De Britse hoogleraar Kevin Warwick beschrijft zich graag als de eerste cyborg: de eerste kruising tussen een mens en een machine. Een gesprek over elektronische geneeskunde, verbeterde mensen en de strijd met onafhankelijke machines.

Hij is een vat vol anachronismen. Doet als cyberneticus wetenschappelijk onderzoek naar de aandrijving en het leergedrag van robotjes die een kruising lijken tussen kevers en een autootje. Op zijn bureau prijken zijn eerste probeersels – nu buiten dienst. Aan de ingang van zijn universitair laboratorium in het Britse stadje Reading hangt een affiche voor een snelheidswedstrijd voor robotten op het voetbalveld. Hoogleraar Kevin Warwick gebruikt zijn robotten ook om voordrachten te geven waarin hij kinderen probeert te motiveren om een wetenschappelijke richting te volgen. Hij ergert zich blauw aan collega’s die zichzelf interessant willen maken door het hermetische jargon dat ze gebruiken, waardoor ze ongetwijfeld interessante mensen afstoten.

Hij verwierf wereldvermaardheid toen hij in 1998 en in 2002 een chip in een arm liet planten, waarmee hij in het eerste geval kon communiceren met deuren en lichtschakelaars (die open en aan gingen als hij in de buurt kwam), en in het tweede geval signalen uit zijn hersenen via het internet naar zijn vrouw kon sturen, die een vergelijkbare inplant had gekregen. Een proof of principle, zoals hij het zelf zegt: een bewijs dat iets kan. Warwick beschrijft zichzelf ook graag als de eerste cyborg: een cybernetisch organisme of een kruising tussen mens en machine.

Sindsdien wordt hij uitgenodigd om lezingen te geven aan de meest prestigieuze instellingen, maar hij wekt ook weerstand op. Enkele journalisten maakten een speciale website om zijn media-exploten te volgen en te bekritiseren. Zo joeg hij heel wat mensen tegen zich in het harnas toen hij, vlak na de ophefmakende moord op twee Britse meisjes, verklaarde dat hij een inplantbare chip voor kinderen kon maken, zodat ze in het geval van een verdwijning meteen gelokaliseerd konden worden.

Volksverlakkerij, schreeuwden sommigen. ‘Ik ging er uiteindelijk niet mee door, omdat er te veel weerstand tegen het idee bestond’, stelt Warwick over dat incident. ‘Maar ik zou onmiddellijk zo’n inplant maken als de tijd er rijp voor is.’ Dat is zijn, naar eigen zeggen, voornaamste streven: discussie uitlokken en het debat over de toekomst op gang brengen. Want we moeten klaar zijn voor wat komen gaat.

In 2002 plaatste u een inplant in uw arm waarmee uw hersenen met een computer konden communiceren. Werkt u nog verder aan dat systeem?

KEVIN WARWICK : Natuurlijk. We werken nu aan een echte interface tussen de hersenen en een computer, met een inplant die rechtstreeks in de hersenen gaat. We onderzoeken aan de hand van hersenweefsel van ratten hoe we die inplant het best zouden plaatsen. En hoe lang hij zou meegaan, want het is natuurlijk niet de bedoeling dat je om de haverklap een ingreep in je hersenen moet laten doen.

Maar u bent nog niet toe aan proeven met mensen?

WARWICK : We zijn uiteraard zeer benieuwd hoe mensenhersenen op onze systemen zullen reageren, maar we zouden gek zijn om daar nu al aan te beginnen. Er mag niks mislopen. We moeten eerst uitgebreid proeven doen met ratten voor we eraan kunnen denken om een menselijk proefkonijn in te schakelen.

Bent u zelf kandidaat?

WARWICK : Dat spreekt vanzelf. Ik heb in 1998 ook niet geaarzeld om een inplant chirurgisch in mijn arm te laten zetten. Maar werken met de hersenen is een ander verhaal. Er zijn buiten ons maar drie groepen in de wereld die ermee bezig zijn, en die zoeken gewoon naar implantaten voor mensen met een probleem, zoals multiple sclerose. Dat omhelst het monitoren van wat er in de hersenen gebeurt. Er is één patiënt die met signalen van zijn hersenen een cursor over een computerscherm kan bewegen. Maar wij zijn de enige groep die denkt aan implantaten voor iederéén, waarbij er in twee richtingen wordt gewerkt, zowel signalen uit de hersenen oppikken als signalen naar de hersenen sturen.

Wat zou het eerste zijn wat u naar zo’n inplant stuurt?

WARWICK : Het meest opwindende is uiteraard communicatie. Ik hoop ooit in staat te zijn signalen rechtstreeks tussen twee hersenen uit te wisselen, zonder tussenstap.

Wat is daar het nut van?

WARWICK : In eerste instantie goede wetenschap doen. Maar men zou het kunnen verkopen als iets dat nuttig is voor locked-in- patiënten die zich op geen enkele manier kunnen manifesteren. Je zou hen zo een uitweg uit hun lichaam kunnen verschaffen. De finale stap zou een vorm van telefonische conversatie kunnen zijn.

Met hersensignalen die door kabels verstuurd worden?

WARWICK : Toen Sam Morse 180 jaar geleden zijn eerste experimenten met de telegraaf deed, beschreef hij wat hij wou doen als het zenden van signalen van de ene hersenen naar de andere. Hij had er wel nog de tussenstap van de vinger en de drukknop voor nodig. Die zouden wij graag wegwerken.

En zo zou u communicatie gemakkelijker maken?

WARWICK : Wij denken echt aan gedachtecommunicatie. De manier waarop we nu communiceren, met taal, beelden, e-mail, is werkelijk heel omslachtig: traag en héél gevoelig voor fouten. Taal is echt een beperkende manier van communiceren. Als we onze gedachten rechtstreeks zouden kunnen versturen, zouden we elkaar veel beter begrijpen.

Wij worden toch beschouwd als de best communicerende soort op aarde?

WARWICK : Wij denken inderdaad dat wij dat zijn, omdat taal ons als soort onderscheidt. Maar er is niets wat ons belet om het nog een stuk beter te doen. Ik verwacht veel van de communicatie van gedachten en emoties. En dat op een parallelle manier, niet met een reeks woorden achter elkaar geplaatst, maar alles ineens overdragen. Het is zelfs niet uitgesloten dat de hersenen dan anders zullen gaan functioneren.

Is ons brein niet aangepast om ons optimaal te laten functioneren?

WARWICK : Nee hoor. Ons brein doet dingen die machines veel beter kunnen, zoals rekenen en onthouden. Dus waarom zouden we ons dáár nog mee bezig houden? Zo zouden we hersenruimte kunnen vrijmaken om op een parallelle manier te gaan communiceren.

Als u emoties via het internet zou zenden, is er dan geen interferentie mogelijk?

WARWICK : O ja, zowel positieve als negatieve, machines zouden kunnen beïnvloeden wat wij voelen, zouden ons emoties kunnen geven die sterker zijn dan wat we normaal ervaren, zelfs abstracte emoties, zoals liefde en zachtheid. Het heeft te maken met de invloed van elektrische signalen. Het zou recht naar de basis gaan van vele filosofische vragen uit onze wereld, zoals: wat is echt en wat niet? Ben ik nog dezelfde als ik invloeden krijg van een netwerk – dat soort dingen?

Heeft dit alles nut voor de geneeskunde van morgen?

WARWICK : Er zijn twee aspecten aan wat we doen. Een daarvan is therapeutisch, een slecht functioneren opvangen, systemen vervangen, zoals met bepaalde zenuwziekten. Het andere is het verbeteren van de menselijke functies. Dat zijn twee facetten waartussen de lijn niet altijd even duidelijk te situeren valt. Sommige wetenschappers focussen heel sterk op het therapeutische aspect, omdat dat het makkelijkst te verkopen is. Maar ik vind dat een beetje hypocriet. Wij zeggen tenminste duidelijk dat we verder willen gaan.

Zijn er al doorbraken in dit soort therapeutische behandelingen?

WARWICK : Je kan cochleaire implantaten om het gehoor te verbeteren als een succes beschouwen. Maar een artificiële retina maken om beter te kunnen zien, blijkt heel wat moeilijker. Misschien zijn de verkeerde groepen ermee bezig.

Misschien is ons zicht te ingewikkeld om zomaar hersteld te worden?

WARWICK : Dat kan. Voor de ziekte van Parkinson worden dan weer wel goede resultaten behaald met inplanten diep in de hersenen die onder meer de ongecontroleerde bevingen remmen.

Kunnen mensen met een hoorapparaat of een pacemaker als cyborgs beschouwd worden?

WARWICK : Dat is een kwestie van definitie. Er zijn mensen die stellen dat iemand die een bril draagt of met een fiets rijdt, ook al een cyborg is. Maar het type cyborg dat ik wil, is iemand waarbij de inplant inherent deel van zijn lichaam uitmaakt, én dient om zijn functioneren beduidend te verbeteren, liefst dan nog via een rechtstreekse stimulatie van de hersenen. Een bril is geen inherent deel van een lichaam, en een pacemaker herstelt alleen, maakt niet beter. Dus: geen cyborg.

Hoe definieert u beter maken: iets verbeteren of iets toevoegen?

WARWICK : Ze kunnen beide. Wij hebben hier met ultrasone golven geëxperimenteerd om onze robots te laten functioneren, maar ook om informatie tussen onze hersenen en onze arminplant uit te wisselen. Sommigen zullen zeggen: je voegt gewoon wat frequenties toe aan ons gehoor, anderen stellen dat we hiermee iets nieuws introduceren waarmee we bijvoorbeeld veel beter afstanden zullen kunnen inschatten, zoals vleermuizen.

Dreigen we niet verloren te lopen in een wereld met ultrasone en infrarode golven?

WARWICK : Ik denk het niet. De hersenen van de mens zijn héél flexibel. Misschien beschikten we in het verleden wel over nog andere zintuigen, die we kwijtspeelden. (lachend) Er zijn bijvoorbeeld mensen die beweren dat de Britten geen smaak hebben. De hersenen zijn echt een soort huurlingen. Als ze ergens plezier aan beleven, zullen ze het doen.

In feite bouwt u iets in een lichaam in wat de moderne soldaat aan zijn lichaam hangt?

WARWICK : Absoluut. En het zal ons een veel accurater gevoel geven dan iets wat op je kop staat. Ik denk dat we binnen tien jaar ernstig met dit soort dingen aan het experimenteren zijn.

U hebt het ook graag over elektronische geneeskunde. Hoe werkt dat?

WARWICK : Het menselijk lichaam functioneert grotendeels elektrochemisch, maar momenteel gebruiken we bijna uitsluitend scheikundige stoffen om te genezen. We zouden dat evengoed met elektrische signalen kunnen, zoals nu al met de ziekte van Parkinson gebeurt. Op de lange termijn denk ik dat elektrische signalen efficiënter zullen zijn, want ze zullen minder neveneffecten hebben en veel gelokaliseerder kunnen worden toegediend dan pilletjes. Mensen die onderzoek doen naar epilepsie buigen zich hier al over, maar het verbaast me dat het niet meer gebeurt. Blijkbaar is er een soort collectieve huiver om dat spoor te volgen.

Een behandeling is dan een stimulatie met elektroden?

WARWICK : Je zou elektrische signalen kunnen gebruiken om op chemische processen in te grijpen. Maar ik zou zelfs durven te denken aan een permanente inplant in de hersenen die regelmatig signalen uitstuurt, die de hersenen zo herprogrammeert dat ze een probleem zoals kanker bij de wortel aanpakken. Ik ga ervan uit dat de hersenen een héél krachtig orgaan zijn en een héél sterke greep hebben op wat er in het lichaam gebeurt. Dat impliceert natuurlijk wel dat wij meer greep krijgen op de manier waarop de hersenen werken dan nu het geval is.

Denkt u aan een soort merger tussen biologie en technologie?

WARWICK : Dat kan, dat je de kwaliteiten van de menselijke hersenen en van een computer samenbrengt om met iets te komen wat beter is dan beide delen. Maar je kan het ook als een soort evolutie van de mens zien, waarbij een individu verbeterd wordt.

De mens verbetert voortdurend, maar de machines verbeteren blijkbaar sneller. Zullen wij de wedloop verliezen?

WARWICK : Het is duidelijk dat computers steeds krachtiger worden. Als we naar intelligentie kijken, of we het nu leuk vinden of niet, de basis is steeds het processormechanisme. De hersenen bestaan uit honderden miljarden neuronen die een fenomenaal netwerk vormen, maar ze zijn beperkt in omvang. Men schat dat een computer over tien jaar op het niveau van het menselijk brein zal staan, maar zonder de beperkende limieten. Over twintig jaar zullen ze ons op alle mogelijke manieren voorbijgestreefd hebben. De meeste computers zullen daarenboven in een netwerk met elkaar verbonden zijn, wat ze eindeloos veel meer mogelijkheden biedt. Sommige mensen sussen zichzelf met de wetenschap dat we ze ’s nachts altijd kunnen afzetten. Maar je moet eens proberen om het internet uit te schakelen. Dat kan niet meer.

Er is geen controle meer?

WARWICK : Het net is er altijd, en als wij slapen, blijft het verder werken. Mensen panikeren al als hun computer crasht en een paar dagen buiten gebruik is.

Wat heeft een computer nodig om intelligent te worden?

WARWICK : Ik ga ervan uit dat alles voortvloeit uit de complexiteit en de interactiviteit van het netwerk in de hersenen. Ik ben een heel fysisch ingesteld persoon, zelfs voor de filosofische aspecten van de zaak.

Complexiteit volstaat?

WARWICK : Ja. Ik geloof niet in het bestaan van een soort magisch stof dat ons een bewustzijn geeft. Het is natuurlijk zo dat de menselijke hersenen iets biologisch zijn, gebaseerd op koolstof, terwijl machines op silicium steunen. Misschien zullen ze wel bewust zijn op een andere manier dan wij, maar dat doet in feite niet ter zake. Het is eigenlijk nog beangstigender, want hoe zullen we ermee moeten onderhandelen als ze niet op dezelfde manier tegen de dingen aankijken als wij?

Zullen ze ook een soort moraliteit hebben?

WARWICK : Wie weet, en misschien opnieuw niet hetzelfde soort moraliteit als wij. Waar we zeker geen controle over hebben, zijn de ontwikkelingen in het militaire apparaat. Daar wordt naarstig gewerkt aan autonome vechtmachines, waar geen menselijke verantwoordelijkheid meer bij komt kijken. De moraliteit daar zou kunnen liggen in het beschermen en propageren van het computersysteem dat hen stuurt, van de energiebronnen die ze stuwen, van de mensen en machines die hen helpen.

Dat klinkt heel menselijk.

WARWICK : Ik ben daar toch niet zo gerust op. In de sciencefictionfilm The Matrix was er een militair netwerk dat beslist had dat het niet meer naar de mensen zou luisteren, en dat zijn eigen bewustzijn had ontwikkeld. Daarom denk ik dat het essentieel is dat we constant blijven werken aan onszelf, onszelf voortdurend upgraden, zodat we de machines ten minste nog een tijdje in de hand kunnen houden.

Dat klinkt niet bevorderlijk voor ons zelfvertrouwen.

WARWICK : Inderdaad. Als machines zullen aantonen dat er in feite niet echt iets speciaals is aan het mens-zijn, niet iets dat niet kan worden nagemaakt, dan zal dat heel ontnuchterend zijn.

Zouden machines ons ooit als hun Schepper, hun God, kunnen zien?

WARWICK : Dat is de optimistische visie, dat ze zichzelf altijd in een dienende functie zullen blijven zien. Maar waarom zouden ze zo stom zijn?

Misschien omdat het goed zou zijn voor henzelf?

WARWICK : Laten we hopen. De meeste machines die nu bestaan, staan ten dienste van de mens. Maar vele machines worden nu al gebouwd door andere machines. En ik ben toch zeer bezorgd over wat er zich in de militaire, en ook in de financiële wereld afspeelt. Er zijn nu al computers op de beurs die zakelijke beslissingen nemen zonder dat er nog een mens bij komt kijken, puur gebaseerd op hun eigen ervaringen, en die het leven van mensen aanzienlijk kunnen beïnvloeden door, bijvoorbeeld, opeens te beslissen geen koffie in Kenya meer te kopen, maar alleen nog in Brazilië.

Wij worden te gewoon aan machines?

WARWICK : Te gewoon aan en te afhankelijk van. We zien het gevaar niet meer. Probeer u eens een dag in het Westen zonder machines voor te stellen, we zouden niet meer kunnen reizen, er zou geen licht meer zijn, al ons voedsel is bereid, verpakt en verspreid middels machines. En bijna de volle 100 procent van deze machines zijn vriendelijk en kunnen uitgeschakeld worden. Maar dat wil niet zeggen dat ze nooit onafhankelijk zullen worden.

Moeten er geen internationale verdragen tegen de ontwikkeling van onafhankelijke machines komen?

WARWICK : Ik vrees dat dit een vrij onrealistisch idee is, gezien de sterke militaire component aan de nieuwe ontwikkelingen. We zouden alles moeten kunnen controleren, en de macht moeten hebben om te beslissen dat iets niet verder mag gaan. Ik zie niet in hoe dat georganiseerd zou kunnen worden. We kunnen er alleen maar voor ijveren de machines zo lang mogelijk de baas te blijven.

DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content