politiek zet instellingen en wetten voortdurend op stelten, in plaats van ze te bewaren. Dat zie je in het hele Westen. Politici willen scoren. Ze zijn geobsedeerd door resultaat en succes, en worden geleid door altijd maar nieuwe ideeën en projecten. U moet daar eens op letten, het woord ‘project’ is alomtegenwoordig. Alles moet altijd maar vooruit, veranderen, alsof veranderen op zich interessant en belangrijk is. Ik zie dat ook in de universitaire wereld. Omwille van de kwaliteitszorg wordt elke professor nu om de drie jaar uitvoerig doorgelicht. Denkt u dat het onderwijs zo beter wordt? Ik geloof daar geen snars van. Het idee is goed, natuurlijk moeten we zorgen voor kwaliteit, maar men heeft een machinerie ontwikkeld om te kunnen zeggen: dit is het project! Zo gaat dat op ettelijke gebieden. Denkt u dat een politicus kan stilzitten? Nee, hij moet toch kunnen laten zien dat hij iets veranderd heeft. Nieuw, nieuw, nieuw! Of het ook verbeterd is, heeft geen belang.
U pleit voor een minister die vier jaar lang geen enkel wetsontwerp indient.
DE DIJN:(lacht) Absoluut! Een minister moet alleen dingen aanpakken die schreeuwen om opgelost te worden. En zou vooral oog moeten hebben voor het bewaren, modificeren en verstevigen van bestaande sociale banden en instellingen. Een concreet voorbeeld, een stokpaardje van mij en van vele conservatieve denkers, religieus of niet-religieus: als je iets wilt doen wat nuttig is, stimuleer dan de religie. Duw de kerk, of de kerken, niet verder in de put, maar geef ze meer geld. Want religie brengt samenhorigheid teweeg, solidariteit, verbondenheid.
Nu klinkt u als CD&V-voorzitter Ste- faan De Clerck: midden de mensen!
DE DIJN: Maar hij heeft geen ongelijk, in zekere zin. Steeds meer politici, van alle partijen, beginnen het belang daarvan in te zien. Het probleem is dat er een contradictie ontstaat als politici van ‘het herstellen van normen en waarden’ óók weer een project gaan maken. Alsof práten over ‘normen en waarden’ iets uithaalt.
Is de CD&V een conservatieve partij?
DE DIJN: Er bestaat in België geen conservatieve partij. Nergens in Europa momenteel. Dat is de paradox: het conservatisme is geen programma, een conservatieve politiek heeft geen ideaal, maar is vooral een reactie, een aanklacht, een anti-ideologie. Conservatisme is meer een houding dan een ideologie op zich.
Is conservatief voor u hetzelfde als rechts?
DE DIJN: Helemaal niet. Rechts kan revolutionair zijn, of eng nationalistisch. Een conservatief is gewoonlijk monarchistisch. Elke maatschappij heeft symbolen van samenhorigheid nodig. Ook al hebben we andere verlangens en meningen, toch horen we samen: dat is een mooie gedachte. Dat symbool kan een lied zijn, een vlag, en meestal een persoon, koning of president. Maar een president die zich monarchale allures aanmeet, zoals Jacques Chirac, dat is toch belachelijk! Waarom hij en iemand anders niet? Op dit punt ben ik zeer democratisch. Ik verkies iemand die er niks aan kan doen dat hij monarch is, die zijn symbolische taak, of hij dat nu wil of niet, toch moet vervullen.
Als iemand moet pleiten voor de afschaffing van de monarchie, dan de koning wel.
DE DIJN: Precies. Dat ze er niet uitstappen en zelfs proberen het goed te doen, is bijna een mirakel. Eigenlijk zouden we hen in de watten moeten leggen. Het mooie van een monarch is dat je hem tegelijk een beetje belachelijk kunt vinden. En toch is het in orde. (lacht) Dat is perfect zoals het hoort. Echt een instelling voor deze tijd. En als we vinden dat een koning zich niet te veel met de politiek mag bemoeien, dan moeten politici dat maar regelen, punt.
Wil een conservatief meer of minder staat?
DE DIJN: Het conservatisme zit vol paradoxen: instellingen moeten worden bewaard, maar de staat mag zich ook niet te veel bemoeien. Men verbindt het conservatisme met de gedachte van ‘minder staat’: de staat mag geen betweterige schoonmoeder zijn.
Wat met de verzorgingsstaat? Heeft die ook grenzen?
DE DIJN: Natuurlijk. De burger is een klant, de staat moet alles regelen en mag niets meer eisen. In de verzorgingssector zie je dat ook. Hoe meer voorzieningen, hoe meer nieuwe eisen. We hebben nooit méér voorzieningen gehad, en toch stijgt het deficit aan voorzieningen voortdurend. Hoe kan dat?
Omdat we met meer zijn.
DE DIJN: Wellicht, maar vooral omdat we steeds meer eisen van de staat, en steeds minder van elkaar.
Het conservatisme wordt ook vaak geassocieerd met het neoliberalisme van Margaret Thatcher en Ronald Reagan. Terecht?
DE DIJN: Nee. Het conservatisme is verbonden met het klassieke liberalisme van David Hume en Adam Smith, de grondleggers van het economische denken. Smith heeft The wealth of nations geschreven, maar ook The theory of moral sentiments, en die twee boeken kunnen niet los van elkaar worden gezien. Zelfs Francis Fukuyama, toch de meest liberale denker die je je kunt voorstellen, schreef een boek Trust met als ondertitel The social virtues and the creation of prosperity. En wat zegt hij? Economische vooruitgang is niet houdbaar als we bepaalde deugden niet in stand houden. Die vooruitgang hangt af van loyauteitsverhoudingen, in families, buurten, tussen regio’s, enzovoort. En loyauteit heeft te maken met mensen, met het hart.
Daarom blijken economische modellen die ervan uitgaan dat we allemaal rationeel calculerende individuen zijn, nooit te kloppen.
DE DIJN: Natuurlijk niet, en dat hoort men niet graag, want het betekent het einde van een bepaald soort economie. Ik heb in 1992 al over vertrouwen geschreven en dat artikel is toen bijna integraal geciteerd in de jaarbalans van een bank. Kijk maar wat er gebeurt op de beurzen: gebrek aan vertrouwen, nietwaar? Het is een misvatting dat conservatieven zonder meer voor populistisch liberalisme en de vrije markt zijn. Het begin van de sociale veranderingen werd trouwens niet ingeluid door de socialisten, maar door klassieke liberale en conservatieve denkers.
Hoe staat een conservatief tegenover de deugd die ’tolerantie’ heet?
DE DIJN: Een complexe discussie, want tolerantie kan van alles betekenen. Spinoza had het in de 17e eeuw over tolerantie in de echte zin van het woord: vrijheid van denken, vrijheid van religie, enzovoort. Dat betekent: dingen toelaten in de maatschappij die je absoluut niet kunt verdragen, zoals ‘afschuwelijke’ religieuze denkbeelden, die je persoonlijk niet wilt verdragen, maar waarvan je aanvaardt dat ze politiek een plaats krijgen. Dat is tolerantie, een harde en bijzonder moeilijke deugd. Vandaag is het iets flauws geworden: je mag niet meer zeggen dat wat jij denkt waar is – terwijl je niet anders kunt. Door dat relativisme krijg je geen discussies meer zoals in de tijd van Voltaire en Spinoza. Het resultaat is onverschilligheid. Er is een andere belangrijke tendens in onze maatschappij die daarmee verband houdt: iedereen moet kunnen doen wat hij wil, en iedereen moet iedereen gerust laten.
Alles kan, alles mag.
DE DIJN: Voor zover het de andere niet schaadt, natuurlijk. Gelukkig gaan we daar nog altijd van uit. Maar voor een conservatief is dat onvoldoende. Ik heb onlangs een stuk gelezen waarin een bepaalde gedachte prachtig werd samengevat: wij evolueren naar een maatschappij van vreemden. Neem het beeld van een grootstad: mensen hebben niets met elkaar te maken, kruisen mekaar zonder dat er echt contact is, wat ze ook doen, het heeft geen belang, zolang ze mij maar met rust laten. Niemand heeft er wortels, je kunt er doodgaan zonder dat iemand naar je omkijkt. Dat is sterk overdreven geschetst, maar ik denk nu weer even als een alien.
Precies, want zo erg is het toch nog niet gesteld.
DE DIJN: Nee, ik schets iets wat gelukkig nog niet helemaal bestaat. Het is een gedachte-experiment, maar als onze samenleving die kant opgaat, wat kunnen we dan doen opdat de graad van vreemdheid niet zal toenemen? Want wat voor mij een gedachte-experiment is, begint bij veel mensen door te dringen als de realiteit. Kijk naar het succes van het Vlaams Blok: heel veel mensen hebben de indruk dat ze in een maatschappij van vreemden leven. Dat ze niet meer veilig zijn in hun eigen huis. Dat is alarmerend en het verklaart mede waarom conservatieve tendensen ontstaan.
Hoe kijkt een conservatief naar de multiculturele samenleving?
DE DIJN: Een heel complex probleem, waar de Canadese filosoof Charles Taylor grondig over heeft nagedacht en geschreven. De eerste vraag luidt: moet iedereen loyaal zijn aan de staat? Ja, dat moet, anders kunnen we niet verder praten. Maar daarmee zijn de problemen niet opgelost. Sommige groepen kunnen culturele gebruiken hebben die ons, de meerderheid van autochtonen, tegen de borst stuiten: vrouwenbesnijdenis, het dragen van een hoofddoek, maar ook bepaalde culinaire gewoonten. Mensen kunnen mekaar ongelofelijk op de zenuwen werken, vaak wegens stupide details, zoals eetgewoonten.
Maar bij wie ligt het probleem? Bij het meisje dat een hoofddoek draagt of bij de autochtoon die daar zenuwachtig van wordt? Bij die laatste toch, niet?
DE DIJN: Niet noodzakelijk. Tegen een progressief die zegt dat die hoofddoek niet erg is, zeg ik: oké, maar er zijn dingen die wél erg zijn. Wat doen we met de besnijdenis van vrouwen? Wat zouden we doen mochten bepaalde bevolkingsgroepen naakt willen rondlopen?
Dat is bij de wet verboden.
DE DIJN:(fel) Wel, maar daarover gaat het nu net.
Een hoofddoek is niet verboden.
DE DIJN: Nee, maar we zouden het kunnen verbieden.
Kunnen wel, maar willen we dat?
DE DIJN:(lacht) Nu zijn we waar we moeten zijn! We worden geconfronteerd met kenmerken van de andere die we niet kunnen verdragen. Omgekeerd kunnen sommige allochtonen niet verdragen dat vrouwen een minirok dragen. Hoe los je dat op? Dát is de vraag. En nu gaat het niet over grote ideeën, maar over zogenaamde pietluttigheden, die verbijsterende gevolgen kunnen hebben. Dat hoort bij mijn theorie over de menselijke natuur: de mens zit nu eenmaal zo in elkaar dat het vooral ‘vreemde’ en ‘ondenkbare’ gebruiken zijn waaraan hij zich ergert. Omdat we geen wezens van het verstand, maar wezens van het hart zijn. Hoe moeten we politiek reageren op die realiteit?
Verdraagzaamheid.
DE DIJN: Dat is geen antwoord, want sommige dingen kunnen we niet verdragen. En doen alsof die niet bestaan, zou compleet belachelijk zijn. En als je mensen verwijt dat ze niets kunnen verdragen, neemt de verzuring – zoals dat heet – alleen maar toe. We moeten niet alles verdragen, want we kúnnen niet alles verdragen.
Maar wat is dan goede politiek in dit geval?
DE DIJN: Een confrontatie met die realiteit. Zeggen dat het inderdaad erg is, maar dat we die mensen nu eenmaal niet kunnen terugsturen. Er serieus over praten. En dan sommige dingen wettelijk verbieden. En andere dingen weer niet. Dat is politiek, ziet u? En échte tolerantie is belangrijk. Namelijk: ik kan dit of dat niet verdragen, maar ik begrijp dat het niet anders kan, dat ik het moet uithouden. En dat moeten we durven zeggen aan de mensen: u hebt gelijk, bepaalde dingen zijn onverdraaglijk. Maar dat zeggen politici niet, nee, ze zeggen: u hebt ongelijk, u moet maar verdraagzaam zijn…
… en alles komt in orde!
DE DIJN: Dat probeert men de mensen wijs te maken. Maar sommige dingen zijn niet in orde te brengen, zo zit de menselijke natuur niet in elkaar. Ik heb geen formule om al deze problemen op te lossen, hoor. Die formule bestaat namelijk niet.
Uw laatste boek heet ‘Geluksmachines in context’. Wat is een geluksmachine?
DE DIJN: De mens is een machine die het geluk nastreeft en daarbij gebruik maakt van andere geluksmachines. Daarin onderscheid ik drie soorten. Pillen en drugs, die keuren we af. Zelfs al bestond de volmaakte gelukspil, dan nog zouden mensen niet tevreden zijn, omdat dat geluk niet écht zou zijn. De tweede soort heeft te maken met mode, trends, reclame: doe dit of dat en u zult gelukkig zijn. Ook onbevredigend, want ook niet echt. Er is maar één goede geluksmachine en dat is een machine die zo in elkaar zit dat je nooit zeker weet dat je krijgt wat je wilt. Dat zijn machines die de cultuur gemaakt heeft: vrienden, familierelaties, enzovoort. Buitengewoon riskant allemaal, en nooit gegarandeerd. Maar áls het lukt, dan ben je echt gelukkig.
Christine Albers – Joël De Ceulaer
‘Echte tolerantie is een harde deugd, vandaag is het iets flauws.’