Ook de Amerikaanse diplomatie was slecht voorbereid op de terreur.

Het weekblad Time vroeg het zich enkele weken geleden nog in vette letters af: waar is Colin Powell? Vandaag is de vraag niet meer aan de orde: Amerika’s minister van Buitenlandse Zaken is dagelijks op tv te zien, bezig met het ontvangen van buitenlandse dignitarissen of terwijl hij Amerika’s kijk op het terrorisme aan de bevolking aan het uitleggen is. Powell mocht dan een volksheld zijn omdat hij als stafchef onder George Bush senior, de vader van de huidige president, de Golfoorlog van 1991 voor de VS tot een goed einde had gebracht. Sindsdien, tot 11 september, leek hij dan toch te soft voor het ruige politieke spel.

De vanouds voorzichtige Powell toonde zich als stafchef al allerminst happig op overhaast wapengekletter. Eens de jonge Bush zich in het Witte Huis had gevestigd en hij Powell tot zijn minister van Buitenlandse Zaken benoemde, leken de generaal en diens adjunct Richard Armitage allerminst het laatste woord te krijgen bij het uittekenen van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Ze moesten het afleggen tegen vice-president Dick Cheney en vooral tegen minister van Defensie Donald Rumsfeld en diens adjunct Paul Wolfowitz.

Die laatsten behoren tot de hardliners, die na de terreuraanvallen van 11 september het liefst snel en hard met een grootscheepse militaire operatie hadden teruggeslagen. Ze dachten daarbij niet zozeer aan een precisie-actie tegen de terroristen, maar aan een ondubbelzinnige demonstratie van Amerika’s spierballen. Dat daarbij de laatste twee stenen die in Afghanistan nog op elkaar staan tegen de vlakte zouden gaan, maakte niets uit. Vooral Rumsfeld werd ervan verdacht en passant nog een oude rekening te gaan vereffenen en Bagdad te willen bombarderen. Zo zou dan toch het werk afraken dat de oude Bush niet voor elkaar kreeg. Bestaat immers niet het vermoeden dat een van de terroristen van die 11de september contact had met de Iraakse geheime dienst?

NA DE KOUDE OORLOG

Tussen beide groepen stond de president zelf, iemand die amper ooit een voet in het buitenland zette – ja, eens naar Mexico en eens met vader mee naar China – en de VS al voldoende groot vond om zich mee bezig te houden. De president, met naast hem zijn nationale veiligheidsadviseur Condoleezza Rice, leek veeleer naar de harde lijn te neigen, wat het vervluchtigen van Powell op het publieke forum verklaart. Dat veranderde op 11 september, toen de VS dan toch een buitenland bleken te hebben.

De Amerikaanse politiek houdt niet erg van de wereld en concentreert zich daarom, zeker onder Bush junior, het liefst op de eigen, binnenlandse sores. Mede daarom lijkt Washingtons diplomatie vaak moeite te hebben om zich aan te passen aan de veranderingen die de wereld sinds het einde van de Koude Oorlog heeft ondergaan. Dat Bush junior het oude buitenlandteam van zijn vader, oudgedienden van de Koude Oorlog, in Washington weer aan het roer bracht, versterkte die tendens nog. Dat verklaart mee waarom de VS heel wat diplomatiek kapitaal op het spel zetten door veel energie te spenderen aan een zeer omstreden, geldverslindend en mogelijks erg onefficiënt ruimteschild. Alsof de zogeheten schurkenstaten dezelfde methodes zouden gebruiken als die waarvan de Sovjet-Unie eertijds werd verdacht: ballistische atoomraketten op de VS afsturen.

In zijn pas verschenen boek War in a Time of Peace komt journalist David Halberstam dan ook tot een profetisch gebleken conclusie. Obsessies als het ruimteschild beletten de Amerikaanse regering om veiligheidsrisico’s correct in te schatten. ‘Het echte gevaar voor een open samenleving als de Amerikaanse’, schrijft Halberstam, ‘is dat het voor een terrorist, die niets te maken heeft met welke gevestigde regering dan ook, mogelijk is om een Amerikaanse stad in te komen met een rudimentaire atoombom, die hij als het ware persoonlijk in een kartonnen valies komt afleveren.’ Alleen was het op 11 september geen atoombom. Nog niet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content