De jas van Boudewijn

© SASKIA VANDERSTICHELE

Twintig jaar geleden stierf Boudewijn. Over die koning zijn al veel verhalen verteld, behalve één. In 1976, tijdens de overstromingen in Ruisbroek, zou hij een Bijbelse daad verricht hebben: een radeloze kouwelijke vrouw kreeg zijn jas. Onze reporter ging, zoveel jaar later, op zoek naar de jas van de koning.

Wat voorafging. In de heerlijke Canvas-documentaire ‘Boudewijn – naar het hart van de koning’ zei Benoît Cardon de Lichtbuer, voormalig secretaris van Fabiola: ‘Intelligente staatshoofden doen dingen die men niet verwacht. Kijk naar wat er in Ruisbroek gebeurd is.’ Tijdens de overstromingen van 1976 zou de koning zijn jas aan een radeloze vrouw gegeven hebben. De aanwezigen waren stomverbaasd.

De jas van de koning: het was een verhaal dat ik nog nooit gehoord of gelezen had, zelfs niet in biografieën. Nochtans zitten daar veel veelbetekenende voetnoten in, maar geen jas.

Het fascineerde wel, deed denken aan Sint-Maarten die ooit zijn mantel gaf aan een bedelaar. De bedelaar, een sterrol van Christus, zei achteraf: ‘Ik was naakt en gij hebt mij gekleed’ (Matteüs 25: 36). Maarten werd heilig.

Ik dacht ook aan kardinaal Danneels, die het tijdens de begrafenis van Boudewijn had over een geheim: ‘Ooit komt er een dag waarop dit geheim, dit mysterie van koning Boudewijn aan het licht zal komen. Ik hoop het. Dan zal de hele wereld van verbazing de hand voor de mond slaan. En zoals de honderdman onder het kruis zeggen: deze man was waarlijk een rechtvaardig man.’

Ik wou weten wie die radeloze vrouw van Boudewijn was. In welke kast de jas nu hangt, wie er de koude mee trotseert. Benoît Cardon de Lichtbuer opgebeld. Maar hij wist het niet, was in 1976 niet in Ruisbroek. Hij had het jasverhaal in zijn paleisjaren vaak horen vertellen door wijlen Herman Liebaers, de grootmaarschalk van Boudewijn. ‘Zoek eens in de kranten van januari 1976,’ zei Cardon de Lichtbuer, ‘het moet zeker terug te vinden zijn.’

Ruisbroek is de eerste grote Belgische ramp die op televisie in vier kleuren uitgezonden wordt. Op 3 januari 1976 breekt de dijk van de Vliet, een zijrivier van de Rupel. Negenhonderd huizen staan onder water. Overal drijven krengen van honden, koeien en vaarzen. Er wordt geplunderd en even dreigt er zelfs een epidemie uit te breken. ‘Hier heeft het leven alle zin verloren’, koppen de kranten.

Op 5 januari 1976 rolt er een papier uit de telex van de krantenredacties: koning Boudewijn zal de volgende dag Ruisbroek bezoeken, samen met de Antwerpse gouverneur Andries Kinsbergen. Het wordt een legendarisch bezoek. De journalisten van toen: ‘Net nadat het portier van de koninklijke wagen opende, liep een wanhopige vrouw naar de koning: “Brood, brood, dat moet je ons geven.” De vermoeide en onrustige Ruisbroekenaars schreeuwden hun leed en verbittering uit. Vrouwen moesten hun man tegenhouden.

“Wat is dat hier voor een land?” snauwde iemand vanuit de menigte.

“Als gij komt, Sire, liggen de boten wel klaar”, riep een andere. Het scheelde geen haar of koning Boudewijn werd in het sop geduwd.’

‘Nooit eerder vertoond,’ schrijft Knack een week later, ‘brave Vlaamse burgers vergeten hun eerbied en worden agressief tegen de koning.’ Zelfs ’t Pallieterke, een blad dat bezwaarlijk van koningsliefde verdacht kan worden, vindt dat Ruisbroek te ver gegaan is. ‘Het was onbillijk om Sire Baudouin zo hard en zo persoonlijk aan te pakken. (…) Niemand kan de dijkbreuken in zijn koninklijke drieënveertigers schuiven. Hij is God de vader niet en evenmin Lodewijk XIV.’

Niemand die het toen opmerkte, maar die morgen waren in het water van Ruisbroek de eerste mondige burgers opgestaan. In vier kleuren dan nog. Over het voorval met de jas staat nergens een woord, vreemd genoeg.

Juli 2013. Ik zit tegenover Andries Kinsbergen. 86 jaar, minister van staat. Zevenentwintig jaar was hij gouverneur van Antwerpen. Tientallen rampen gecoördineerd. Maar Ruisbroek ’76 vergeet hij nooit. ‘Ik heb toen naar de koning gebeld’, zegt hij. ‘Iets wat ik alleen deed als de toestand heel erg was, als de bevolking nood had aan troost – je kunt de koning niet voor elke brand optrommelen. Maar in Ruisbroek was het ernstig. “Sire… “, zei ik. “Ik kom onmiddellijk”, antwoordde hij.

‘Omdat heel het dorp onder water stond, zijn we in een bootje rondgevaren.’ Het werd een memorabele tocht. ‘De sfeer in Ruisbroek was opstandig, ja. Niemand van ons had die woeste reacties verwacht, terwijl die eigenlijk begrijpelijk waren. Net na een ramp is er altijd chaos. Iedereen wil als eerste geholpen worden. Maar in Ruisbroek wilden 2000 mensen als eerste geholpen worden. Dat zorgde voor frustratie: Barbertje moest hangen.

‘De koning reageerde er rustig op, maar hij moet ook geschrokken zijn. Dat hij zijn jas weggegeven heeft, heb ik niet gezien. Het zou wel waar kunnen zijn. Als iemand daartoe in staat was, is het Boudewijn. Ik heb hem heel goed gekend: een heel bekommerd man, die zich het leed van zijn volk persoonlijk aantrok. Zelfs jaren later heeft hij me nog vaak aangesproken over die ene morgen. “Gouverneur”, zei hij. “Hoe is het nu eigenlijk in Ruisbroek?”‘

Ruisbroek is 37 jaar later hard veranderd. Nieuwe wijken, nieuwe mensen, nieuwe zeden. Maar het café aan de kerk heet nog altijd toepasselijk De Kroon.

– ‘Een jas van de koning?’ De vaste jongens van De Kroon kijken op.

– ‘Hoe zag die eruit?’, vragen ze.

– ‘Een lange loden mantel’, antwoord ik. ‘Jagersgroen, bruine knopen. Klassiek model.’

Ze schudden het hoofd.

-‘De oude mensen hier in Ruisbroek kennen nog elk detail van die ramp’, zegt cafébazin Maria Penne. ‘Voor hen is er een tijdperk voor en na de ramp. Er zijn toen ook niet erg fraaie dingen gebeurd. Tijdens de ramp was er veel solidariteit tussen de Ruisbroekenaars. Maar daarna is die afgebrokkeld. Sommigen, die veel waterschade hadden, ontvingen weinig schadevergoeding. Anderen kregen meer omdat ze het leper aangepakt hadden: kapotte ijskasten van straat gepikt en gezegd dat die van hen waren, dat soort dingen.’

Het zorgde voor barsten in het dorp. Toch brak Ruisbroek niet, met dank aan burgemeester Omer De Pauw. Maanden later, in de hete zomer van ’76, liep hij door de straten van Ruisbroek. Het water was weggetrokken, bijna niets herinnerde aan die koude januaridagen. De Pauw vond dat er een museum moest komen. Met oude foto’s, echo’s, alle ogenschijnlijk banale details van Ruisbroek ’76. Opdat niemand ooit zou vergeten wat er toen gebeurd is. De mens zoals hij is: in Ruisbroek en overal.

Maria en ik wandelen naar het museum De Bres. Ze wijst naar de foto van de koning met de Mondige Burgers.

‘Omer De Pauw is dood’, zegt Maria. ‘Die man ook, die ook, die ook, die ook…’

‘Leeft er eigenlijk nog iemand?’, vraag ik.

Maria knikt.

Een paar dagen later, ergens in Ruisbroek. Ik bel aan. Een man doet open.

-‘Hebt u de jas van de koning?’ vraag ik.

Veel is hij niet veranderd: een bril, wat grijze haren, een paar rimpels meer. Maar voor de rest lijkt Frans Verelst nog altijd op de man die 37 jaar geleden voor een van de merkwaardigste tv-fragmenten ooit zorgde. Terwijl een straaljager boven Ruisbroek vloog, riep hij tegen de koning: ‘Dertig miljard voor de vliegers. Van den Boeynants vloog erboven. En driehonderd miljoen voor de dijken in héél België. Hoe is ’t mogelijk?’

Het fragment werd tv-geschiedenis: het is ontelbare keren herhaald, staat op het collectieve netvlies. En ook op dat van hem. ‘Die morgen zaten we allemaal in het water en de miserie’, zegt Verelst. ‘De koning kwam op mij af. Ik hoorde zijn gevolg zeggen: “Ja sire, nee sire.” Nu of nooit, dacht ik. Een meeloper ben ik nooit geweest. Toevallig vloog er net een straaljager over – in die tijd was er een hele discussie over de aankoop van Starfighters. Ik gooide het er allemaal uit. Hij antwoordde niet, maar ik zag frustratie op zijn gezicht. “Die snotaap mag mij hier uitmaken en ik moet zwijgen.”

‘De helft van het dorp vond mijn uithaal fantastisch, de andere helft vond dat ik geen respect had. Mijn moeder bijvoorbeeld, die de melkronde deed in Ruisbroek. Ze was een echte zelfstandige. Nooit zei zij in het openbaar haar mening – dat kon klanten kosten. En al zeker niet tegen de koning, dat was een man voor wie je eerbied moest hebben. Maar ik behoorde tot een andere generatie.’

Toch, zegt Verelst, was hij niet anti-koning. Toen niet, nu nog niet. ‘Ik wou gewoon mijn mening zeggen. Wat had ik te maken met dat protocol? Later is de staatsveiligheid bij de burgemeester geweest. “Wie is die Verelst?” “Maak jullie geen zorgen”, heeft hij geantwoord. “Dat is een brave kerel.”‘ (lacht)

In 1976 was Frans Verelst 33. Het was ook het jaar waarin hij in de gemeentepolitiek stapte, bij de toenmalige CVP. ‘Ik was een goede partijman, maar geen goede politicus.’ Te veel het hart op de tong. ‘Iets wat een politicus nooit mag hebben, dat schrikt potentiële kiezers af. Kijk naar Kris Peeters: die doet altijd zijn goesting, maar zal nooit kwaad worden in het openbaar. Nooit spreekt hij een woord luider uit dan het andere. Zo moet het, want dat frustreert de tegenstrever nog meer.’

Peeters is trouwens ook een kind van de overstromingen – De Peetersen woonden hier een straat verder, wij waren goed bevriend met zijn vader.’ In die koude januaridagen van 1976 was Kris nog Krisje. Jaren later sprak de minister-president in interviews weleens over Ruisbroek ’76, hoe hij als dertienjarige was moeten vluchten voor het water. Hij had er een grote levensles uit geleerd: in een paar minuten kan alles er anders uitzien.

Ook Verelst leerde die les. Veertig jaar werkte hij voor Agfa Gevaert. Hij maakte er een revolutie mee: het einde van het analoge tijdperk. Toch bleef hij de man van dat ene citaat. Zelfs in het digitale tijdperk, zevenendertig jaar later, achtervolgen die zinnen hem. ‘Laatst zat het in het Canvasprogramma Man over Woord: als een voorbeeld van iemand die vrank en vrij zijn mening zegt. In een ander programma zei een hartchirurg: “Het is goed voor het hart om alles er af en toe uit te gooien.” Weer dat fragment. Ik vrees dat ze het op mijn graf zullen zetten.’ (lacht)

Eén moment vergeet hij niet. Een tijd geleden ging hij in Ruisbroek naar een lezing over het koningshuis. ‘”Iedereen kent de beelden van het bezoek van Boudewijn aan Ruisbroek”, zei de spreekster. “Hij is toen hard aangepakt door een man…” Heel de zaal begon te lachen – allemaal oude Ruisbroekenaars die mij kenden. Ze had het niet door en ging verder. “Ruisbroek heeft de koning veranderd. Boudewijn is zijn ministers vaker gaan interpelleren, hij zei meer vrijuit zijn mening.”‘

Toen had Verelst wel even binnenpret. ‘Maar ze heeft niets gezegd over een jas. Het is trouwens ook de eerste keer dat ik dit verhaal hoor. Er is hier nochtans veel gebeurd in die dagen…’

Ook Andries Kinsbergen heeft nog een merkwaardige en nooit vertelde ‘Boudewijn in Ruisbroek’-anekdote in zijn mouw zitten.

Na de beruchte boottocht door Ruisbroek, riep de koning hem.

-‘Gouverneur, kunnen we nog iets doen?’

-‘Ik denk het niet, Sire’, antwoordde Kinsbergen. ‘Onze mannen doen momenteel hun uiterste best.’

-‘Vanmiddag iedereen op het koninklijk paleis’, gebood de koning.

Kinsbergen wist niet wat hij hoorde, maar gehoorzaamde. Riep alle commandanten van het Rode Kruis, de Civiele Bescherming… bijeen. ‘Jullie worden allemaal opgevorderd op het koninklijk paleis.’ Iedereen stond perplex. ‘Op het paleis?’

Die middag zaten ze daar allemaal, aan de tafel bij de koning. ‘Kunnen we nog iets meer doen?’, herhaalde hij. ‘Heeft er iemand suggesties? Zeg wat jullie echt denken…’ Zoiets, zegt Kinsbergen, was nog nooit gebeurd. En later is het ook nooit meer voorgevallen.

Ruisbroek ’76 bleek een keerpunt, niet alleen in het hoofd van de koning. Het was ook het begin van de Rampenplannen en het Rampenfonds. En van heel wat engagement: het water van Ruisbroek had mondige burgers, politici en koningen gebaard. Maar ook een mythe, zo lijkt het toch.

-‘Een jas?’

-‘Het kan zijn dat dat op Sauvegarde gebeurd is, een wijk van Ruisbroek.’

Louis Van Beneden begint door zijn oude notities te bladeren. ‘Louis is de historicus van Ruisbroek’, hadden oude mensen in Ruisbroek me verteld. ‘Hij houdt alles bij, schrijft elk detail op. Als hij die jas niet weet liggen, weet niemand het.’

Van Beneden, 77 intussen, had tijdens de oorlog twee van zijn broers verloren: verzetsmannen die omgekomen waren in de Duitse martelkampen. Sindsdien noteert hij de waarheid op steekkaarten. Duizenden heeft hij er, ook over het bezoek van Boudewijn aan Ruisbroek. Een groots moment moest het worden. Hij, zoon van een oud-strijder van ’14-’18, had staan trillen aan zijn radio ’toen Boudewijn als 17-jarige de eed uitsprak en de leiding nam over het woelige België’. Plots stond die man, de held van zijn jeugd, aan zijn deur in Ruisbroek.

De nachten na het bezoek tikte hij in het licht van de maan – de elektriciteit in Ruisbroek was uitgevallen:

‘Tussen de uniformen zie ik ook een burger die door het water plonst met groene laarzen, mee trekkend aan de boot. “De koning”, ik voel mijn gezicht rood aanlopen, terwijl een vloek mij ontsnapt. Verlamd en sprakeloos kijken we naar dat tafereel: de koning, het hoogste gezag van het land, trekt de boot van de personaliteiten. Ik moet plots aan Christus denken die Jeruzalem komt binnengereden op een ezel.’ (…)

‘De koning drukt me de hand, wat een teken van vriendschap is. “Sire, dit zijn de mensen die de hulporganisaties op gang gebracht hebben”, zegt de burgemeester. Ik neem mijn pet af en de vorst informeert naar mijn toestand. (…) Hij lijkt elk detail in zijn hoofd te prenten.’ (…)

‘De dochter van Mieke, Roza Kets, staat met haar poedelhondje op haar arm in de voordeur. Als de koning het diertje wil strelen, bijt het in zijn hand. Whiskey, zo heet de hond, krijgt van Roza een goei pandoering. Komt nu zoiets tegen, zucht Roza.’ (…)

‘Als hij weg is, begint de mare te lopen. Hij is op Sauvegarde slecht ontvangen. Te laat hebben we hier vernomen wat er ginder is gebeurd. Anders had ge direct gehangen.’ (…)

– ‘Wat is er die morgen op Sauvegarde gebeurd, Louis?’ vraag ik.

– ‘Die bekende tv-beelden zijn hier in het centrum opgenomen: ze noemden dit de BRT-straat, omdat alle camera’s er stonden. In Sauvegarde is er een zwaar incident geweest dat niet gefilmd is. Ze hebben verschrikkelijke dingen naar de koning geroepen, die niets met de zaak te maken hadden.’

-‘Wat?’

-‘Dat het geen wonder was dat Fabiola geen kinderen kon krijgen.’

Het voorval in Sauvegarde moet Van Beneden in ’76 hard aangegrepen hebben. Want even later schrijft hij: ‘Sire, nooit zal Ruisbroek vergeten wat u voor ons gedaan hebt. Aan u heeft Ruisbroek zijn voortbestaan te danken. We vragen vergiffenis voor al de anderen die u en de goede naam van ons dorp door het slijk gehaald hebben en u hebben beledigd. We weten dat ge groot genoeg zijt om dat te vergeten en wij beloven als echte Belgen en nederige onderdanen onze eeuwige trouw.’ (…)

De kranten van toen maken geen melding van het incident in Sauvegarde. Behalve dan Zondagsnieuws, dat een radioman citeert: ‘Er is zwaar geknipt in de berichtgeving over het bezoek van de koning.’

In februari 1976, een maand na de ramp, pakt hetzelfde tijdschrift op de cover uit met een merkwaardig verhaal over ‘de heldin van Ruisbroek’. ‘Heel Ruisbroek vertelt dat zij het was die tegen de koning gezegd zou hebben: “Ze zouden u met uw kl*** in het water moeten smijten.” (…) Zij zou hem uitgescholden hebben voor rotte vis. Maar Louise Vermant ontkent deze heldenrol te hebben gespeeld. Ik heb hem wel gezegd: “Als gij den baas zijt van dit land, doe dan iets. Laat uw gezag eindelijk eens gelden.” “Dat kan ik niet, mevrouw”, zei hij toen bleekjes. Ik had medelijden met hoe hij daar stond. Zo bleek en hulpeloos zoals wij allemaal. Nee, ik heb echt niet gezegd dat ze hem met zijn dinges in het water moesten gooien.’

In Ruisbroek herinneren een paar oude bewoners zich het heldinverhaal nog vaag. ‘Tegen ons heeft Louise dat ook altijd ontkend, maar niemand geloofde dat. Ze sprak altijd zo, tegen iedereen. Ze was heel direct.’

-‘Leeft ze nog?’, vraag ik.

Een paar dagen later bel ik aan, ergens in Ruisbroek Sauvegarde. Een man doet de deur open.

-‘Zou ik uw vrouw mogen spreken?’, vraag ik.

Hij zwijgt. Achter hem zie ik een vrouw zitten.

-‘Je kan niet met haar spreken’, zegt hij. Hij wijst naar zijn hoofd. ‘Ze is haar geheugen aan het verliezen.’

-‘Hebben jullie de jas van de koning?’

-‘Ik zal u de waarheid vertellen. Ik heb mijn vrouw die ochtend alleen van een afstand zien praten met de koning. “Wat heb je gezegd tegen de koning?”, vroeg ik haar later. ‘Toon dat je gezag hebt”, antwoordde ze. “Zorg voor een helikopter.” Een paar dagen later stond hier ineens een helikopter. Er was geen piloot bij, niets.’

-‘En niemand stelde zich daar vragen bij?’

-‘Natuurlijk wel. “Vanwaar komt die helikopter?”, vroeg heel het dorp. “Wat doet die hier?” Vier dagen heeft die hier gestaan. Tot hij plots op een nacht vertrokken is. Even mysterieus als hij gekomen was.’

-‘Merkwaardig verhaal’

-‘Toch is het de waarheid. Er gebeuren soms heel vreemde dingen. Alle oude mensen uit Ruisbroek kennen dat verhaal nog. Op café praten we er nog weleens over. “Weet je nog, die helikopter van de koning destijds?”‘

-‘Hebben jullie, naast een helikopter, ook zijn jas gekregen?’

-‘Nee.’

-‘Mag ik eens kijken in uw kleerkast?’

-‘Ik moet voortdoen. Nog een fijne dag, verder.’

Ik bel naar Laken. ‘En u wilt dus dat koningin Fabiola gaat zoeken naar een jas uit 1976?’, zegt de secretaresse van het paleis. ‘Meneer, u weet toch dat er een troonswisseling was, het is momenteel heel druk.’

-‘Het is belangrijk’, dring ik aan.

Een paar dagen later krijg ik een vriendelijke mail van de woordvoerder van het paleis. Fabiola heeft in de kast van Boudewijn gekeken. ‘Tot haar grote spijt moet ze u melden dat de jas niet in haar bezit is.’

‘Wat gebeurt er eigenlijk met koninklijke kleren?’ vraag ik. ‘Gaan die naar spullenhulp? Of naar een museum?’

-‘Daar kan ik u niet op antwoorden, dat is privé. Maar uw hypothese lijkt me waarschijnlijk. Er is een museum dat heel blij is met historische koninklijke kleren. Ik raad u aan om contact op te nemen met het BELvue.’ Maar ook daar vallen ze uit de lucht. De jas zit niet in hun collectie.

Tijd om uit Ruisbroek te vertrekken. Ik kijk naar het bord in het station: ‘Ruisbroek-Sauvegarde.’ Wat heel vrij vertaald betekent: ‘Ruisbroek Beschermen, Ruisbroek Bewaren.’

Ik moet plots denken aan die burgemeester die een museum wilde, tegen het grote vergeten. Een met alle ogenschijnlijk onbelangrijke details in. Vandaag, 37 jaar later, is de toekomst van het museum onzeker. Nieuwe tijden, nieuwe politici, nieuwe Ruisbroekenaars.

Godzijdank blijven mysteries altijd bestaan: daar kan niemand op besparen.

P.S.

En toch. Wie de jas van de koning in zijn kast heeft hangen, mail naar stijn.tormans@knack.be. Dank, in naam van de waarheid.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Niemand die het toen opmerkte, maar in het water van Ruisbroek waren die morgen de eerste mondige burgers opgestaan. In vier kleuren.

‘En u wilt dus dat koningin Fabiola gaat zoeken naar een jas uit 1976?’ ‘Meneer, u weet toch dat er een troonswisseling was?’ ‘Het is belangrijk’, dring ik aan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content