Sinds de jaarwisseling worden alle lokale politiekorpsen van het land verondersteld in de 196 nieuwe politiezones van het land operationeel te zijn. Drie sleutelfiguren leggen uit wat er nog ontbreekt aan de hervorming en waarom.

De lokale politie van haar kant wordt vertegenwoordigd door de Vaste Commissie voor de Gemeentepolitie. Die wordt geleid door hoofdcommissaris Dirk Van Nuffel, zonechef in Knokke-Heist/Damme en lid van de onlangs opgerichte Federale Politieraad. Dirk Van Nuffel was nauw betrokken bij alle politiehervormingen die elkaar hebben opgevolgd sinds de toenmalige rooms-rode regering in 1990 het allereerste ‘Pinksterplan ter hervorming van politie en justitie’ lanceerde.

Welke veranderingen in het politielandschap zijn nu al zichtbaar of zouden dat moeten zijn?

Jean-Marie Van Branteghem: Er komen vooral nieuwe structuren en een nieuwe regelgeving. Als we daarbij vertraging oplopen, is dat onder andere te wijten aan de discussies over de toelage van de federale overheid aan de politiezones. De regering heeft in dat verband op 21 november beslist dat het financieringsmechanisme, zoals het in maart 2001 is vastgelegd, behouden blijft. Weliswaar mits er een aantal technische aanpassingen komen én de garantie dat de regering de aanvaardbare meerkosten, na evaluatie, zal betalen.

Na die regeringsbeslissing moesten wij nog alle voorbereidingen treffen om het het cruciale artikel 248 van de wet van 7 december 1998 te implementeren. Het gaat over de organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gebaseerd op een federaal en een gemeentelijk niveau, met 196 politiezones. Eind 2001 waren ongeveer 170 van de 196 zones feitelijk aan de slag. Ongeveer twintig daarvan hebben al een wettelijk statuut.

Waarom kwamen zoveel maatregelen en richtlijnen zo laat?

Van Branteghem: De wet schreef wel voor dat de federale politie op 1 januari 2001 paraat moest zijn, maar gaf geen datum voor de installatie van de lokale politie. Tot minister Duquesne 1 januari 2002 vooropstelde, zoals hij ook besliste dat alle politiediensten vanaf 1 april 2001 hetzelfde statuut moesten krijgen. Ook dát was niet in de wet opgenomen maar is intussen toch gebeurd.

Dirk Van Nuffel: Op papier hebben wij hetzelfde statuut. Maar de politiemensen die van een gemeente naar een politiezone zijn overgestapt, kregen eind december nog steeds niet hun volledige loon. Hun collega’s van de federale politie kregen die wel. Die ongelijkheid kan nog tot halverwege 2002 duren. Bovendien kon het burgerpersoneel kort voor de jaarwisseling nog altijd niet uitmaken of het voordeliger was om in dienst van de gemeente te blijven dan wel om in de politiezone te stappen. Gelukkig krijgen zij nu een extra maand om hun keuze te maken, al is het niet zeker of er dan meer informatie beschikbaar zal zijn.

Komt de installatie van de politiezones dan te vroeg?

Fernand Koekelberg: Een verkorte termijn is ook een aanzet om de hervorming snel en op alle niveaus door te voeren. Bovendien zat er logica in de timing van de regering. Het opstarten van het nieuwe, zelfs erg gunstige sociaal statuut op 1 april 2001 was bedoeld om de vroegere drie politiekorpsen tot een fusie aan te sporen.

Het statuut dat Duquesne in april 2000 toestond, is zo gunstig dat de regering nu met de politiebonden moet onderhandelen om hen een aantal verworvenheden weer af te pakken.

Van Nuffel: De regering stond met haar rug tegen de muur en wou vooral vermijden dat de voetbalwedstrijden van Euro 2000 door stakende politiemensen in gevaar gebracht werden. Maar ik begrijp nog altijd niet dat de regeringsonderhandelaars niet inzagen welke catastrofale gevolgen sommige toegevingen op de dagelijkse politiewerking zouden hebben. Hun verantwoordelijkheid is des te groter omdat noch de burgemeesters noch de lokale politie bij die onderhandelingen betrokken werden. Dan was meteen duidelijk geworden dat de basis sommige toelagen niet eens vroeg. Aan de andere kant wil de regering nu beknibbelen op de vergoedingen die lokale politiemensen aanmoedigen om bijvoorbeeld federale diensten en lokale korpsen in en rond Brussel te versterken. Dat is even demotiverend als de geplande besparingen op de vergoedingen van de politiemensen die buiten de diensturen ’terugroepbaar’ zijn. Ook bij de heronderhandelingen worden de lokale verantwoordelijken niet geraadpleegd. Driekwart van het politiepersoneel bestaat nochtans uit lokale korpsen en burgerpersoneel. Waartoe dienen de Adviesraad van Burgemeesters en de Vaste Commissie dan eigenlijk?

Wat had er op 1 januari 2002 moeten zijn dat er niet is?

Koekelberg: Het zou ideaal geweest zijn om de federale en de lokale politiediensten gelijktijdig op te starten. Dat was echter onmogelijk. De regering wou zo vlug mogelijk één niveau van de geïntegreerde politie installeren. Zo kwam de federale politie eerst aan de beurt, maar die zit nog altijd in een overgangsfase. Ze beseft vandaag nog niet goed wat haar hoofdopdrachten worden. Haar steun aan de lokale politie is nog niet genoeg gedefinieerd. De steun van de lokale aan de federale politie evenmin.

Ik geef toe dat er nog altijd teksten ontbreken die broodnodig zijn voor de geïntegreerde werking van de federale en lokale politie. Het blijft bijvoorbeeld wachten op alle dwingende richtlijnen van de minister van Binnenlandse Zaken aan de politiezones in verband met lokale opdrachten van federale aard, zoals de escortes van fondsen, goederen en personen. Die richtlijnen zijn misschien niet onmiddellijk nodig, maar moeten er wel op tijd zijn.

Van Nuffel: Wat dat betreft, ben ik een optimist. Want zelfs in deze moeilijke overgansperiode zie ik geen spanningen tussen de lokale en de federale politie. Her en der een klein incident niet te na gesproken. Die richtlijnen komen er wel. Daarentegen is er wel een dwingende behoefte aan een betere informatiehuishouding. Want als er één aanleiding was voor deze politiehervorming, dan wel de vraag naar een beter informatiebeheer en de bijhorende informatica.

We stellen echter vast dat de hervormers door de budgettaire situatie aan besparingen denken die precies de geïnformatiseerde onderbouw van die informatiestromen treffen.

En hoe zullen de 101-noodoproepen van de ene zone naar de andere gecommuniceerd worden?

Van Nuffel: Die centrales kunnen bij de directeurs-coördinatoren van de bestuurlijke politie, de dirco’s, ondergebracht worden. Daar kan de communicatie geleid worden. Het zal wel enkele seconden langer duren dan met het geplande maar voor de gemeenten op termijn onbetaalbare Astrid-systeem, maar dat belet niet dat de geïntegreerde politie haar werk doet.

Sommigen suggereren echter dat het informaticanetwerk (PIP/ISLP) van de lokale politie absoluut nodig is om haar te laten functioneren. Dat is maar de helft van de waarheid. De andere helft is dat politie en justitie een geïntegreerd netwerk nodig hebben, waarin zowel de harde informatie van het gerecht als de zachte informatie van de politie doorstroomt.

Van Branteghem: Je hebt gelijk, maar daarvoor moeten de lokale politiekorpsen eerst in hun respectieve zones en met hun korpschefs geïnstalleerd worden. En als die benoemd worden, hebben ze de eerste maanden wel iets anders te doen dan hun informatiehuishouding uit te bouwen.

Van Nuffel: Dat bewijst nogmaals dat de korpschefs allemaal zes maanden te laat benoemd zijn. Ook op dat vlak laat het management van de politiehervorming te wensen over. Waar is de eindregisseur?

Die zijn hier: de heren Koekelberg en Van Branteghem.

Van Nuffel: Neen.

Wie dan wel?

Koekelberg: De minister van Binnenlandse Zaken.

Van Branteghem: De minister van Binnenlandse Zaken en zijn collega’s Frank Vandenbroucke (SP.A) voor de sociale aangelegenheden en Rik Daems (VLD) voor de overdracht van de gebouwen van de rijkswacht aan de lokale politie. Alledrie in naam van de regering.

Koekelberg: Wij wisten dat het opgelegde tempo ons niet toeliet om alles tegen 1 januari 2002 perfect te laten draaien. In drie jaar tijd moesten we die complexe hervorming opstarten en grotendeels realiseren. Ondertussen hebben de politiemensen en de vroegere rijkswachters toch leren samenwerken, van elkaar geleerd, zichzelf ter discussie gesteld en dikwijls aanvaard om te werken onder leiding van chefs die van andere korpsen komen. En dat alles terwijl het dagelijks werk gewoon verderging. Het is op zich al een succes. Bij mijn weten hebben de misdadigers in België de macht niet gegrepen.

Maar door de financiële en de sociale prijs van het Mammoet-statuut kunnen de politiediensten sommige opdrachten niet meer uitvoeren of moeten ze die voortijdig afblazen.

Koekelberg: Sommige aspecten van het nieuwe statuut bemoeilijken inderdaad het werk op het terrein. Iedereen is zich daarvan bewust. Ook de politiebonden. Precies daarom zijn zij bereid om bepaalde onderdelen van het statuut te heronderhandelen.

Wat kunnen die heronderhandelingen de regering opleveren?

Koekelberg: Ik zou zeker de organisatie van de arbeidsduur opnieuw willen bespreken, om meer personeel in de politiekorpsen te krijgen. Zodat ze geen extra mensen meer nodig hebben om dezelfde taken uit te voeren. Dat kan besparingen opleveren. We moeten echter omzichtig tewerk gaan. Zo hebben we het vaak over de referentieperiode waarin overuren moeten gerecupeerd of betaald worden. Die periode bedraagt nu twee maanden, maar er is een voorstel om haar te verdubbelen, zoals vroeger bij de rijkswacht. Zo’n termijn biedt misschien meer mogelijkheden om te recupereren, maar dat betekent ook weer minder mensen op het terrein. Want wie recupereert, werkt niet.

Een tweede denkpiste betreft de heronderhandeling van sommige toelagen en vergoedingen, omdat vooral de cumulatie ervan aanleiding kan geven tot misbruik.

Denkt u dan aan het afschaffen van de cumulatie van nacht- en weekendvergoedingen zodat in het weekend alleen nog een weekendvergoeding wordt betaald? Volgens de onderhandelingsnota van de regering zou dat alleen al 7,43 tot 12,40 miljoen euro kunnen opleveren.

Koekelberg: Misschien. We zouden echter al een eind opschieten, mochten we het berip ‘nacht’ kunnen herdefiniëren: die niet langer om 19 uur laten beginnen en om 7 uur eindigen zoals het Mammoet-statuut nu voorschrijft. Als we de nachtprestaties van 22 tot 6 uur zouden laten lopen…

… zou u volgens de Inspectie van Financiën nog eens 13,88 miljoen euro kunnen terugwinnen.

Koekelberg: De regering wil niet zozeer geld recupereren. Wij willen dat het statuut zo weinig mogelijk misbruiken toelaat en zo weinig mogelijk kost, ook aan de lokale politie. Steden en gemeenten klagen al maanden dat dit statuut hen veel meer kost dan gepland was. We weten dat vooralsnog niet, maar we onderzoeken het. We willen zeker niet aan de weddebarema’s raken.

Van Nuffel: Laten we hopen dat de heronderhandelingen niet opnieuw tot overregulering vanuit Brussel leiden. Wie excessen wil aanpakken, kan het administratieve toezicht verscherpen. Daarom hoeft niet geraakt te worden aan de aanmoedigingspremies die voor sommige politiemensen toch wel het verschil uitmaken. Een nabijheidstoelage voor wijkagenten klinkt misschien overbodig maar beloont hun bestendige beschikbaarheid in vergelijking met collega’s van de interventiepolitie die een beperkt aantal uren kloppen en extra vergoed worden voor hun maaltijden tijdens die uren.

Mentortoelagen en toelagen om bereikbaar en terugroepbaar te zijn, klinken nogal buitensporig.

Van Nuffel: U mag niet vergeten dat wie terugroepbaar is, wel degelijk aan een touwtje hangt. Dat geldt echter niet voor iedereen en dus kan niet iedereen zo’n premie krijgen. Zo wordt de mammoet gemolken, verdwijnt het geld uit de staats- en gemeentekassen en gaat de roeping in ons beroep verloren.

U zegt wel dat het niet de bedoeling van de regering is om geld terug te winnen, maar ze heeft de gemeenten wel beloofd hun extra kosten door de politiehervorming te betalen.

Van Branteghem: We hebben de meerkosten in twaalf testzones berekend. De enige zekerheid die we nu hebben, is dat de verschillen zo groot zijn dat we nu de politiebegrotingen van alle 589 steden en gemeenten onderzoeken. De resultaten daarvan worden tegen eind maart 2002 verwacht. Ondertussen hebben we voor elke politiezone een bedrag vooropgesteld als voorschot op de federale toelage. In januari betaalt de regering 35 procent van dat voorschot voor de maanden januari, februari en maart. Dan zal, terwijl de resultaten van bovengenoemde studie bekeken worden, de regering nog eens 35 procent voorschot betalen voor april, mei en juni. Daarna zal het saldo verrekend worden en zullen de politiezones ofwel geld terugstorten of bij krijgen. Ik stel immers vast dat Vlaamse gemeenten per politiebeambte gemiddeld 4711 euro extra aan de hervorming toeschrijven. In sommige gemeenten is de reële meerkost slechts 1116 euro, in andere bedraagt die 5207 euro.

Er is veel tijd en energie gestopt in de hervorming van structuren, maar waar is de aandacht voor de inhoud van het politiewerk en de hervorming van de werkprocessen? De politie moet nu veel meer administratieve taken vervullen dan vroeger.

Van Branteghem: De federale politie heeft haar mission statement in mei 2001 geponeerd. En mijn Directie Relaties met de Lokale Politie (CGL) werkt in stilte aan het inhoudelijke karakter van de lokale politie. Onze sneuveltekst over een gemeenschapsgerichte politie ( community policing) is klaar. Eerst hebben we inderdaad onze aandacht op de structuren toegespitst. Maar nu die er zijn, willen we tegen april een consensus over de community policing-filosofie. Tegelijk met deze trein, vertrekt ook die van de 196 zonale veiligheidsplannen, die wij graag in juni afgerond zouden zien. Ook in dat verband is 2002 nog een testjaar.

Om dat alles op elkaar af te stemmen, bieden we de politiezones procesbegeleiding aan. Nadien hopen we hen ook voorstellen op het vlak van kwaliteitszorg te doen.

Van Nuffel: Allemaal goed en wel. Maar de zonale veiligheidsplannen en de projectwerking die daarbij aansluit, betreffen alleen de 10 procent beleidsvrije ruimte die naast het dagelijkse werk rest. ‘Meer blauw op straat’ is trouwens een bedrieglijke slogan. Wij moeten meer blauw op het juiste moment op de juiste plaats krijgen. Dat betekent dat het personeelsstatuut ons moet toelaten politiemensen te mobiliseren om onder meer weekendongevallen en nachtoverlast te bestrijden. Minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) schreef ooit dat een politieman slechts twee uur achter zijn computer zou mogen zitten en zes uur op de baan moet zijn. De realiteit is nu net andersom.

Onder meer door de hoogoplopende meerkosten van de politiehervorming stelt de regering de politiezones voor een politieke keuze. Ofwel laten ze een aantal operationele taken aan privébeveiligingsdiensten over ofwel worden meer administratieve taken aan burgerpersoneel toevertrouwd.

Koekelberg: De regering heeft in de wet van 7 december 1998 al een keuze gemaakt. 20 tot 25 procent van de taken moet door burgers uitgevoerd worden. Die keuze wordt nog eens bekrachtigd in de richtlijnen aan de federale en de lokale politie. Dat betekent dat de federale politie, als afgietsel van de rijkswacht, niet langer alle administratieve en logistieke taken door vroegere rijkswachters kan laten uitvoeren. Precies daarom wordt het organogram van de federale politie zo kritisch bekeken.

Het koninklijk besluit over de minimale personeelsbezetting van de lokale politie stipuleert een minimumdrempel van 8 procent administratief en logistiek personeel per politiezone. Maar de aanhef van dat besluit wijst erop dat het aandeel van het burgerpersoneel tot 15 à 20 procent moet stijgen. Al was het maar omdat burgers minder kosten dan politiemensen en dat die laatsten voor andere opdrachten geselecteerd, opgeleid en betaald worden. Precies die politiemensen moeten we de straat op krijgen.

Frank De Moor

‘Ik wil de organisatie van de arbeidsduur opnieuw bespreken, om meer personeel in de politiekorpsen te krijgen.’

‘Wij willen dat het statuut zo weinig mogelijk misbruiken toelaat en zo weinig mogelijk kost.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content