Uit de hand gelopen betogingen, dreigende aanslagen, de strijd tegen terroristische netwerken: dit land beleeft tijden waarin een minister van Binnenlandse Zaken niet van het tv-scherm te branden is. De Wetstraat kende hem al, nu weet ook het grote publiek wie Jan Jambon is: een N-VA-politicus met veel daadkracht en nog meer ambitie.

In de Wetstraat kan het snel gaan. Nog voor premier Charles Michel (MR) in oktober 2014 het vertrouwen van de Kamer kreeg voor zijn Zweedse coalitie lag vicepremier Jan Jambon (N-VA) al onder vuur. La Libre Belgique en La Dernière Heure hadden de notoir Vlaamsgezinde minister ondervraagd over de collaboratie. Jambon deed zijn best om geen brokken te maken, maar toch zette zijn antwoord het (zuiden van het) land in vuur en vlam: ‘Les gens qui ont collaboré avec les Allemands avaient leurs raisons.’Zij hadden hun redenen. Toen ook Theo Francken (N-VA) als nieuwe staatssecretaris voor Asiel en Migratie aanwezig bleek te zijn geweest op het verjaardagsfeestje van de 90-jarige VMO-stichter Bob Maes, riep PS-oppositieleidster Laurette Onkelinx tot Michel dat een nieuwe generatie fascisten op het punt stond de macht te grijpen. ‘Le bruit des bottes résonne dans votre gouvernement.’

Vorige week donderdag kreeg Jan Jambon in de Kamer een lang en gemeend applaus vanaf zowat alle banken, meerderheid en oppositie, Vlamingen en Franstaligen. VB’er Filip Dewinter had tijdens het vragenuurtje geprobeerd om een incident uit te lokken door met een koran te zwaaien (‘a licence to kill’). Jambon repliceerde ad rem: ‘We weten allemaal dat er in die gemeenschap te radicale en extremistische elementen zijn. En daar willen wij hier in de Kamer allemaal tegen vechten. Maar de scheidslijn die u legt tussen de islam en de rest van onze gemeenschap, daar vindt u in dit halfrond bij geen enkele andere partij steun voor.’

Het was een verrassing dat uitgerekend Jambon de juiste woorden vond. Hij is toch het voormalige kopstuk van de Vlaamse Volksbeweging (VVB) dat bij herhaling aanwezig was op foute feestjes, bij de ex-collaborateurs van het Sint-Maartensfonds, of bij een lezing van FN-kopstuk Jean-Marie Le Pen? Hij is toch de minister van Binnenlandse Zaken die de uitzonderlijke toestemming gaf om honden in te zetten tegen vakbondsacties? Hij was en is toch het icoon van de harde, compromisloze en Antwerpse ‘noordvleugel’ van de N-VA, in tegenstelling tot de sociale ‘zuidvleugel’ van Jan Peumans?

‘Rechtse dissident’

Om alvast één misverstand uit de weg te ruimen: Jan Jambon is geen geboren en getogen Antwerpenaar. In zijn repliek op Filip Dewinter klonk een hoorbare Limburgse tongval. Hij werd in 1960 geboren in Genk, en heeft zijn jeugd doorgebracht in Bret-Gelieren, een Genkse buitenwijk. Er wonen maar een paar duizend inwoners, maar onder hen opvallend veel politici, zoals de Genkse burgemeester Wim Dries, Vlaams welzijnsminister Jo Vandeurzen (CD&V) en het hoogbejaarde CVP-icoon Luc Dhoore. ‘Je kunt Bret niet vergelijken met de mijncités van Waterschei of Winterslag’, zegt Vandeurzen. ‘Bret is geen villawijk, het is een stukje Genk waar vooral middenklassers wonen. Dat komt omdat in onze wijk alle belangrijke scholen liggen. Met op kop het Sint-Jan Berchmanscollege, waar ik wiskunde kreeg van Rik Jambon, Jans vader. Net zoals veel andere gezinnen van leerkrachten woonde de familie Jambon dicht bij de school.’ Vandeurzen en Jambon zijn dan wel generatiegenoten, veel hebben ze elkaar niet ontmoet. Vandeurzen: ‘We kenden elkaar wel. Maar ik zat bij de scouts van Genk-Centrum, en Jan was groepsleider van de Chiro van Bret-Gelieren.’

Blijkbaar was Jambon toen al een man van het verenigingsleven, een praktisch ingestelde organisator. Dat bleek ook aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), waar hij informatica studeerde. Hij werd er verkozen tot preses van de Wetenschappelijke Kring. Als studentenvertegenwoordiger moet hij enige indruk hebben gemaakt, want hij werd gevraagd om toe te treden tot de loge. Jambon weigerde: hij heeft zijn katholieke roots nooit verloochend. Het is een publiek geheim dat hij als N-VA-fractieleider in de Kamer persoonlijke bezwaren had toen zijn fractie het wetsvoorstel over euthanasie voor minderjarigen goedkeurde.

Aan de VUB trad Jan Jambon toe tot de Volksunie-Jongeren (VUJO). Dat leverde hem contacten op met gelijkgezinden aan andere universiteiten. In die tijd studeerde N-VA-Kamerlid Peter De Roover in Antwerpen toegepaste economische wetenschappen. Hij was actief bij het KVHV en zat in het bestuur van de Antwerpse Volksunie-Jongeren, waar zijn goede vriendin Mieke Huybrechts voorzitster was. De Roover: ‘Op een dag kwam ze met een nieuw lief aanzetten, een lange Limburger. Het is al meer dan dertig jaar geleden, maar mijn vriendschap met Jan Jambon is nog altijd intact.’

De tandem Jambon-De Roover liet al snel van zich spreken. Ze waren allebei actief in de Volksunie, maar hadden het moeilijk met de lijn van hun partij. Staatkundig vonden ze de Volksunie te lauw en te veel bereid tot compromissen, en ze zetten zich scherp af tegen de sociale keuzes die de partij maakte. Onder impuls van voorzitter Vic Anciaux en figuren als Maurits Coppieters stapte de Volksunie prominent mee in de antirakettenbetogingen van de jaren tachtig. Namens de Antwerpse VUJO verspreidden De Roover en Jambon een persmededeling dat zij voor de plaatsing van kernraketten waren. Hun reputatie van ‘rechtse dissidenten’ was gemaakt.

In ballingschap

Het ontging de partijtop niet. De Roover: ‘In Antwerpen werd de Volksunie gedomineerd door het fenomeen Hugo Schiltz. Schiltz was als een dennenboom: onder zijn takken groeide niets. Maar wij waren angry young men, van geen kleintje vervaard. Schiltz nodigde ons uit bij hem thuis op Linkeroever: Jan Jambon, ik en Jürgen Constandt (vandaag algemeen directeur van het Vlaams & Neutraal Ziekenfonds, nvdr.). Hij riep ons op het matje, en dat was ook een beetje een eer. In ons gezelschap was Jan de onbetwiste nummer één. Hij was de woordvoerder van de jonge opposanten. Alleen al door zijn fysieke verschijning maakte hij indruk.’

Jambon zat op een andere golflengte dan Schiltz, maar probeerde toch carrière te maken. De Roover: ‘We waren allebei schoppers: ik omdat ik nu eenmaal graag schop, hij schopte omdat hij mee aan het roerde wilde staan en zijn plaats afdwong. Jan hoort van nature bij de mensen die ertoe doen.’

Eind jaren tachtig stapten De Roover en Jambon uit de Volksunie. De Roover omdat hij niet akkoord ging met de transformatie van een Vlaams-nationalistische partij naar een politiek-maatschappelijk project à la D66 in Nederland. Jambon haakte af toen Hugo Schiltz in 1988 vicepremier werd in de regering-Martens VIII. De Volksunie had weliswaar afspraken gemaakt over een nieuwe staatshervorming, maar de christendemocratische en socialistische regeringspartners stelden het laatste luik ervan almaar uit, en de VU-top liet betijen. Jambon volgde zijn vriend De Roover in ballingschap.

De Roover: ‘Voor Jan was de opoffering veel groter. Hij wilde verschrikkelijk graag aan politiek doen, maar het verhaal van de Volksunie was voor hem voorbij. Zijn persoonlijke carrièreplanning speelde daarbij geen enkele rol – al deed het hem veel hartzeer.’

Binnen het Vlaams-nationalisme begonnen de krachten te verschuiven. Het Vlaams Blok van Karel Dillen koppelde een radicaal Vlaams-nationalisme aan een rauw maar populair antivreemdelingendiscours. Bij de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen van 12 oktober 1988 behaalde het Blok 17,7 procent van de stemmen: meer dan de liberalen, en véél meer dan de Volksunie.

In de neergang van die laatste partij speelde Jambon zijn rol. Net als De Roover wilde hij politiek actief blijven. Hun oog viel op de Vlaamse Volksbeweging (VVB). De organisatie was ooit het hart van de Vlaamse Beweging, maar lag op apegapen. De bleke voorzitter Jaak Van Waeg zag hoe Jambon en De Roover de VVB onder zijn neus wegkaapten. De putsch was eigenlijk het werk van mevrouw Jambon. De Roover: ‘In 1989 nodigde Mieke mij uit om samen met Jan mosselen te eten. Ze vroeg ons op de man af: “Jullie steken al jullie tijd in de VVB. Er moet vooruitgang komen. Wie van jullie tweeën wordt voorzitter?”‘

Zwarte Zondag

Het werd Peter De Roover. Jambon had gekozen voor een loopbaan in het bedrijfsleven, als manager bij IBM, SD-Worx, de Vlaamse Uitgevers Maatschappij (VUM), Creyf’s Interim en Bank Card Company. Als voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging zou ‘zakenman’ Jambon te zeer in de kijker lopen. Leraar De Roover kon zich dat makkelijker veroorloven. En zo werd de VVB de bakermat van een groep jonge Vlaams-nationalisten die ontgoocheld waren in de VU maar het VB een stap te ver vonden.

Vooral de Volksunie leed onder de dissidentie. ‘De definitieve doorbraak van het Vlaams Blok kwam er bij de verkiezingen van 1991’, zegt VB’er Gerolf Annemans. ‘Natuurlijk trok ons vreemdelingenstandpunt kiezers aan. Maar tegelijk was er een aanzienlijke uitstroom van ontgoochelde VU’ers naar het VB. En daar speelde de VVB een rol in.’

De Roover nuanceert: ‘Ik zal eerlijk zijn: de avond van “Zwarte Zondag” genoten wij van de overwinning van het VB, en vooral van het verlies van de Volksunie. Velen van ons hadden op het VB gestemd, trotzdem. Het was een stem met de wasknijper op de neus.’

De VB’ers trokken al snel aan de mouw van Jan Jambon. In zekere zin hoorde hij ook bij ‘de familie’. Létterlijk. Zijn schoonbroer was Pieter Huybrechts, een radicale VMO’er die in 1975 tijdens een gewelddadige betoging in Leuven een oog had verloren. Huybrechts was intussen getrouwd met Veerle Dillen, VB-provincieraadslid, maar vooral de dochter van Karel Dillen.

De Roover: ‘Het kenmerkt Jan dat hij is blijven weerstaan aan de opeenvolgende vragen van het VB. Hij was tegen het cordon sanitaire, maar tegelijk was hij ook niet voor het VB. Hij beschouwde het VB als een legitiem politiek project, maar niet het zijne. Vandaar ook dat Jan nee bleef zeggen.’ Annemans: ‘Dat kwam door het cordon sanitaire. Wie slim was en carrière wilde maken, dacht wel twee keer na voor hij wilde toetreden tot een partij van politieke paria’s.’

De doodsteek van de VU

Hoe het ook zij, Jambon bleef meester van zijn eigen project. Hij was een onvermoeibaar netwerker. De Roover: ‘Die aanwezigheidspolitiek was onderdeel van ons VVB-project: we wilden zo breed mogelijk contacten leggen binnen de Vlaamse Beweging. Vandaar zijn aanwezigheid op allerlei als “fout” omschreven bijeenkomsten, zoals de lezing van Jean-Marie Le Pen in de Vlaams-Nationale Debatclub, waarvan Jambon bestuurder was. Omdat Jan een bekende figuur was, vroegen tal van organisaties hem in hun bestuur. En bijna altijd zei hij ja. Dat is een van zijn problemen: het woord nee staat niet in zijn woordenboek.’

Onder de radar boetseerden Jambon en De Roover ‘een’ N-VA, al bestond de naam nog niet. Zij werkten aan een politiek project dat zijn wortels had in de VU maar dat bewust met de partij van Hugo Schiltz en Bert Anciaux brak. Ze volgden een radicalere communautaire koers dan Schiltz, en stonden voor een rechtser en behoudsgezinder project dan Anciaux.

En vooral: ze ontwikkelden een politiek discours dat grote indruk maakte op jonge Vlaams-nationalisten. Toen Bart De Wever vorig jaar in Humo terugblikte op zijn studententijd, erkende hij hun historische verdienste: ‘Peter De Roover en Jan Jambon hebben de ingeslapen Vlaamse Beweging toen met een ongelooflijk dynamisme gerevitaliseerd. Die mannen waren all over the place! Als jonge kerel van 22 wou ik er absoluut bij zijn toen die twee, De Roover en Jambon, plotseling opdoken met hun boodschap: “Kom, we moeten een kat een kat noemen en zeggen waar we in the long run voor gaan: een natievormend project.”‘

Uiteindelijk zorgden Jambon en De Roover ervoor dat Geert Bourgeois de Volksunie de echte doodsteek kon toedienen. Dat gebeurde toen de Vlaamse Volksbeweging op 6 mei 2001 in Gent een grote betoging organiseerde tegen de Lambermont-akkoorden van Verhofstadt I. De VU van Bert Anciaux en partijvoorzitter Patrik Vankrunkelsven steunde de staatshervorming, de dissidente Oranjehofgroep van Geert Bourgeois was tegen. Maar zou Bourgeois zich ook openlijk van zijn partij durven af te keren? Die dag stonden Bourgeois en de zijnen op het trottoir toe te kijken hoe 5000 betogers voorbijtrokken. De Roover: ‘We wisten dat hij nooit zou durven als we maar met zestig man waren geweest, en daarom hadden we voor véél volk gezorgd.’ Een goeie gok: plots stapten Bourgeois en co. mee op. Het einde van de Volksunie was een feit.

Geen bloempjes en bomen

Datzelfde jaar nog zag de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) het licht. Jan Jambon schafte een lidkaart aan. Hij werd pas actief politicus bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in Brasschaat, en werd in 2007 opvolger van Kris Peeters op de Antwerpse CD&V/N-VA-kartellijst. CD&V-voorzitter Jo Vandeurzen herinnert zich dat zijn jonge N-VA-collega Bart De Wever hem aansprak over Jambon: ‘Hij staat te springen om in de actieve politiek te stappen.’

Het kartel was geen lang leven beschoren, waardoor het tot na de verkiezingen van 2010 duurde voor de politieke carrière van Jambon echt op snelheid kwam. Bart De Wever had een luxeprobleem: door het spectaculaire maar onverwachte verkiezingssucces was de N-VA-Kamerfractie te onervaren en eigenlijk ook te groot. Wie kon dat managen, behalve een professioneel manager? Iemand zoals… Jan Jambon? Een van die nieuwe Kamerleden was Siegfried Bracke. Hij zag hoe Jambon van de fractie een te duchten oppositiemachine maakte. Jonge N-VA’ers zoals Ben Weyts, Theo Francken, Zuhal Demir, Sarah Smeyers en Peter Dedecker werkten zich op tot bekende en vaak ook gevreesde parlementsleden.

Jambon heeft in het bedrijfsleven geleerd hoe hij een organisatie naar zijn hand kan zetten: vrij eigengereid, behoorlijk hard, en een tikje behoudsgezind. ‘Aanvankelijk zat er in het bestuur van de N-VA-fractie geen enkele vrouw’, zegt Siegfried Bracke. ‘Jan zag niet in waarom dat wel zou moeten. Hij begreep nadien ook niet goed dat ik mijn plaats aan een vrouw had afgestaan.’ Jambon paste de N-VA-ideologie strikt toe op de eigen politici: het is ieders eigen verantwoordelijkheid om geboden kansen te grijpen. Parlementsleden die in zijn ogen ‘niet meekunnen’ kregen weinig aandacht en vielen snel af.

Die harde kant kwam ook naar boven tijdens de laatste formatiegesprekken. Jambon kon de Vlaamse N-VA-onderhandelaars weleens op de zenuwen werken met zijn herhaalde betoog dat er ‘vooral niet te veel geld moest worden weggegooid aan bloempjes en bomen’.

Intern komt Jambon met zulke uitspraken weg. Maar extern is een grote mond een probleem. Tijdens de laatste verkiezingsweken haalde hij in een interview met Het Nieuwsblad en De Standaard uit naar langdurig werklozen: hij gaf de indruk dat ze hun huis maar moesten verkopen voor ze recht hadden op een OCMW-uitkering. De Roover: ‘Jan is helaas géén communicator. Hij vindt het niet belangrijk en besteedt er te weinig aandacht aan. Terwijl het in volle campagne nuttiger is om zo’n interview voor publicatie grondig na te lezen dan nog snel wat folders uit te delen. Maar dat strookt niet met zijn praktische temperament.’

Premier Jambon

Toch geniet Jan Jambon de onvoorwaardelijke steun van voorzitter Bart De Wever. Dat werd nog vóór de verkiezingen van 14 juni helemaal duidelijk. Tijdens een besloten vergadering van N-VA-kopstukken en -lijstrekkers werd gesproken over de mogelijke regeringsfuncties. Daarbij noemde Bart De Wever de naam van Jambon als federaal premier. Een partijkopstuk: ‘Dat leek velen toch te hoog gegrepen. Maar wie anders dan Jambon zou het kunnen, in het theoretische geval dat wij aan zet zouden zijn?’

Siegfried Bracke: ‘Tijdens de federale onderhandelingen heeft Jan zich ontpopt tot de echte nummer twee. Samen met De Wever was hij het enige “vaste” lid in de N-VA-delegaties. Hij verstond de kunst van het onderhandelen, hij kan cijferen, en hij bleef in alle omstandigheden aanspreekbaar. Hij kan zijn emoties beheersen. Als hij zich kwaad maakte op de coalitiepartners was dat ná de vergadering, als we alleen onder N-VA’ers waren. De volgende dag zat hij er opnieuw met een uitgestreken gezicht bij alsof er niets aan de hand was, slim en vriendelijk.’

En zo werd Jan Jambon, een politicus die decennialang buitenparlementaire oppositie voerde tegen al wie het voor het zeggen had in het land en in de Vlaamse Beweging, een onderdeel van de uitvoerende macht. Hij was sinds 2007 schepen en sinds 1 januari 2013 burgemeester in Brasschaat, en zelfs niet-N-VA-kiezers erkennen dat hij het goed doet. Die lokale ervaring heeft hem zin doen krijgen in Binnenlandse Zaken.

Tijdens zijn eerste maanden als minister wisselde hij bikkelharde uitspraken en opstellingen af met een meer gematigde toon. De evolutie van Jambon is in vele opzichten merkwaardig. Hij verliet de Volksunie als protest tegen de regeringshonger van Hugo Schiltz, om een kwarteeuw later vicepremier van België te worden. De man die elke staatshervorming te min vond, werd voor de N-VA vicepremier in een federale regering zonder communautair project. De man die door de socialistische oppositie aanvankelijk als een halve fascist werd weggezet, was vier maanden later een van de weinige federale ministers die erin slaagden om Filip Dewinter in volle assemblee lik op stuk te geven. Door in tijden dat het niet overal even populair is van de islam een godsdienst ‘van ons’ te maken.

En dat voor een onervaren minister die zelfs door zijn eigen boezemvriend ‘geen groot communicator’ wordt genoemd. Kamervoorzitter en partijgenoot Siegfried Bracke zat tijdens dat incident aan de zijde van Jambon: ‘Ik zag hem kwaad worden. Ik hoorde hem vloeken. Die ene keer dat ik Jan Jambon emotioneel zag worden, gebeurde met hem net het omgekeerde van wat bij de meeste mensen zou gebeuren. Wij zouden beginnen te hakkelen of tieren. Jan Jambon werd eloquent. Het kwam van diep.’

DOOR WALTER PAULI

Jambon past de N-VA-ideologie strikt toe op de eigen politici: wie niet meekan, krijgt weinig aandacht en valt snel af.

‘Ik zal eerlijk zijn: de avond van Zwarte Zondag genoten we van het verlies van de VU. Velen van ons hadden op het VB gestemd, trotzdem.’ (Peter De Roover)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content