DOOR FRANS VERLEYEN

NA DE LAUWE HERDENKING VAN 21 MEI 1995, toen het Belgische kiezerscorps de Dehaene-coalitie opnieuw aan de macht bracht, is het goed om die merkwaardige stembusdag nog eens rustig te becijferen. De tijd verheldert immers het oordeel, de blik waarmee mensen naar de werkelijkheid kijken. Het eerste wat opvalt, is dat twaalf maanden geleden 7.051.815 volwassen burgers aan de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers deelnamen. Het is die afvaardiging waaruit de regering haar (sedert de nieuwe grondwet van 1993 sterk aangegroeide) macht put.

Van die dik zeven miljoen kiezers gaven er 2.995.168 hun voorkeur aan één van de vier partijen CVP, SP, PS of PSC die momenteel greep hebben op het land. De zogenaamde meerderheid is dus in feite een opvallende minderheid. Tégen haar spraken zich immers 4.056.647 leden van onze democratische, electorale gemeenschap uit. Met andere woorden : de verhouding tussen oppositie en regeringsmacht is meer dan twintig tegen vijftien. Waar zeven mensen de combinatie die Dehaene II voortbracht misschien in hun hart dragen, doen er bijna tien dat niet.

Artikel 33 van de huidige grondwet wil dat ?alle machten van de Natie uitgaan?. Afgezien van de vraag wat een natie in de tegenwoordige wereld eigenlijk nog betekent, mag één zaak duidelijk zijn : er is een grote afstand gegroeid tussen de volkswil en de feitelijke terreintoestand. De ?evenredige vertegenwoordiging? in de deelname aan de macht bestaat niet meer. Het veelgeprezen no legislation without representation dat prachtige beginsel is gewoon opgeheven. In zijn concrete toepassingen wordt het zelfs, kwansuis, belachelijk gemaakt. Kalmpjes, zonder het zelf goed te merken, hebben we de zuiverheid van de democratische gedachte opgegeven.

Kijkend naar de CVP, de stoeterij waarin het aan zijn politieke ploegscharen sleurende Brabantse trekpaard gekweekt werd, komt een lichtjes pikant detail in beeld. Voor haar 1.042.926 Kamerstemmen kreeg ze vorig jaar 29 zetels toebedeeld, dat is er één per 35.962 aanhangers. Een oppositiepartij als de VLD moest echter 38.010 getrouwen verzamelen om zo een zetel te krijgen. Agalev had zelfs bijna 54.000 kiezers voor één groene volksvertegenwoordiger nodig. Stembuswiskunde mag weliswaar ingewikkeld zijn, dat is trouwens overal zo, maar bij ons lijkt de scheeftrekking in het voordeel van de regerende klasse toch te brutaal.

Er bestaat een Belgisch ?eurèka?, een verborgen steunpunt van waaruit iemand als J.L. Dehaene onze sociale machinerie uit haar hengsels kan lichten, naar eigen willekeur. Wie zoals Archimedes op zoek wil gaan naar dat intieme plekje, belandt ongetwijfeld bij de politieke tandem CVP-PS. (De andere twee assistent-regeerders, SP en PSC, zijn de braafheid zoniet de onbenulligheid zelve want ze oefenen nauwelijks druk uit op de besluitvorming.) Welnu, de roomsvlaamse en roodwaalse architecten van ons bestel ontlenen samen hun onaantastbaarheid aan 1.763.584 kiezers. Dat is ongeveer een kwart van al wie zich in mei vorig jaar op het democratische forum uitsprak over de gewenste gang van zaken.

Dus kan, in ons land, een politieke elite met amper een kwart van de parlementaire mandaten stilzwijgend haar zin doen en daar nog demonstratief van genieten ook. Het leven is inderdaad mooi. Maar voor de verblufte toeschouwer wordt het goochelwerk nog verbazender wanneer hij met zijn eigen ogen kan zien hoe die kleine harde kern er moeiteloos in slaagt commando-volmachten te krijgen van dat grote, slaperige leger waarin de bevolking in mei 1995 nochtans haar geloof en hoop legde. Een op zichzelf al veel te grote portie macht is moeiteloos volmacht geworden. Waar zijn al die mooie reclameborden van vorig jaar gebleven ?

Tevreden met de wereld en zichzelf besteedde het kabinet de Pinksterdagen aan het uitschrijven van haar plannen voor de toekomst. Niemand kan die nog reëel betwisten of verwerpen. Daarmee valt het politieke leven, althans de kritische begeleiding ervan, in feite stil. De democratie, die spanning en dispuut nodig heeft, verliest haar onderwerp. De wet wordt na zonsondergang in een geheime schuilplaats gemaakt. Dat die ontwikkeling zich in volslagen onverschilligheid voltrekt, is ronduit alarmerend. Het Belgische burgerschap sterft in zijn eigen geestelijke luiheid.

Het kan melodramatisch klinken maar moet gezegd worden : stukje bij beetje komt ons politieke regime terecht in een autoritair klimaat, in de heerschappij van een gesloten clan. Een schijnbaar onschuldig maar veelzeggend detail laat zien hoe dat sluipende proces werkt. Enkele dagen geleden ontstond in de bevoegde Kamercommissie een meerderheid (CVP-VLD) om het BTW-tarief op de teelt en verkoop van sierplanten te verlagen. De eerste-minister liet meteen weten dat die parlementaire beslissing voor hem ?niet kan?, zolang niet alle regeringspartijen het ermee eens zijn.

MET ANDERE WOORDEN : de uitvoerende macht geeft hier koudweg bevelen aan de wetgevende en blokkeert de werking van die laatste. Niet die aanslag op het grondwettelijke systeem is het meest verontrustend, de Wetstraat heeft al andere dingen meegemaakt, maar het feit dat er geen schandaal van komt. In het regeerakkoord staat trouwens open en bloot dat het parlement geen debatten mag voeren in verband met kwesties waarover binnen het kabinet geen roomsrode eensgezindheid bestaat. Dat is allemaal mogelijk gebleken zonder ook maar de minste opwinding.

De morele of juridische uitholling van het parlementarisme is een procédé dat sedert de jaren tachtig met toenemende sluwheid en nonchalance wordt toegepast. Nochtans is het beginsel dat in een Staat elke macht op een tegenmacht moet stuiten een kostbaar erfgoed. Eeuwenlang werd het opgebouwd door sociale wijsgeren en idealisten. Wie er mee speelt, zeker vanuit een minderheidspositie, is niet alleen gevaarlijk maar roept ook de gedachte aan politieke vulgariteit op.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content