Hubert van Humbeeck

Niemand zal ontkennen dat er tussen Tigris en Eufraat meer geschiedenis werd geschreven dan een stoere generaal in stars and stripes kan bevroeden. In haar meesterwerk Herinneringen van Hadrianus laat Marguerite Yourcenar haar held vertellen over de laatste veldtocht van zijn voorganger, de grote keizer Trajanus. Die vertrekt in 115 na Christus op veroveringstocht naar het land van de Parthen. Dat strekte zich toen uit tot in het Tweestromenland zelf.

Trajanus dobbert met zijn gevolg de Eufraat af en bereikt zonder veel tegenstand wat nu de Perzische Golf wordt genoemd. Hij zit daar op een avond op het strand in de ondergaande zon te turen en beseft dat de wereld te groot is voor één man om in de tijdspanne van één leven te beheersen. De keizer maakt ontmoedigd rechtsomkeert. Op de terugtocht wordt zijn leger uiteengeslagen, zelf keert hij meer dood dan levend op zijn vertrekpunt in Antiochië terug. Het is voor Trajanus letterlijk het einde van de reis. Hij sterft nog voor hij weer in Rome voet aan wal kan zetten.

De Amerikaanse overheersing van de wereld wordt soms vergeleken met die van de Romeinen in de eeuw van keizers zoals Trajanus, Hadrianus en Antoninus Pius. Rome op het toppunt van zijn uitstraling en macht. Bijna tweeduizend jaar later is de wereld niet kleiner geworden. Alleen: als gevolg van de snelheid van de communicatie en de beeldcultuur lijkt dat soms zo. Het lijkt alsof één natie, één cultuur alle andere blijvend kan beheersen en overvleugelen.

Dat zegt veel over de hoogmoed van de mannen en vrouwen die dat willen. Zoals Trajanus op zijn strand in de Golf zouden ze moeten beseffen dat ze zich vergissen. De Amerikanen en de Britten voorzagen bijvoorbeeld niet dat de Iraakse bevolking zich tegen hun invasie zou verzetten. Dat wil zeggen dat ze er gewoon niet aan hadden gedacht, ze hielden het eigenlijk niet voor mogelijk. Ze gingen niet alleen van hun militaire overwicht uit, maar ook van een morele en geestelijke superioriteit. Een gevoel dat wel meerderen fataal is geworden.

Op het slagveld zullen de Amerikanen uiteindelijk winnen. Om Saddam Hoessein zal niemand treuren. Maar het gaat ook om iets anders. Om identiteit en eergevoel. Om verdriet en pijn om mensen die dood zijn. Om de vernedering van in het stof te moeten buigen. Het Pentagon behandelt Irak alsof het een Midden-Amerikaanse bananenrepubliek is, waar de ene corrupte president gemakkelijk door een andere kan worden vervangen. Het behandelt Irak niet als een land dat past in een cultuur en een beschaving die duizenden jaren in de tijd terug grijpen. De Arabische natie bestaat niet. Ze is al decennia hopeloos verdeeld. Maar ergens onder de huid van miljoenen mensen leeft er wel een Arabisch gevoel, en die mensen volgen nu met afgrijzen wat in Irak gebeurt.

Een Servische granaat op een markt in Sarajevo zorgde in 1995 voor een omslag in de Bosnische oorlog. Het verschrikkelijke tafereel gaf de NAVO een vrijbrief om de stellingen van de Bosnisch-Servische leider Radovan Karadzic meer dan ooit tevoren te bombarderen. Karadzic werd toen een oorlogsmisdadiger genoemd. Donald Rumsfeld, Dick Cheney, George W. Bush en Tony Blair zullen niet aan de vraag ontkomen: hoeveel doden mag een regimewissel in Bagdad eigenlijk kosten? Hoeveel bommen op hoeveel marktpleinen? Wie zich opwerpt als regelmeester van de wereld moet het antwoord daarop kennen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content