Wes Cravens “Scream 2” zet de deconstructie van de tienerhuiverfilm voort: ironisch maar toch eng.

Horrormeester Wes Craven bedacht vorig jaar voor “Scream” een dankbaar concept om het teenager slasher-genre nieuw leven in te blazen – of vers bloed in te pompen, om maar in de sfeer te blijven.

De tieners uit “Scream” deden zelf niets liever dan naar “Halloween”, “Friday the 13th” en Cravens “The Nightmare on Elm Street” kijken, griezelprenten waarin leeftijdgenoten uit net zo’n schilderachtig stadje als waar ze zelf wonen, op gruwelijke wijze om het leven worden gebracht. Ze kennen de regels van het horrorspel door en door. Wanneer ze dan zelf oog in oog komen te staan met een gemaskerde seriemoordenaar, wordt hun kennis van deze moderne huiverklassiekers extreem op de proef gesteld.

“Scream” werd de postmoderne griezelfilm bij uitstek voor de ironische nineties: Craven (58) drijft de huiver ten top en voegt er tegelijk een deconstructivistische commentaar aan toe. De Amerikaanse regisseur, zoon van fundamentalistische baptisten voor wie film het instrument was van de duivel, had zo’n metatekstueel experiment al uitgeprobeerd in zijn finale Freddy Krueger-film, “Wes Craven’s New Nightmare” (1994). Maar daar was de ontrafeling van het genre zo intellectualistisch en afstandelijk – en in de scènes waarin Craven zichzelf ten tonele voerde ook lichtelijk pretentieus – dat het getoonde niet langer eng en vies was. Je keek naar de prent zoals je een universiteitsthesis in ontoegankelijk jargon zou zitten lezen: geïnteresseerd maar nooit meegesleept of geschokt.

Het naar huidige Hollywoodnormen spotgoedkope “Scream” (16 miljoen dollar) oogstte een fenomenaal succes, maakte een superster van de 32-jarige scenarist Kevin Williamson (die het script in drie dagen had geschreven) en zorgde zelfs voor een heuse horror-revival.

Een tweede aflevering kon onmogelijk uitblijven. Voor een keertje is het uitmelken van een succes een voor de hand liggende voortzetting van een film die uiteindelijk ook het vervolggenre bij uitstek op de korrel neemt. In “Scream 2” zorgt het hele sequel-verschijnsel voor de binnenpretjes – of subtekst voor wie zijn gruwelplezier graag cerebraal gefundeerd ziet.

Op zeker ogenblik wordt tijdens een filmcursus aan de gretige studenten gevraagd één vervolgfilm te noemen die superieur is aan het origineel. Iedereen moet toegeven dat het bij vervolgfilms altijd bergafwaarts gaat – artistiek althans – tot iemand op de valreep “Godfather Part II” schreeuwt.

Was deze student helemaal uit de filmrealiteit gestapt, dan had hij daar ook rustig “Scream 2” kunnen aan toevoegen. Afgezien van een inzinking bij de ontknoping – overigens altijd de zere plek in het huivergenre – is deze tweede “Scream” beslist aan het origineel gewaagd.

GIERENDE ROCKDEUNTJES

Twee jaar na datum pakt Craven de draad van zijn verhaal weer op. Een redelijk percentage van de jonge, fotogenieke bevolking van Woodsboro is inmiddels gesneuveld, maar er zijn voldoende overlevenden en verse potentiële slachtoffers om een nieuwe psychopathische killer twee uurtjes zoet te houden.

Onder de overlevenden: Neve Campbell als het brave meisje dat inmiddels aan de universiteit studeert; Jamie Kennedy als haar maat, een echte filmgek; David Arquette als de onversaagde deputy sheriff. De door Courteney Fox gespeelde sensatiegeile tv-reporter heeft over het bloedbad een true-crime bestseller geschreven die werd verfilmd. “Scream 2” opent dan ook met de première van “Stab”, waarbij een zwart jong paar de rol van de Afro-Amerikaan in het discriminerende slasher-genre bediscussieert. Maar hun overhaaste conclusie – dat er nooit zwarte slachtoffers zijn – wordt al snel tegengesproken.

Craven drijft hier ook lustig de spot met de cynische exploitatie van moord en rampspoed in de Amerikaanse media- en amusementsindustrie. De bioscoop zit afgeladen vol met hysterische hard core fans van het horrorgenre. Velen dragen hetzelfde masker (dat op Edward Munchs beroemde schilderij “De Schreeuw” lijkt) van de killer op het witte doek en zitten met hun namaakkeukenmessen te zwaaien. Ergens in de Rialto-bioscoop schuilt natuurlijk een echte slachter.

Net als in de eerste “Scream” vormt ook nu weer de proloog een perfecte kortfilm die je makkelijk kunt losmaken van alles wat volgt, maar die tegelijk ook in een notendop alles wat komen gaat resumeert, aankondigt en in gang zet.

Meer over de plot onthullen zou zonde zijn. Alleen toch vermelden dat naast de labyrintische film-in-de-film hoogstandjes, er een vernuftige suspensscène is met dreigtelefoontjes via de GSM en een achtervolging in een geluidsstudio waarin de stilte angstaanjagend wordt gebruikt, en dit uitgerekend in een film volgestouwd met gierende rockdeuntjes.

Een goede raad: mocht u het origineel nog niet hebben gezien, huur dan de videocassette vooraleer u “Scream 2” gaat bekijken: om er ten volle van te genieten, moet je de eerste aflevering kennen – de hele film werkt pas optimaal dankzij een sluw jongleren met referenties en echo-effecten.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content