Kerkelijke Vlamingen in Brussel proberen de stad een menselijker gezicht te geven. Vechten ze niet tegen de bierkaai?

Brussel mag dan al de hoofdstad van Vlaanderen heten, kerkelijke Vlamingen behoren er twee keer tot een minderheidsgroep. In een over enige weken te verschijnen boek “Het gebeurt in Brussel” ruik je alvast hoe bedrijvig deze dubbele minderheidsgroep is in verschillende probleemgebieden van haar stad. Herman Cosijns, assistent vicaris-generaal voor Brussel, en Pol Arnauts, (leken)pastor van het ACW Brussel, ageren zeker niet vanuit een underdogmentaliteit.

Herman Cosijns: Brussel komt over als een stad boordevol problemen en conflicten. De kerk wil haar verantwoordelijkheid opnemen in het werken aan een menselijke en leefbare stad. We zien dit boek als een reactie op het defaitisme van velen, die redeneren in de trant van: aan heel die Brusselse problematiek is toch niets te doen. Wij hebben twintig kleine projecten uitgekozen van mensen die dat toch proberen. Het is een reactie op het cynisme van het fin-de-siècle. We mogen toch ook eens zeggen dat er binnen de kerk goeie dingen gebeuren?

Pol Arnauts: Met dit bescheiden boek wilden we met levendige getuigenissen van een twintigtal mensen, die vertellen over hun engagement en hun visie op maatschappelijke problemen in deze stad, aantonen dat kerk meer inhoudt dan wat er binnen de kerkmuren gebeurt. Het ACW Brussel-Halle-Vilvoorde heeft hier de handen in elkaar geslagen met het vicariaat voor Brussel Nederlands.

Is dit niet de klassieke druppel op een hete plaat?

Arnauts: Het kan erop lijken, maar het beeld klopt niet. Gaandeweg zien we meer en meer mensen hun schouders onder deze projecten zetten. Neem nu wat er gebeurt voor de aidspatiënten in Brussel. Je weet niet waar je aan begint en toch groeien deze projecten tot belangrijke onderdelen van de aanpak van deze problematiek. Hetzelfde geldt voor de politieke vluchtelingen, voor palliatieve zorgen, voor uit de echt gescheidenen, mensen zonder dak boven hun hoofd, een jeugdclub als Chicago of de actie rond een verbrandingsoven. Het zijn symbolen geworden.

Is dit boek een correctie op een tekort aan interesse van de pers?

Cosijns: Het vele slechte nieuws dat over onze stad in de pers komt, bevestigt het negatieve beeld dat het publiek van Brussel heeft. Het positieve nieuws over dezelfde stad wordt gezien als iets mooi menselijks, dat los zou staan van Brussel. Op die manier blijft onze stad met een bijna louter negatief imago opgezadeld.

Het boek brengt twintig interviews met mensen uit evenveel projecten. Kan je niet net zo goed een boek laten samenstellen met twintig problemen waar niets aan gedaan wordt?

Arnauts: Tewerkstelling, huisvestings- en verkrottingsproblematiek, het leefmilieu… Ook bij het kerkelijk beleid zitten er nog blinde vlekken, hoewel bijvoorbeeld bij de sluiting van Renault en de asielzoekers de kop niet in het zand wordt gestoken. Onderschat niet op hoeveel terreinen kerk en christelijke arbeidersorganisaties actief zijn.

Ook op cultureel vlak?

Cosijns: Daar is er zeker een lacune. Ook al zijn er veel christenen bedrijvig in de culturele sector, men herleidt de kerk te veel tot de hiërarchie. Vergeet niet dat vele Brusselse kerken al lang hun poorten hebben opengesteld voor concerten en andere artistieke manifestaties. Wij ondernemen zelf ook veel activiteiten in het kader van Brussel 2000.

De indruk leeft dat het aandeel van de Vlamingen proportioneel belangrijker is dan dat van de Franstalige kerk.

Arnauts: We streven een vorm van solidariteit met de Franstaligen na. We staren ons niet blind op de onmiskenbare tegenstellingen. We proberen elkaars sterke kanten uit te spelen, elkaar te vinden in een gemeenschappelijke actie.

Cosijns: We moeten rekening houden met twee verschillen. Er is enerzijds uiteraard het verschil in cultuur, maar daarbij komt nog dat de Vlaamse kerk in Brussel gelijkmatig geëvolueerd is naar een open kerk, met een sterk gevoelen voor wat wij noemen “de dienst aan de wereld”. We vinden het evident dat die dienstbaarheid zich richt tot iedereen. In de Franstalige kerk lopen de meningen meer uiteen. Bepaalde strekkingen beperken zich tot het binnenkerkelijke. Maar je hebt ook een belangrijke groep van sociaal geëngageerden.

Wij Vlamingen hadden het voordeel te moeten beginnen met een tabula rasa: wij moesten nieuwe dingen creëren. De Franstaligen hebben veel oudere structuren, meer traditiegebonden initiatieven. Die vertonen het nadeel dat ze een beetje verroest zijn, stroef, niet steeds overlopend van frisse ideeën. Ook de Franstalige politieke partijen kampen met deze ziekten. Nu ook de Franstalige kerk een minderheid wordt in deze stad, zit hierin een kans dat ook zij zich zullen gaan vernieuwen. Die kans hadden wij al twintig jaar geleden. Voor velen lijkt het misschien al prehistorie, maar voor ons zijn de ideeën van het Tweede Vaticaans Concilie bijzonder ingrijpend geweest. Rond die tijd veroverde de Vlaamse kerk in Brussel haar autonomie.

Staan Vlamingen meer open voor anderstaligen?

Cosijns: Ik zal nooit beweren dat alleen Vlamingen in Brussel actief zijn. Wij hebben echter het voordeel van onze talenkennis en brede belangstelling. Zo leren wij vlugger andere bevolkingsgroepen kennen en hun cultuur begrijpen. Wij zijn niet zo bang van de migranten. Het valt op hoeveel Vlaamse initiatieven hier migrantgericht zijn.

Volgens de Franstalige hoofdstedelijke pers vertonen Vlamingen allemaal fascistoïde kentrekken.

Cosijns: Wij worden door de Franstaligen gemanoeuvreerd waar we helemaal niet willen zijn en waar we ook niet thuis horen. In tegenstelling tot wat zij denken, staan wij evenzeer open, misschien nog meer dan zij, voor de vreemde culturen waarmee we samenleven en willen wij die mensen een eigen plaats onder de zon gunnen. Het is niet evident hoe wij dat aan de Franstaligen kunnen duidelijk maken.

Arnauts: Ik ervaar serieuze tegenstellingen in de pers. Vergelijk maar eens de berichtgeving over Brussel door een Franstalige televisiezender en een Nederlandstalige. Het meeste valt dat op in taalgemengde gezinnen. Hoe men daar soms gekwetst reageert op de berichtgeving van VRT of RTBf, bijvoorbeeld. Veel meer dan bij Télé-Bruxelles lijkt me de houding van TV-Brussel open en constructief, ook tegenover de Franstalige gemeenschap.

Cosijns: Twintig jaar geleden had ik het gevoel dat er bij ons een sfeer was van “als wij Vlamingen het maar goed hebben onder elkaar”. Nu heerst veeleer de mentaliteit bij de Vlamingen van: wij zijn volwaardige burgers in deze stad en wij doen aardig wat voor anderen. Dat blijkt uit dit boek. Ook op de Brusselse kerkdag van 14 maart aanstaande zeggen we zelfbewust, ook tegen de Franstaligen en anderen: kom maar eens kijken naar wat wij doen, u bent welkom.

Kan Vlaanderen wat leren van Brussel?

Arnauts: Dit boek kan ook buiten Brussel inspirerend werken. Anderzijds signaleren we in dit boek een reeks maatschappelijke fenomenen die over afzienbare tijd ook in Vlaanderen algemeen ingang zullen vinden. Asielzoekers en migranten zijn een thema voor heel Vlaanderen aan het worden. Ook de kerk in Vlaanderen wordt uitgedaagd door de vergrijzing en de inkrimping.

Rekent u ook op meer begrip vanuit Vlaanderen?

Arnauts: In het verleden was Vlaanderen blijkbaar allergisch voor Brussel, met een zeer grote drempelvrees, ook voor de mensen uit het omliggende. Die gingen liever winkelen in Mechelen, Vilvoorde of Halle dan zich hier te wagen. Bij de jongere generaties ligt dat gevoelig anders. Ze durven Brussel binnenkomen en meer dan dat. Vanuit gelovig standpunt stel ik vast dat bijvoorbeeld Welzijnszorg en de bezinningsdienst van KAJ Brusselse kerkelijke projecten gaan promoten en groepen uitnodigen om een dag in Brussel door te brengen en kennis te maken met een paar van die projecten uit het boek. Dat schijnt veel succes te hebben.

Cosijns: Ik durf zonder pretentie stellen dat wij in Brussel een soort voorbeeldfunctie hebben. We worden vroeger met problemen en fenomenen geconfronteerd dan de rest van het land. Deze pioniersfunctie eist veel mensen en veel middelen en daar durven wij toch rekenen op de solidariteit van de Vlaamse kerk. De uitbouw van deze solidariteit staat nog in de kinderschoenen, als er al een begin mee gemaakt is.

Arnauts: Ik apprecieer het dat jonge priesters uitdrukkelijk kiezen voor Brussel en vanuit de provincie naar hier afzakken om hier missionaris te zijn.

In “Het gebeurt in Brussel” staan bladzijden over, bijvoorbeeld, prostitutie en homofilie die in Vlaanderen vragen zullen doen rijzen.

Cosijns: Ieder mens is een broeder of een zuster en dient geholpen te worden. We moeten ons geen oordeel aanmatigen over het verleden van mensen. Zelfs al hebben we als kerk een aantal principes, ik heb er altijd voor gepleit dat het persoonlijk geweten de laatste toetssteen is. Wat verkeerd of goed is, maakt niet enkel en alleen de wet uit. Ik denk dat het te weinig naar buiten komt dat wij in Brussel een heel oud katholiek principe hanteren: het geweten kan in particuliere gevallen afwijken van de algemene norm.

Dat kan katholiek klinken, maar komt toch permissief over.

Cosijns: We worden hier in Brussel in onze contacten uitgedaagd door zoveel verschillende culturen. Door de confrontatie met zoveel problemen, door het leven in een echt pluralistische wereld, moeten we naar de kern gaan van ons geloof. Die kern is dat we naar Jezus’ woord “leven zouden hebben in overvloed, dat we zouden liefhebben, dat we zouden vertrouwen, dat we in verbondenheid met elkaar en met God zouden leven”. Daar geven we als kerk gestalte aan en als die gestalte afwijkt van algemene normen, dan nemen we dat daarbij. Zonder naar de kern terug te keren, overleven we niet als christenen.

Arnauts: Waar de problemen zich het scherpst stellen, worden we ook het scherpst uitgedaagd, maar dat hoeft niet negatief over te komen. Ik constateer bijvoorbeeld hoe van jaar tot jaar tussen christenen en moslims hier een wederzijdse waardering groeit voor respectievelijk ramadan en vasten. Ik ben zelfs zo optimistisch te denken dat hier in Brussel langzaam maar zeker eerder een antwoord zal groeien op het racisme en de door het Vlaams Blok gepreekte haat dan elders in Vlaanderen.

“Het gebeurt in Brussel”. Eindredactie: Koen Cauberghs. KAV/ACW & Vicariaat Brussel, 1999, 183 blz., 349 frank.

Staf Nimmegeers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content