De liberalisering van de elektriciteitssector levert de consument niets op. Een gesprek met Aviel Verbruggen.

Na de liberalisering van de luchtvaart en de telecommunicatie, volgt in Europa nu de vrijmaking van de elektriciteits- en gassector. Op 19 februari 1997 vaardigde de Europese Unie terzake een richtlijn uit. De lidstaten kregen twee jaar de tijd om die richtlijn in de eigen wetgeving om te zetten. Die periode is bijna om. Voor België is er minder haast. Omwille van de ingewikkelde staatsstructuur krijgt ons land de tijd tot 20 februari 2000.

Toch wil de federale regering dat het parlement nu al het wetsontwerp van minister van Energie Jean-Pol Poncelet (PSC) goedkeurt. “Zoals zo dikwijls trekt de politiek hier de kaart van de elektriciteitssector en dus van Tractebel-Electrabel“, zegt milieu-econoom professor Aviel Verbruggen (universiteit Antwerpen). “Het voorstel Poncelet volstaat om geen veroordeling van de EU op te lopen. Maar het is een formalistische aanpassing die de Belgische markt niet opengooit.”

Terwijl in verschillende landen van de wereld de markten opengingen en de structuur van de sector doorzichtiger werd, bouwde Tractebel-Electrabel de jongste jaren verder aan zijn ondoorzichtig monopolie. Electrabel verleidde in 1996 de gemeenten van de gemengde intercommunales (gemeenten en Electrabel) tot een voortijdige verlenging van de distributiecontracten: tot 2006 mogen deze intercommunales alleen stroom van Electrabel afnemen, van 2006 tot 2011 mogen ze 25 procent elders betrekken. De gemeenten hebben wettelijk het monopolie op de verdeling bij kleine klanten.

Volgens professor Verbruggen volgt de politiek slaafs de privé-sector.

Aviel Verbruggen: Al eind jaren tachtig bedacht topman Philippe Bodson van Tractebel een dubbele strategie om voorbereid te zijn op de komende liberalisering. De groep sloot België hermetisch af voor binnen- en buitenlandse concurrenten. In het buitenland verwierf Tractebel-Electrabel een grote portefeuille aan elektriciteits- en gasbelangen. Het eerste is betreurenswaardig, omdat de Belgische economie en vooral de kleine consument voor dat monopolie betalen. De goede prestaties in het buitenland bewijzen dat Tractebel-Electrabel de concurrentie niet moet vrezen, ook niet in België.

Kreeg Bodson politieke steun voor zijn strategie?

Verbruggen: De politiek aanvaardde die strategie, zonder discussie. Dat was zo toen Ebes, Unerg en Intercom tot Electrabel fuseerden. Dat was ook het geval bij Distrigas. De staat had daar de meerderheid van de aandelen, maar verkocht ze binnenskamers aan Tractebel, tegen een vriendenprijsje. Een ander voorbeeld. Bodson vond het een risico dat SPE ( Samenwerkende Publieke Elektriciteitsproducenten) in vreemde handen zou kunnen overgaan. Dat zijn eigen Tractebel voor 51 procent in handen van het Franse Suez-Lyonaise des Eaux is, doet niet terzake. Om te beletten dat via SPE buitenlandse concurrenten in het vaarwater van Electrabel kwamen, sloot Bodson een incesthuwelijk met SPE en versterkte Tractebel in 1995 zijn absoluut monopolie.

Het verlengen van de distributiecontracten met de gemeenten, in 1996, was een andere stap in de monopolievorming.

Verbruggen: Electrabel onderkende tijdig het gevaar. Als de gemeenten door de Europese liberalisering elders betere condities kregen, was Electrabel de controle op de verkoop aan de eindverbruiker kwijt. Een kilowattuur (kWh) verkocht aan een gemengde intercommunale levert Electrabel naar schatting tien keer meer winst op dan dezelfde verkoop aan een grote verbruiker. In geen land is dat verschil zo groot.

Wat zegt de Europese richtlijn?

Verbruggen: De richtlijn bevat voor elk wat wils. Aanvankelijk gingen de voorstellen van de Europese commissie verder. Maar ze werden afgezwakt onder druk van vooral het staatsbedrijf Electricité de France (EDF), daarin gevolgd door Electrabel. Het verzet werd ingegeven door de angst om het monopolie kwijt te spelen. Vergeet niet dat iedereen elektriciteit nodig heeft en bijna niemand de juiste prijs kent. Dat is een interessante positie voor een monopolist. Een prijsverhoging met één centiem per kWh levert de Belgische producenten al snel 720 miljoen frank extra op.

De lidstaten kregen veel vrijheid van Europa.

Verbruggen: Zweden, Noorwegen en Finland grepen de richtlijn aan om, ondanks de staatsgrenzen, in één jaar tijd een open eenheidsmarkt te maken. België wachtte lang met wetgevende initiatieven. Pas in het voorjaar 1998 legde minister van Economische Zaken Elio Di Rupo (PS) een nota neer. Maar die was van zo’n laag allooi dat iedereen er plaatsvervangende schaamte van kreeg. De nota is in alle stilte weer afgevoerd.

Wat stond daarin?

Verbruggen: Daarin was niets geregeld, behalve het statuut van een aantal politiek gesteunde mensen die een goede job kregen.

Vervolgens werd Jean-Pol Poncelet (PSC) bevoegd voor Energie.

Verbruggen: De ministerraad nam in oktober zonder veel discussie akte van zijn oriëntatienota.

Het moet nu snel gaan.

Verbruggen: De politiek moet alles in een paar maanden regelen, terwijl Electrabel zich al tien jaar grondig voorbereidt. Zeer naar de zin van Electrabel is er zo alweer geen plaats voor een maatschappelijk of parlementair debat. België moet de wetgeving pas in 2000 rond hebben, maar Electrabel kan niet wachten. Als België de richtlijn niet omzet, kan Electrabel immers niet in Nederland of Duitsland aan de slag.

Wat vindt u van het voorstel-Poncelet?

Verbruggen: Als kader is het in deze branche het beste voorstel van de jongste tien jaar. Het ontwerp bulkt van de goede intenties, maar het is niet meer dan een kader. Er staat wel vijftig keer in dat de minister nog dit en dat zal invullen. De vraag is hoe die invulling zal gebeuren.

Door de uitvoering aan ministeriële besluiten over te laten, ontsnapt ze aan de controle van het parlement.

Verbruggen: Dat is weinig bemoedigend, als we zien hoe de uitvoerende macht de herstructurering van de sector gewoon heeft laten gebeuren. Dat was in 1995, en de Belgische regering kan niet beweren dat ze van niks wist. In die tijd werden er stapels documenten geproduceerd en ging de Wereldbank tot in zwart Afrika uitleggen wat de structuur van de toekomst was. Net op dat ogenblik liet de regering- Dehaene zonder boe of ba toe dat de Belgische elektriciteitssector precies het tegenovergestelde deed.

Wat moet het parlement doen?

Verbruggen: Cruciaal is de aanstelling door het parlement van een onafhankelijk toezichthouder. Die moet jaarlijks verslag uitbrengen aan het parlement, dat het verslag goed- of afkeurt.

Zo’n toezichthouder is belangrijk, omdat hij zich ook bezighoudt met de prijzen die de consument betaalt.

Verbruggen: Ja, hij kijkt toe op de kosten in de sector en op de prijs, die daarvan een gevolg is. De kosten moeten correct totstandkomen en er mag geen geld over de balk worden gegooid met overdreven lonen of pensioenen.

Het weekblad Trends gaf het voorbeeld van secretaris-generaal André Hons van het Controlecomité. Hij kreeg bij zijn pensionering een afscheidspremie van 43 miljoen frank.

Verbruggen: Dat klopt. Het Controlecomité moet theoretisch op de sector toezien, maar het houdt kantoor in de hoofdzetel van Electrabel en het secretariaat wordt betaald als stafleden van Electrabel.

Er zijn andere voorbeelden van onduidelijke geldstromen.

Verbruggen: Electrabel betaalt moedermaatschappij Tractebel bijna vijf miljard frank voor zogenaamde “strategische en technische adviezen”. Gerekend aan een stevig brutoloon van vijf miljoen, zou dat betekenen dat er duizend man van Tractebel een heel jaar voor Electrabel werkt. Dat is hoogst twijfelachtig.

Er moet ook toezicht zijn op de investeringen.

Verbruggen: Omdat de sector gegarandeerd vijftien procent winst mag nemen op zijn vastleggingen, investeert hij zwaar. Maar hij heeft er ook alle belang bij om de investeringen zeer hoog te waarderen. Vandaar dat de sector de activa permanent herwaardeert – ook de intercommunales doen dat. De verbruiker betaalt toch.

U heeft geen vertrouwen in het bestaande Controlecomité voor Gas en Elektriciteit.

Verbruggen: Het Controlecomité voor Gas en Elektriciteit faalt sinds de jaren tachtig op alle domeinen.

In dat comité zetelen het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en de vakbonden.

Verbruggen: In het VBO vormen de elektriciteitsproducenten een van de sterkste en best georganiseerde sectoren. Het VBO stuurt meestal afgevaardigden van de chemie naar het controlecomité, maar de speelruimte van deze afgevaardigden is beperkt. Eigenlijk controleren de elektriciens zichzelf. Dat verklaart waarom de sector in de jaren negentig vrij spel kreeg. Het comité waarschuwde er zelfs niet voor dat België een compleet andere richting insloeg dan vooruitstrevende landen in de wereld. Het vereenzelvigde zich blind met Tractebel en geloofde dat België behoefte heeft aan een sterk bedrijf om de concurrentie met het buitenland aan te gaan. Dat de grootste aandeelhouder van dat Belgisch bedrijf Frans is, wordt gemakshalve vergeten. Dat de Franse groep vooral dankzij Electrabel veel winst maakt, ook. In 1997 was 12,4 van de 16,4 miljard winst van Tractebel, afkomstig van Electrabel.

Het comité betwist uw cijfer dat 94 procent van de winst van Electrabel van de intercommunales en dus de kleine klanten komt.

Verbruggen: Het is op zich al merkwaardig dat het comité wakker schrikt. Uit de reactie leid ik af dat het controlecomité Electrabel niet als een industrieel bedrijf maar als een beleggingsbedrijf ziet. Het bevestigt ook de fiscale trucs die al jaren worden toegepast. Electrabel beschouwt de gemengde intercommunales als dochterbedrijven. De dividenden uit die bedrijven moeten niet worden belast, want die zijn al belast bij de dochter. En vermits intercommunales als publieke instelling geen belasting betalen…

U blijft bij uw stelling.

Verbruggen: Electrabel haalt 94 procent van haar winst uit de intercommunales. De Belgische wetgeving terzake (uit 1925) is liberaal. Wie in zo’n liberale omgeving macht heeft, oefent die uit. Vandaar dat de grote bedrijven wél goede condities afdwongen – zij hadden een stok achter de deur omdat ze ook zelf stroom mogen produceren. Vandaar ook dat de kleine gebruiker het gelag betaalt. Het zijn de huishoudens en de kleine en middelgrote ondernemers die de miljardenwinst van Electrabel maken. De gemeente heeft het monopolie op de distributie, maar zwijgt omdat ze deelt in de opbrengsten. Let op: ik ben voor een hoge prijs voor gas en stroom. Energie is vandaag te goedkoop om daar milieukundig mee om te springen. Maar er moet een duidelijk onderscheid zijn tussen taks en prijs. Het moet duidelijk zijn wat de producent ontvangt en wat de overheid aan taksen int. Nu bevat de elektriciteitsprijs de rentes die Electrabel en de gemeenten delen.

Bij een liberalisering moeten de productie en de distributie van elektriciteit en gas worden gescheiden.

Verbruggen: Het is normaal dat een producent zoveel mogelijk wil produceren. Ik vind het ook normaal dat de distributie beloond wordt voor goede dienstverlening en minder verbruik van gas en elektriciteit. Van rationeel energiegebruik en duurzame ontwikkeling zal niet veel in huis komen, als productie en distributie in één hand blijven zitten.

In België is de distributie nog goeddeels in handen van de producent.

Verbruggen: In 1996 verplichtte Electrabel bij nacht en ontij alle gemeenten om hun bestaand contract open te breken. Zo werd de greep op de distributie nog groter. Als ik kritiek uitoefen op deze contracten met de gemengde intercommunales zegt Electrabel: we hebben een akkoord met de gemeenten, meerderheid tegen minderheid. Dat er verschillendecoalities over struikelden en de meerderheid in Borsbeek en Stabroek door het Vlaams Blok wordt geleverd, zegt Electrabel er niet bij.

Maakt deze wet werk van hernieuwbare energie?

Verbruggen: Deze wet laat openingen voor een speciaal statuut voor hernieuwbare energie en warmtekrachtproductie. Maar dat moet verder worden uitgewerkt. Exploitanten van windmolens en water- en warmtekrachtcentrales hebben voordeel bij een opening van de markt. Zo kunnen ze stroom aan het net leveren of van het net afnemen, tegen de juiste voorwaarden. Warmtekracht is in België twintig jaar tegengehouden met een eenvoudige prijsformule. Iedereen mocht stroom aan het net leveren, maar Electrabel betaalde wel onder de prijs. Viel de leverancier tijdelijk uit, dan presenteerde Electrabel zulke hoge rekeningen voor de noodstroom, dat de opbrengst van maanden eigen stroomproductie naar Electrabel vloeide. De bouw van zo’n installatie betekende dus zoveel als economische zelfmoord.

Leidt liberalisering tot schaalverkleining of juist tot concentratie bij een aantal grote groepen?

Verbruggen: Deze sector zal worden gedomineerd door enkele grote bedrijven met oligopolistische structuren. Alleen de technologie pleit tegen die trend. Die neigt juist naar efficiënte, kleinschalige eenheden zoals gasturbines of warmtekrachtbronnen. Ook de windmolens verbeteren en de zonne-energie is het efficiëntst op het dak van een huis. Er zal geen weide in Doel worden volgestouwd met zonnepanelen.

De liberalisering die in theorie mogelijkheden biedt, leidt in de praktijk tot meer van hetzelfde: monopolies.

Verbruggen: Dat is duidelijk.

Wat hebben we dan gewonnen?

Verbruggen: Niet veel. Alleen: we kunnen de liberalisering niet tegenhouden, wel bijsturen.

Doet het parlement er goed aan de wet uit te stellen of zelf in te vullen?

Verbruggen: Het parlement gelooft niet in zichzelf en dus niet in de democratie. Het weigert zijn rol te spelen en als volksvertegenwoordiging de belangen van het volk te verdedigen door, bijvoorbeeld, de aanstelling van een onafhankelijk toezichthouder.

En als dat niet gebeurt?

Verbruggen: Dan lopen Tractebel en Electrabel met dit dossier van kabinet naar kabinet. Tractebel-Electrabel heeft namelijk wel een strategie. Niemand kan de sector ook verwijten slecht te functioneren. Electrabel is een gezond bedrijf, zonder te veel overtollig personeel en met een gestructureerd productiepark.

Electrabel moet niet bang zijn voor de concurrentie uit het buitenland, zegt u.

Verbruggen: Met de scheiding van productie en distributie en met ernstig toezicht knijpen we Electrabel niet dood. Electrabel zal ook zonder monopolie goed overleven. Maar het zou wel de gegarandeerde superwinsten verliezen, laat ons zeggen twintig van de achtendertig miljard frank winst. Deze overmatige winsten komen van de distributie en dus van de kleine gebruiker.

Duitsland praat over de mogelijk versnelde sluiting van kerncentrales. In België houden we het bij de liberalisering.

Verbruggen: Er zijn verbanden tussen beide debatten. De vrije concurrentie maakt kernenergie onmogelijk, zoals het Verenigd Koninkrijk van Margaret Thatcher bewees. Bij de privatisering van 1989 gingen daar drie maatschappijen naar de beurs. De aandelen voor de twee klassieke producenten waren onmiddellijk weg, maar de staat bleef met de nucleaire poot zitten. De bouw van een nucleaire centrale duurt tien jaar, niemand wil kernenergie verzekeren en er is geen oplossing voor het afval. Bovendien kent niemand de échte prijs van kernenergie. Tot vandaag is de kostprijs van de centrale van Chooz (Frankrijk, met Belgische inbreng) het best bewaarde geheim van het land.

De Fransen blijven kernenergie verdedigen, ook voor het leefmilieu.

Verbruggen: Die redenering klopt, ten minste als kernenergie veilig kan worden geleverd en het afvalprobleem wordt opgelost. De realiteit is anders. De afvaloplossingen van twintig jaar geleden doen het niet en er zijn geen alternatieven. Opwerking is een dood spoor omdat de rendabiliteit steunt op de levering van plutonium voor de kweekreactor. Maar de kweekreactor Superphénix wordt ontmanteld. Daarmee eindigt een andere technologische droom in een nachtmerrie.

Naar aanleiding van de liberalisering is er sprake van zogenaamde “stranded costs”. Wat zijn dat?

Verbruggen: De redenering is dat de sector vroeger naar de politiek moest luisteren en daardoor beslissingen nam die een normaal bedrijf niet zou nemen. Die beslissingen kunnen ook na de liberalisering nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiepositie. In Spanje leidde het debat over de “stranded costs” tot een hold-up op de staat en de kleingebruiker. Alle fouten uit het verleden worden op hen afgewenteld.

Zou dat in België ook kunnen?

Verbruggen: In België stuurden Electrabel en Tractebel altijd zelf de sector. Alleen in de jaren tachtig kregen ze het verbod om twee bijkomende kerncentrales te bouwen (van elk 1300 megawatt). Over dat dictaat mag de sector niet klagen. Mocht de sector haar plan hebben uitgevoerd, dan zat ze nu met een overcapaciteit van veel dure, want nucleaire, megawatts en de onmogelijkheid om snel in te spelen op een flexibele markt. Dat dictaat leverde dus voordelen op. Er is veeleer sprake van “stranded benefits”.

In België is er dus geen sprake van een hold-up?

Verbruggen: Om de verwerking van het kernafval en de ontmanteling op de overheid af te schuiven staat de sector in België juridisch zwak. Ze heeft dat geld ook niet nodig. Tenslotte organiseert ze al sinds de jaren vijftig een permanente cash-drain van de kleine verbruiker.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content