Adolph Von Menzel, schilder en verteller.

Onuitputtelijke, paradoxale, meeslepende 19de eeuw. Tot op vandaag nemen we stelling in gevechten die toen werden geleverd, kiezen we partij in hun polemiek. De eeuw houdt ons vastgeklemd in zijn ontdekkingen en concepten. En dus is het zo moeilijk haar te zien zoals ze is. Neem de Duitse schilder bij uitstek, Adolph von Menzel (1815-1905), altijd beschreven als een pre-impressionist. Wat een merkwaardig misverstand. Menzel gebruikt de zichtbare penseeltoets niet om een globaal effect na te streven maar om eindeloos veel details te ontwikkelen. Alles in zijn schilderijen is belangrijk en is het resultaat van accurate observatie, maniakale aandacht en een pedant geloof in de waarde van het kleinste.

Hij denkt meer als graveur en ontwerper van ornamentele patronen dan als een modern schilder voor wie de totaalimpressie essentieel werd. Zijn immens oeuvre laat een fragmenterend denken zien dat zich verliest in het allerkleinste : mengeling van archeologie, encyclopedie en quasi-fotografische precisie. Zijn beeldopvatting is dan ook meer dat van een achttiende-eeuwse rococo-kunstenaar dan van een negentiende-eeuwse realist.

Menzel schilderde eigentijdse onderwerpen als een staalbedrijf, maar heeft het impressionistische thema bij uitstek, de moderne stad, grotendeels gemist. Zelfs dat staalbedrijf is minder modern dan het lijkt : zulke spectaculaire lichtsituaties werden in de achttiende eeuw met grote liefde geschilderd. De hele compositie is trouwens barok en niet naturalistisch. Zijn belangrijkste onderwerp ligt in het verleden : de Duitse geschiedenis en de rol van Frederik de Grote. Menzel is een historieschilder, een schilder van de Pruisische natie. Hij is een begeesterend verteller-illustrator die dezelfde ambities heeft als de schrijvers toen.

Merkwaardig hoe weinig hoogdravend de schilderijen zijn : geen spoor van de Franse neoklassieke stijl die zo geschikt werd geacht voor dit soort opdracht. Integendeel, zowel het gekozen ogenblik als de gekozen houdingen en uitdrukkingen blijven terloops en nonchalant. Het licht is nooit dramatiserend en abstract maar altijd realistisch. De scène wordt nooit in een a-temporele, abstracte context gezet, maar in het concrete, vluchtige moment ingebed. Het is alsof Menzel erbij was en het in zijn triviale details nu aan ons doorvertelt. Een averechtse manier om het grootse te vertellen : grappig, ironisch en tolerant ten opzichte van de ?kleine? werkelijkheid. Dat realisme is uiteraard ook een moraal : een burgerlijk-protestantse les in anti-retoriek.

Dirk Lauwaert

?Menzel, la Névrose du Vrai?, Musée d’Orsay, tot 28/7.

Hand van de schilder, 1864 : een les in anti-retoriek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content