Hubert van Humbeeck

Ineens stokte de machine. Op het organiseren van vrede was ze niet voorzien. Tot de tanden gewapende Amerikaanse soldaten keken hulpeloos en verweesd naar elkaar. Saddam Hoessein was weg. Zelfs in Tikrit stonden zijn tanks leeg in de geschutsstellingen. Maar de papieren tijger mepte flink na met zijn staart. Eerst werden alleen overheidsgebouwen geplunderd. Daarna ziekenhuizen, ambassades en musea. Vervolgens ook de woningen van gewone Irakezen. Er vielen schoten, er werd betoogd en gedreigd. Na enkele dagen al werden de eerste geroofde stukken uit het nationaal museum in Bagdad op de zwarte markt van de internationale kunsthandel aangeboden.

GI Joe kwam als een ‘bevrijder’, maar hij werd niet overal en door iedereen met open armen ontvangen. Er worden in Bagdad voorlopig nog weinig verhalen van duizend-en-een-nacht verteld. De werkelijkheid ziet er in de Arabische woestijn niet zo fraai uit als George W. Bush en Donald Rumsfeld in hun simpele boodschappen hadden beloofd. De VS hebben in Irak nog niet veel vrienden gemaakt. Wie in de weg liep, ging eraan. Eerst schieten, dan vragen. Amerikanen denken nog altijd dat je een stad eerst kunt bombarderen en dat de mensen die er wonen even later blij zijn je te zien.

Het is onthutsend, maar ook volgens de altijd zeer ernstige World Service van de BBC weet de coalitie op geen tien-, ja op geen honderdduizend na, hoeveel Iraakse soldaten en burgers er in dit conflict het leven hebben verloren. Het is een oude oorlogswet: het aantal slachtoffers aan de kant van de verliezer wordt niet geteld. De onverschilligheid tegenover zoveel pijn en verdriet ondergraaft de moeite die Amerikanen en Britten zich hebben getroost om de strijd tegen het regime van Saddam Hoessein voor te stellen als een rechtvaardige oorlog. Het onderschrijft de stelling van sommigen, die volhouden dat de huidige machthebbers in Washington bereid zijn om voor hun ideeën over lijken te gaan. Als dat moet, dan moet het maar.

Er bestaat, anderzijds, alsnog geen andere efficiënte manier om een dictatuur uit het zadel te lichten dan door het gebruik van massaal geweld. Een instelling zoals de Verenigde Naties zou zich nuttig kunnen maken met het zoeken naar een antwoord op de vraag, vanaf welk moment een dictator zich zorgen moet beginnen maken. Zijn er objectieve criteria om de graad van dictatuur vast te stellen? Hoe, door wie en op welke schaal mag er dan geweld worden gebruikt?

Maar de gebeurtenissen in Irak doen de Pax Americana geen deugd. Het hele Midden-Oosten leeft nu in angst voor wat komen gaat. De dag dat Irak zonder Saddam een baken van democratie wordt, is nog niet voor morgen. Als de Arabische wereld tot meer openheid wordt gedwongen, zal dat wellicht veeleer het werk zijn van onverschrokken televisiezenders zoals Al-Jazeera dan van een blinde bommenregen. De regio heeft behoefte aan camera’s en schotelantennes, die de Arabieren de wereld laten zien zoals hij is.

De Chinese Grote Roerganger Mao Zedong schreef in het midden van de vorige eeuw dat de macht uit de loop van een geweer komt. Volgens Washington geldt dat nu ook voor de vrijheid. Terwijl die op het eerste gezicht meer gebaat lijkt met andere wapens. Kennis en informatie, bijvoorbeeld.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content