Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Beleggen is altijd een beetje gokken. Dat geldt ook voor de steeds grotere groep die in fondsen belegt. Al speelt daar, in die schemerzone, de magische hand van de fondsbeheerder. Wie is die professionele belegger? En vooral, wat maakte de fondsen tot het succes dat ze vandaag zijn?

‘Wat leverde jou farmafonds op?’ vraagt een twintigjarige aan een medestudent terwijl hij een hap uit zijn hamburger neemt. ‘Keiveel: 35 procent’, snoeft de andere. ‘Mijn technofonds noppes‘, zegt de eerste en wijst met zijn duim naar de grond. ‘Mijn vader haalde met zijn biofonds dertig procent op. Hij heeft dan toch weer gelijk gekregen.’

Beleggingsfondsen scoorden de afgelopen jaren bijzonder goed. Wie voordien nog twijfelde, kwam de voorbije jaren wél met geld over de brug. De markt was in volle expansie. De volumes geld op de spaarboekjes verminderden ten voordele van de investeringen in fondsen. De cijfers bewijzen het. Het netto actief van de beleggingsfondsen op de Belgische markt nam de voorbije vijf jaar globaal gezien met 186 procent toe. Ook fondsen die geen vaste rente uitkeren en dus het dichtst bij de gewone aandelen aanleunen, trokken steeds meer beleggers aan. Maar het barre beursklimaat van de afgelopen maanden gooide roet in het eten en remde de investeringsdrang, vooral in aandelenfondsen, af. En hoewel het door de lage koersen precies een uitgelezen moment is om in aandelenfondsen te beleggen, schroeven de banken hun campagnes voorlopig drastisch terug.

Het moet gezegd: de fondsen hebben de democratisering van het beleggen tot stand gebracht. Dat gelooft ook Annemie Roppe, secretaris-generaal van de Belgische Vereniging van de Instellingen voor Collectieve Belegging (BVICB). De Belgische aversie voor risico’s weegt niet langer op tegen de smaak van beleggen. Dat heeft wel aardig wat tijd gekost. Voordelig en Voorsigtig en Eendragt maakt Magt, de eerste twee beleggingsfondsen van de Republiek der Verenigde Nederlanden in de achttiende eeuw hebben daar misschien maar weinig toe bijgedragen. Maar de Engelse investment en later de unit trusts en de Amerikaanse mutuals funds, allemaal populair aan het begin van de twintigste eeuw, hebben in de Angelsaksische wereld een beweging op gang gebracht.

De echo daarvan liet langer op zich wachten. Tussen het eerste Belgische beleggingsfonds van 1946 – dat nog niet voor de gewone belegger bedoeld was – en de boom op de markt, lagen vier decennia en een trage groei. Eerst was het de beurt aan de buitenlandse fondsen: in de jaren zestig en zeventig waren die goed voor het overgrote deel van de koek. In de jaren tachtig, gelijktijdig met de opmars van de pensioenfondsen, gingen vooral Luxemburgse fondsen vlot over de toonbank.

DE TREND IS GEZET

De Belgische pensioenspaarfondsen waren metéén een succes. Pensioensparen werd fiscaal gestimuleerd. Het gaf – en geeft nog steeds – recht op een belastingvermindering van 22.000 frank (545 euro). En dat zette heel wat Belgen aan het sparen. Meer dan 30 procent van de activa van zo’n fonds moet in Belgische aandelen belegd worden. ‘Voor wie geregeld aan pensioensparen heeft gedaan, werd de drempel om te beleggen almaar minder groot’, zegt Annemie Roppe.

Sommigen zijn er gevoeliger voor dan anderen, maar het blijkt een economische realiteit. Op langere termijn bieden beleggingen in aandelen een hoger rendement dan in obligaties of kasbons: het gemiddelde jaarrendement is ongeveer 10 procent over een periode van twintig tot dertig jaar. Op kortere termijn kun je evengoed een groter deel van je vermogen kwijt. In ieder geval bleek de trend gezet.

De voorzichtigste spaarders bleven wel jarenlang trouw aan vastrentende waarden. Anderen stapten al eens in een klik- of een garantiefonds, die vooral enkele jaren geleden succesvol waren. Hun voordeel: de basisinvestering wordt vastgeklikt en kan alleen maar aangroeien. Ook die fondsen trokken heel wat mensen over de streep.

Vandaag gaat heel wat aandacht naar de sectorfondsen. Lange lijsten bieden de belegger een waaier aan investeringsmogelijkheden in alle takken van de dienstensector en de industrie. Beleggen in fondsen komt steeds meer in de buurt van beleggen in aandelen. Ook al zorgt de fondsbeheerder voor een spreiding binnen een bepaalde sector. Wie zijn geld niet in één klap wil kwijtspelen, diversifieert beter. Wie vorig jaar flink wat geld in een technologie- of telecomfonds stopte, heeft zijn lesje wel geleerd.

Maar risico trekt aan en dat weten ook economen. Het jongste snufje in de fondsen speelt daar helemaal op in. Je moet wel al ‘een ingewijde’ zijn, maar wie niet terugdeinst voor wat techniciteit tekent er zeker op in: een fonds in reverse convertibles.

Dat risico aantrekkelijk is, weten ook psychologen. De Amerikanen Daniel Kahneman en Amos Tversky zien het zo: mensen hebben geen afkeer van risico, maar van verlies. Als ze winnen, reageren ze constructief en mijden ze alle risico’s. Bij verlies kiezen ze veeleer voor een gok. Want als ze geluk hebben, zou die hun verlies weleens kunnen goedmaken. En dat geldt ook, weliswaar in mindere mate, voor de fondsenbeleggingen.

Toch is het in de fondsenwereld niet allemaal risico wat de klok slaat. Het toenemende maatschappelijke en ecologische bewustzijn van een deel van de samenleving heeft een nieuwe trend doen ontstaan: die van het duurzame beleggen. Het rendement ligt niet noodzakelijk lager. Alles hangt van de geselecteerde bedrijven af. Bovendien is er nooit rendement zonder risico. Dus ook hier speelt risico een relatief belangrijke rol.

Gelukkig zijn er nog de fondsbeheerders. Dankzij hun vaste hand moet het risico in bepaalde sectoren en regio’s alvast worden gespreid. Maar hoe doen ze dat? Wat richten ze daarvoor uit tijdens én buiten de kantooruren? De portretten van enkele goed presterende fondsbeheerders in dit dossier lichten een tip van de sluier.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content