De intermezzi van Pergolesi in het Lunatheater : pretentieloos en gezellig.

HEEL VEEL heeft Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) niet kunnen componeren ; hij kreeg er de kans niet toe omdat hij maar 26 jaar werd. En wàt hij schreef, deed hij daarbij nog uitsluitend de laatste vijf jaar van zijn korte leven toen hij al aan tuberculose leed : enkele sonates, wat religieuze werken waaronder het befaamde Stabat Mater (het meest gedrukte muziekstuk in de achttiende eeuw), een vijftal opera’s en dergelijke meer. Van de aan hem vroeger toegeschreven 6 Concerti armonici, in de jaren vijftig zo dapper gelanceerd door I Musici, weten we sinds 1980 dat ze niet van hem maar van Unico graaf van Wassenaar zijn. Relatief weinig composities dus, maar wel met een geniale toets.

Bij zijn opera’s zitten er twee van het ?seria?-genre ernstig derhalve voorzien van zogenoemde intermezzi, namelijk Il prigioniero superbo (augustus 1733) met als tussenhapje La Serva padrona, en Adriano in Siria (november 1734) met Livietta e Tracollo als intermezzo. Eerstgenoemde opera was bij de première een succes, de tweede een flop. De beide opera’s seria zelf zijn zo goed als vergeten, maar hun intermezzi bleven bestaan en gingen zelfs een zelfstandig leven leiden.

Dat geldt vooral voor La Serva padrona, een tijdloze kaskraker. De roemrijke start ervan werd gegeven door koningin Maria Amalia van Napels, die in 1738 beval het weer uit te voeren met als nuchter argument ?de componist is wel dood, maar hij was een groot man?. Vlak erna verscheen er een Duitse en een Franse vertaling. Overal in Europa werd het geafficheerd en het geldt als het eerste repertoirestuk in de geschiedenis van het muziektheater. Nannerl Mozart maakte er als kind kennis mee in Parijs, zoals we weten uit haar dagboek uit 1783 met jeugdige taalfouten : ?den 10 ten (februar) französische comedie [… ] die Serva patrona in das Französische überzetzt?.

Zo’n intermezzo, doorgaans in twee delen, is gewoon een grappige muzikale sketch. Qua opzet is het kort, de actie snel en vlot, de rolbezetting tot een strikt minimum herleid. De personages zelf behoren tot het alledaagse type. De taal die ze hanteren is eveneens die van de gewone man, graag doorspekt met dialect en prettige vulgariteit. Met de moraal, het huwelijk en andere heilige huisjes wordt een loopje genomen. Puur entertainment. Ze waren bedoeld als opfrisser tussen al dat virtuoze, vaak zware, langdradige en doemdenkende gedoe van de opera seria : even weg van de halsbrekende aria’s, de ingewikkelde intriges, de lange recitatieven, het vuurwerk van de koren, de balletten en de glitter van een wereld van schone schijn. Nu kunnen we ons niet meer voorstellen dat dergelijke intermezzi zouden worden ingelast.

BAROKENGELTJES.

De libretti waren geen hoogvliegers. Belangrijk was vooral de plot, de muziek erbij en de vertolking. Precies in de muziek van zijn intermezzi heeft Pergolesi zich een meester getoond. Wat hij als muzikaal beeld op deze onbenullige verhaaltjes heeft neergezet, is bijzonder knap.

Nu worden Pergolesi’s ?Livietta? en ?La Serva? gespeeld in het Brusselse Lunatheater, een daarvoor best geschikte en bovendien knusse ruimte al ontbreken het goud, de pluche en de barokengeltjes. Ze worden uitgevoerd onder de muzikale leiding van Sigiswald Kuijken. Hij staat als dirigent niet te zwaaien maar speelt zelf mee in zijn orkest La Petite Bande en houdt van daaruit de touwtjes in handen. Wat de baroktaal betreft, schotelen ze het neusje van de zalm voor. Slordigheidjes vergeef je ze hierbij graag. Het decor van Lisa Spinatinelli is simpel en schattig zoals in marionettentheaters. De regie van Feruccio Soleri getuigt van eenvoud en van partituurkennis. Grosso modo is het resultaat erg positief. Hoewel… een beetje te braaf, te netjes.

Want één ding mis je wat : het ècht komische. Nu is het sowieso al moeilijk om de grapjasserij uit die tijd als cabaretachtig antwoord op de sociale toestanden en heersende moraal van toen echt te kunnen vertalen, maar ?komisch zijn? is heel wat anders dan ?leuk doen?. Natuurlijk hangt dat vooral af van de vertolkers. Het buffo-vak doe je niet zomaar ; je hebt het of je hebt het niet. Je kan het niet aanleren. Voor alle andere, gewoon geschoolde artiesten blijft het verdraaid moeilijk om artistiek de lolbroek uit te hangen.

Bij de Pergolesi-productie in het Lunatheater zijn Werner Van Mechelen als Tracollo en Patrizia Biccirè als Serpina het meest in het komische geslaagd. Beiden zingen mooi en acteren vlot. Nancy Argenta als Livietta doet het ook prima, maar lost de hoge verwachtingen niet in ; het is beslist niet een gedroomde partij voor haar en haar stem klinkt soms scherp. Donato Di Stefano als Uberto heeft een prachtig geluid maar mist het karakter van de ouwe vrijgezel. De stomme rollen van Marie Kuijken en vooral Enrico Maggi zijn best geslaagd. Toch is pantomime wel degelijk een vak apart, zo ontdek je op deze pretentieloze, maar gezellige voorstelling.

Fons de Haas

Pergolesi, ?Livietta e Tracollo? en ?La Serva padrona?. Lunatheater, Brussel. Nog op 20, 21, 22 en 23/11 om 20.00. Plaatsbespreking en info 02/229.12.11.

Nancy Argenta als Livietta en Werner Van Mechelen als de als zwangere vrouw vermomde Tracollo : Ik voel de strop al om mijn nek, dit is mijn laatste snik.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content