Amerika’s beroemdste econoom, Paul A. Samuelson, over protectionistische tendensen in de wereldeconomie, de verliezers van de globalisering en de riskante schuldenpolitiek van de VS.

Hij heeft als geen ander zijn stempel gedrukt op het inzicht in economie in de 20e eeuw. Miljoenen studenten overal ter wereld hebben lessen getrokken uit zijn leerboek Economics: An Introductory Analysis (1948). De nu 90-jarige Paul Samuelson werkt nog altijd vier dagen per week in zijn kantoor aan de Sloan School of Management en schrijft nog regelmatig artikelen.

Tussen Amerika en China is de verhouding gespannen, Fransen en Nederlanders hebben de Europese grondwet afgewezen, omdat ze concurrentie uit Oost-Europa vrezen, delokalisering maakt de mensen bang. Heeft het idee van de vrije markt zijn beste tijd gehad?

PAUL SAMUELSON: Het spook van het protectionisme zweeft boven elke moderne maatschappij. Amerika, dat uit een koloniaal verleden komt, is bekend om zijn protectionistische houding. De Republikeinen, de partij van president George W. Bush, waren altijd de partij van het protectionisme. Wellicht komt dat door onze darwinistische wortels: in de jungle overleef je alleen als je voorzichtig bent tegenover vreemdelingen.

In het auditorium krijgen studenten economie iets heel anders te horen.

SAMUELSON: Dat klopt. Een van de belangrijkste principes die we leren is dat de vrije handel noodzakelijkerwijs de levensvoorwaarden voor iedereen verbetert en dat specialisatie en diversificatie voor allen voordelig zijn, voor arme landen als voor rijke. Het eerste bewijs daarvoor leverde in 1817 de grote Engelse econoom David Ricardo.

En dat gaat vandaag niet meer op?

SAMUELSON: Was u ooit al in een Wal-Mart-supermarkt?

Ja. Waarom?

SAMUELSON: Het bijzondere aan Wal-Mart is dat de onderneming zo goedkoop goederen kan inkopen, vooral in China. Als u een supermarkt van Wal-Mart bezoekt, zal u daar vooral arme Amerikanen zien, die goedkope producten kopen; daardoor kunnen ze hun levensstandaard enorm verbeteren. Maar tegelijk moeten ze bang zijn om hun baan te verliezen of op een slechter betaalde plaats te belanden.

Dat zijn de twee zijden van de medaille. Verliezen de mensen uiteindelijk meer dan ze winnen?

SAMUELSON: Het is vaak zo dat ze meer verliezen. Globalisering leidt niet altijd tot meer winnaars. Het is niet waar dat bij alles wat de globalisering bevordert, automatisch iedereen baat heeft. Dat is vandaag de realiteit van Ricardo’s comparatieve kostenvoordelen.

U klinkt bijna als een antiglobalist.

SAMUELSON: Om misverstanden voor te zijn: het leven in een geglobaliseerde wereld betekent in het algemeen dat de materiële welstand groter wordt. Door de technologische verandering sinds Isaac Newton zijn de productiviteit en de kennis in de wereld zonder twijfel toegenomen. En als Amerikaans patriot heb ik de opkomst van Europa na de oorlog toegejuicht. In tijden van oorlog is de economie slechts een spel van nulsommen. De opkomst van Bismarck betekende de val van Napoleon III, als u aan de Duits-Franse oorlog van 1870-71 denkt. In naoorlogse tijden is het anders: Duitsland werd sterker en Frankrijk eveneens.

Dat betekent dat in vredestijd de meesten toch van de wereldeconomie profiteren?

SAMUElSON: Uw generatie leeft beter dan die van uw ouders, en uw ouders leven beter dan hun ouders. Zonder de dynamische kracht van de globalisering zouden we niet overal ter wereld die sterke economische groei hebben gehad. Maar niet iedereen profiteert er in dezelfde mate van.

Is dat een nieuw fenomeen?

SAMUELSON: Zowat 35 jaar geleden gaf ik een lezing voor directeurs van Ford, en ik vroeg hen: ‘Kunt u zich voorstellen dat er ooit ergens ter wereld een Ford tegen iets lagere prijzen kan worden gemaakt?’ Ik dacht toen aan Toyota. De toehoorders lustten mijn toespeling niet. Als Toyota op een goedkopere en efficiëntere manier betere auto’s kon maken dan de autobouwers in Detroit, betekende dat volgens mijn wiskunde dat wij de verliezers waren.

Gaat dat vandaag nog op?

SAMUELSON: Ik denk dat de Amerikaanse economen de betekenis van de globalisering gebagatelliseerd hebben; het is niet tot hen doorgedrongen dat het proces nog lang niet voltooid is. Het is een typisch patroon in de geschiedenis van de economie dat er in de meeste landen niet alleen win-winsituaties, maar ook win-losesituaties zijn.

En wat volgt daaruit?

SAMUELSON: Ik denk dat bij de inkomensverdeling in de globale wereld de kloof tussen de bovenste en de onderste helft dieper wordt. De globalisering geeft ons bijkomende welvaart, maar ze brengt ons evenzeer bijkomende onzekerheid, spanningen en een verhoogde graad van ongelijkheid. In Amerika brengt ze bange werknemers voort.

En de arbeiders hebben er het meest onder te lijden?

SAMUELSON: Ja, maar zelfs voor een afgestudeerde van het MIT (Massachusetts Institute of Technology, nvdr) zijn de dingen veranderd. Vroeger leidde elke jobrotation automatisch tot een betere functie, tot hij met pensioen ging. Dat werkt vandaag niet meer. Niemand kan voorzien hoe zijn carrière verloopt. We leven in een nerveuze wereld.

Waaraan ziet u dat?

SAMUELSON: Gedelegeerd bestuurders houden hun job nu vaak maar drie jaar – toch heb ik geen medelijden met hen, omdat ze tegenwoordig een pak geld kunnen verdienen. Het gebouw waarin we ons bevinden was vroeger het Amerikaanse hoofdkwartier van Unilever. Slechts drie verdiepingen hoger had een van de bestbetaalde bestuurders in Amerika zijn kantoor, met een salaris van ongeveer 1000 dollar per werkdag. Een doorsneebediende verdiende misschien een veertigste van dat bedrag. Weet u wat dat bedrag vandaag is?

Alleszins niet minder.

SAMUELSON: De factor is nu 400, in een aantal bedrijven tenminste. De markt heeft geen hart, de markt heeft geen hersens. Ze doet wat ze doet. Telkens als ik een krant opensla, lees ik over nog een onderneming die haar pensioenverplichting niet nakomt, en dat gebeurt overeenkomstig de wet. Zoiets zou vroeger niet gebeurd zijn.

Wat u nu beschrijft, zou eigenlijk een uitstekende basis moeten zijn voor een vakbondsbeweging.

SAMUELSON: De vakbonden in de VS zijn allang dood, sinds de tijd dat Ronald Reagan president werd. Ze verloren toen veel van hun macht omdat ze geen vrienden meer hadden in Washington. Maar wat nog belangrijker is: elke overwinning die een vakbond in een concern behaalde, was een pyrrusoverwinning. Ze versnelde slechts de overname door Japanse concurrenten.

Hoe moet men omgaan met de negatieve kanten van de globalisering?

SAMUELSON: Misschien moeten we het proces een beetje afremmen, maar men kan het niet stoppen en men hoeft dat ook niet te doen. Wat we kunnen doen, is de mensen helpen die te lijden hebben onder de gevolgen. We kunnen de kracht van het belastingsysteem benutten om het geld van de rijke mensen zoals ik, te herverdelen onder de minder rijken. En dat zou onze groei nauwelijks afremmen.

Herverdeling hoeft niet tot lagere groei en hoge werkloosheid te leiden?

SAMUELSON: Men moet het belastingsysteem voorzichtig inzetten. Men kan de marktwetten niet uitschakelen en alles met geweld gelijkmaken. Anders slachten we de kip met de gouden eieren. Ik hoop dat er in Amerika iets behouden blijft van de New Deal van een Franklin D. Roosevelt en van een John F. Kennedy, om de ongelijkheden te milderen. Niet om ze uit de weg te ruimen.

Maar in feite zijn spanningen tussen landen van een verschillend economisch niveau onvermijdelijk?

SAMUELSON: Het omgekeerde zou verbazen. U moet twee dingen bedenken: in de moderne wereld is er vrije handel en zijn er open grenzen. In zekere zin is vrije handel een vervangingsmiddel voor goedkope werkkrachten die in uw land komen. Als u er in Europa over beslist of u nieuwe landen in de gemeenschap wilt integreren, neemt u niet alleen een economische maar ook een sociale beslissing. Enkele maatschappelijke spanningen worden dus verminderd wanneer men veeleer jobs verplaatst dan dat men de goedkope werkkrachten in eigen land haalt.

Maar dat zou niets veranderen aan het resultaat: jobs geraken in gevaar.

SAMUELSON: In Amerika, waar er geen sterke vakbonden zijn die de lonen hoog houden, nemen de mensen een job aan, ook als die minder opbrengt dan de vorige. Als men deze aanpassing blokkeert, verliest de economie almaar meer aan kracht.

Is arbeidsduurvermindering een uitweg uit de crisis?

SAMUELSON: Als men de groei opnieuw wil doen toenemen, is er een andere instelling van de mensen nodig. Zelfs in Denemarken kunnen werkgevers medewerkers ontslaan, en de vakbonden ondersteunen dat. Het behoort tot wat nodig is om te overleven en te groeien.

Ligt het in de macht van de politiek om de globalisering vorm te geven?

SAMUELSON: Natuurlijk. Politiek is zeer belangrijk. Ik geef u een voorbeeld: in 1945 was ik een begaafde, jonge econoom. Ik was op het toppunt van mijn capaciteiten. Had mij toen iemand gevraagd welk deel van de wereld zich in de komende 30 jaar het snelst zou ontwikkelen, dan had ik gezegd: Latijns-Amerika – Argentinië wellicht of Chili. Daar is een gematigd klimaat en een bevolking met Europese wortels.

U zat ernaast.

SAMUELSON: Ik zat er volledig naast. Niet omdat ik de economische mogelijkheden verkeerd heb ingeschat, ik onderschatte populistische bewegingen als de dictatuur van Juan Perón. De Argentijnen hebben de inflatie nooit onder controle gekregen.

India en China lijken zich succesvoller te ontwikkelen.

SAMUELSON: India heeft 40 jaar lang geslapen. En China is de gorilla van 800 pond die in het midden van de woonkamer staat. Het is onvermijdelijk – en ik hoop dat ik het dit keer juist heb – dat China in een niet al te verre toekomst Japan zal inhalen.

Verwacht u dat China een grotere economische kracht zal ontwikkelen dan de Verenigde Staten?

SAMUELSON: Als men de ontwikkeling nuchter en realistisch voortzet, wordt China de dominante economie in de wereld, als het politieke systeem dat niet verhindert – en die ‘als’ is niet onbelangrijk.

Critici zeggen dat China de regels van de eerlijke concurrentie overtreedt. Denkt u dat het land van de vrije handel enkel oppikt wat het voordelig uitkomt?

SAMUELSON: Van een lagelonenland met geringe productiviteit kunt u niet zulke strikte arbeidsvoorwaarden en milieunormen verwachten zoals wij die hebben. Ik ben opgegroeid in een staalstreek, in Gary, Indiana. Wanneer een arbeider gesmolten staal over zijn been kreeg, werd het werk niet eens onderbroken. Daaraan kunt u zien hoe de dingen verbeterd zijn. En zo zal het ook in China gaan.

Hoe zou uw leraar, de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter, die de creatieve vernietiging als drijvende kracht van het kapitalisme bestempelde, de huidige globale economie beoordeeld hebben?

SAMUELSON: Hij zou de dynamiek geapprecieerd hebben. Een paar dagen voor zijn dood in 1949 sprak ik hem tijdens een bijeenkomst van het Amerikaans economisch verbond. Ik kende zijn houding tamelijk precies. Hij zou zeggen dat deze uitbarsting van energie sinds de uitvinding van de computer overeenstemt met zijn boek Die Theorie der wirtschaftlichen Entwicklung van 1911. Schumpeter verspilde niet zo veel tijd als ik met het broeden op het lot van de armen.

Schumpeter dacht dat de Grote Depressie een noodzakelijk kwaad was om de overdrijvingen in het systeem uit de weg te ruimen.

SAMUELSON: Daarvan was ook mijn andere Oostenrijkse collega Friedrich August von Hayek overtuigd. Hij argumenteerde dat de situatie alleen maar verslechterde wanneer men een dronkaard als het ware meer alcohol toediende. Gelet op het barre van die jaren vind ik zo’n houding dwaas. Een op de vier Amerikanen en een op de drie Duitsers hadden toen geen baan. En de Hayeks dachten gewoon: ‘Laat het systeem het uitzweten’. Dat geeft blijk van een geloof in het zuivere kapitalisme, dat niet te rechtvaardigen is.

Omdat het kapitalisme getemd moet worden?

SAMUELSON: Het kapitalisme heeft spelregels nodig. Het behoeft een betrouwbaar rechtssysteem. Mensen zullen andere mensen geen geld lenen, als die niet verplicht zijn om dat terug te betalen. Dat is in de zakenwereld even waar als tussen staten. Ik denk niet dat president Bush veel macht heeft om de Chinezen voor te schrijven wat ze moeten doen. Hij spreekt tot gelijken.

Velen zijn bang voor de nieuwe concurrenten in het Oosten. Hoezeer bedreigen ze de Amerikaanse economie?

SAMUELSON: Wij zijn nog altijd de renners die de anderen uit de wind zetten, maar de anderen worden sterker. De positie van Amerika komt onder druk omdat in onze maatschappij nog amper gespaard wordt. Wij zijn een maatschappij van het ik, ik, ik en nu. Wij denken niet aan anderen en niet aan morgen.

Wat loopt er fout in Amerika?

SAMUELSON: Kijk eens om u heen in de gemeenschapszaal van de jonge wiskundestudenten aan het MIT. Misschien is één op de tien studenten in Amerika geboren. Dat is de schuld van de televisie.

Denkt u dat de televisie het concurrentievermogen bedreigt?

SAMUELSON: In het verleden losten slimme kinderen, die later wiskundigen werden, raadsels op, die hen uitdaagden. Vandaag kijken ze televisie. Er is te veel afleiding, dat is ook gedeeltelijk de reden waarom wij die houding hebben van het ik, ik, ik en nu.

En de televisie is daarvoor verantwoordelijk?

SAMUELSON: Natuurlijk niet alleen. Amerika is zo kwetsbaar omdat onze bevolking zoals die van Japan of Duitsland almaar ouder wordt. Nog voor het jaar 2020 gaat de babyboomgeneratie met pensioen. Dat is geweten sinds de vroege jaren tachtig. De werknemers hadden dus moeten sparen alsof de duivel hen op de hielen zat – maar in werkelijkheid hebben ze alleen geld uitgegeven. We doen een beroep op het spaargeld van landen die veel armer zijn dan wij. Die landen nemen hun handelsoverschotten en kopen daarmee VS-staatsaandelen tegen lage rente.

China geeft de Verenigde Staten een bijna onbegrensd krediet, en de Amerikanen kopen hun producten.

SAMUELSON: De Chinezen zullen dat een poosje doen, maar met de demografische overgang zou dat kunnen veranderen. Dan zullen niet alleen de buitenlanders hun geld hier weghalen, ook de Amerikanen zullen dan in het buitenland investeren, tot alles zo chaotisch loopt dat men kapitaalcontroles zal moeten inzetten.

Dat zou de wereld in een geweldige financiële crisis storten.

SAMUELSON: Ik denk niet dat het zo erg wordt als in de Grote Depressie. De mensheid heeft geleerd om niet te veel geld te drukken om de deflatie te ontlopen. Maar ik denk dat we een tamelijk hobbelig parcours voor ons hebben wanneer dat scenario zich voordoet.

Is het huidige risiconiveau in historisch opzicht ongewoon hoog?

SAMUELSON: Ik denk van wel. De ontwaarding van de Chinese yuan zal maar weinig helpen, wij komen daardoor amper in een betere concurrentiepositie. Ik geloof geen moment dat dit een substantiële vermindering betekent van de buitenlandse schulden, die tegen 2020 torenhoog zullen zijn. En dat zal het tijdstip zijn waarop de nood werkelijk aan de man komt.

© Der Spiegel / J.B.

copyright Der Spiegel / J.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content