Niet alleen voor de deelnemers aan de Koningin Elisabethwedstrijd zijn het al drukke weken geweest. Ook de impresario’s, festival- en concertorganisatoren zijn in verhoogde staat van paraatheid.

Met klamme handjes wachten 24 jonge pianisten op het verdict van de jury. In de grote zaal van het conservatorium in Brussel is de spanning te snijden. Om 00.15 uur zou de jury haar selectie bekendmaken, maar de klok wijst inmiddels 01.00 uur aan. De Koreaan MinSoo Sohn heeft het misschien nog het zwaarst. Hij gaf net als laatste kandidaat zijn 40 minuten durend recital, en zit zichtbaar uitgeput, met neergeslagen blik of met de handen voor het gezicht gevouwen, de minuten af te tellen. Als ten slotte de jury op het podium verschijnt en voorzitter Arie van Lysebeth een voor een de namen voorleest van de finalisten, kan hij eindelijk weer opgelucht ademhalen. Hij is een van de 12 uitverkorenen!

Liliane Weinstadt van het grootste impresariaat van ons land, had ook al een goed oog in deze 27-jarige Koreaan. ‘Ik vond zijn Mozart-concerto fantastisch en nu ben ik benieuwd naar zijn recital straks’ , vertelde ze een paar uren voordien. Weinstadt vertegenwoordigt in België een honderdtal grote namen uit de klassieke muziekwereld. Alleen maar om een idee te geven, vermelden we onder de pianisten: Martha Argerich, Maria Joao Pires, Radu Lupu, Nelson Freire… Ze heeft ook zeven telgen van de Koningin Elisabethwedstrijd (KEW) onder contract, vooral winnaars: violist Vadim Repin en pianisten Valery Afanassiev, Abdel-Rahman el Bacha, David Lively, Frank Braley en Markus Groh.

Maar het hoeven niet altijd winnaars te zijn die het hart stelen van mevrouw Weinstadt. Ook violist Barnabas Kelemen die derde werd in 2001 nam ze onder haar beschermende vleugels. Ondanks de vele jaren ervaring – 26 jaar zit ze nu in het vak – durft ze haar hand toch niet in het vuur te steken omtrent wie een grote carrière tegemoet gaat en wie niet: ‘Het is afwachten hoe iemand evolueert. Tenslotte zijn het allemaal heel jonge mensen die hier hun kans wagen. In deze editie vind ik persoonlijk de piepjonge Dong Hyek Lim een geweldig pianist. Maar hij is nog maar 19… en we krijgen hier slechts een momentopname te horen. Afwachten dus. Het gebeurde al vaker dat iemand na een flinke start weer de dieperik in ging. Meestal komt dat door een overaanbod aan concerten waardoor het groeiproces geblokkeerd raakt, of soms gaat iemands carrière de mist in door familiale problemen. Ook faalangst en podiumstress kunnen iemand nekken. Solisten hebben een onvoorstelbaar hard leven.’

Of er dit jaar een naam toegevoegd zal worden aan de lijst van bureau Weinstadt betwijfelt ze. ‘Alleen als mijn associé Luc van Loocke dat wil’, zegt ze peinzend. Iedere nieuwkomer neemt natuurlijk kansen weg van diegenen die al langer onder contract zijn.

Kleinere bureaus hebben dat probleem niet. Zij kijken bij iedere wedstrijd weer gretig uit naar talent en zwemmen ook achter kleinere visjes aan. Pascale Montauban van het in Antwerpen gevestigde agentschap Ariën brengt haar dagen door met prospecteren in binnen- en buitenland. Ze volgde de halve finale op de voet: ‘Als ik een kandidaat dán al heel goed vind en ik voel dat ik met hem wil doorgaan, dan speelt het geen rol of hij al dan niet naar de finale gaat. Ik wacht nog wel met contact te zoeken zolang de wedstrijd loopt omdat ik geen valse hoop wil geven. Maar als onze wegen moeten kruisen, dan zal dat ook gebeuren.’

Ze heeft ook interesse voor de Belgen, en dan vooral voor zangers, zo blijkt. Sopraan Anne Cambier die in 2000 de halve finale haalde, is onder dak bij Ariën, en ook finalisten Marie-Noëlle de Calataÿ en Werner van Mechelen. In deze piano-editie wil ze Lukas Blondeel volgen, ook al raakte hij niet tot in de halve finale: ‘Ik ben er zeker van dat wij elkaar nog zullen ontmoeten en dat daar dingen kunnen uit voortvloeien, zegt ze vastberaden. Als agent móét je nu eenmaal de Belgen kennen, vind ik. Ik heb me ook altijd geïnteresseerd voor de laureaten van Tenuto.’

Voor een pronostiek vindt Montauban het nog te vroeg, maar één pianist die er al uit lag in de eerste ronde kan ze maar niet uit haar hoofd zetten: Henry Woodan. ‘Een schitterende kandidaat’, zegt ze vol vuur, ‘en ik heb geen flauw idee waarom hij niet naar de halve finale mocht. Ook in de vakpers werd hij de hemel in geprezen. Ik snap het dus niet. Hij had iets eigenzinnigs, dat zal het geweest zijn. Hij stond absoluut boven de partituur en dat zal de jury geshockeerd hebben. Maar mij heeft dat enorm begeesterd. Die ga ik dus volgen.’

Verder spreekt ze met veel lof over de Aziaten: hun gehoor, hun muzikaliteit, de finesse waarmee ze spelen (en zingen) en hun aparte kijk op het muziekonderwijs.

WERELDWIJDE UITSTRALING

Een bureau zoals Ariën functioneert volledig zelfstandig. Het pros- pecteert op eigen initiatief en houdt zich uitsluitend met ‘algemeen management’ bezig, dat wil zeggen dat het voor een artiest alle concerten en tournees plant. Agnes De Hooghe (Artists Management Brussel) doet het dan weer anders. Zij werkt als lokaal manager én als algemeen manager, afhankelijk van de artiest, en dat zijn er een veertigtal. Ook zij heeft veel interesse voor de laureaten van de KEW. Ze vertegenwoordigt de pianisten Vitaly Samoshko (voor NL), Vladimir Sverdlov en Wolfgang Manz en violisten Yuziko Horigome, Ning Kam en Liviu Prunaru. ‘De kans dat je op de KEW een groot talent tegenkomt, is heel reëel’, zegt ze. ‘Het is de belangrijkste wedstrijd die er is, omdat ze een wereldwijde uitstraling heeft. De wedstrijd biedt de winnaar concerten aan in Europa, Azië en Amerika. Dat heb je nergens anders.’

Of de impresariaten aan het vechten gaan voor de eerste laureaat? ‘Nee hoor,’ zegt ze lachend, ‘het gebeurt allemaal heel sereen en rustig en tenslotte is het toch de kandidaat zelf die beslist wie voor hem of haar het meest geschikt is als agent. Er zijn er ook die helemaal geen haast hebben om zich aan een agent te binden omdat ze nog willen studeren. Of ze nemen rustig de tijd om op de laureatenconcerten naar een geschikte manager uit te kijken, en daar hebben ze groot gelijk in, want een goede verstandhouding is essentieel.’

De echt grote artist managers (IMG Artists, Columbia Artists) zijn gevestigd in de VS en Londen (Askonas Holt, Harrison Parrott…) en hebben wereldwijd kantoren in het buitenland. Zij werken dus met lokale agenten (bvb. Weinstadt) om de belangen van de artiesten te behartigen. Ook Duitsland heeft een belangrijk bureau: Schmid. Hier kwam Baiba Skride (1e prijs viool, 2001) terecht. Volgens Michel-Etienne Vanneste van het uitvoerend KEW-comité zit er weinig logica in. ‘Ieder bureau werkt op een verschillende manier, en ieder heeft z’n eigen smaak. Maar de agent die de artiest het meeste vrijheid geeft en met de beste voorstellen over de brug komt, is volgens mij de beste keuze.’

Vanneste volgt de KEW al heel wat jaren en kent het impresariatenwereldje als zijn broekzak. Anderhalf jaar van tevoren stuurt hij het wedstrijdreglement naar de agenten toe, vergezeld van een uitnodiging om de wedstrijd te komen volgen. De buitenlandse agentschappen dagen pas op voor de finale, omdat de drie proeven samen te veel tijd in beslag nemen. ‘Hongkong en Singapore annuleerden wegens de sars- epidemie, maar uit Japan wordt hoog bezoek verwacht’, vertelt hij. ‘Ook de directeur van het Pianofestival La Rocque d’Anthéron komt zijn oor te luisteren leggen. Die Deutsche Welle zal aanwezig zijn. En de WDR biedt naar goede gewoonte twee kandidaten een opname aan. Het is vrij uniek dat er op een wedstrijd zoveel mensen uit de muziekwereld aanwezig zijn.’

Tijdens de halve finale is het buitenland dan wel nog maar schaars vertegenwoordigd, de Belgische concertorganisatoren hebben alvast hun plaatsje ingenomen. Christian Renard (BOZAR) bijvoorbeeld woont zoveel mogelijk proeven bij. Voor, tussen en na, praat hij met mensen achter de schermen. Volgens Vanneste is het niet zozeer de impresario dan wel de concertorganisator die voor de wedstrijd van belang is. ‘Zij hebben een niet te onderschatten invloed op het verloop van iemands carrière, en wij stimuleren hen dan ook om een laureaat te vragen voor een concert, in plaats van de eersteprijswinnaar. Persoonlijkheid, repertoirekennis, en of iemand ook kamermuziek doet, zijn zaken waar wij hun aandacht op vestigen.’ Waarschijnlijk hebben veel concertorganisatoren ook al zitten luisteren via het internet, via Klara of de RTBF en hebben velen stiekem al hun laureatenlijstje klaar.

Een dame die al vele jaren de wedstrijd bezoekt en als een echte talentenjager kan worden bestempeld, is Beate Geiseler, voorzitster van het Chopin-Gesellschaft Hannover. Al 25 jaar lang organiseert zij in Hannover jaarlijks 8 pianorecitals. De KEW is voor haar vanzelfsprekend interessant jachtgebied. Geiseler: ‘Wij werken zonder subsidies en overleven dankzij het lidmaatschap van zo’n 400 aangesloten gezinnen. Daarmee betalen we ook de pianisten die optreden. Veel kunnen we niet geven, en toch komen ze graag.’

Als we voorzichtig informeren naar het geheim van deze beproefde methode, zegt ze stralend: ‘Als een pianist mij honderd procent bevalt, stap ik gewoon op hem af, stel mezelf voor en vraag of hij geïnteresseerd is om in Hannover op te treden. En altijd is het antwoord positief, want deze jongelui hebben nog maar weinig podiumervaring en zijn blij als je ze zo’n voorstel doet. Ze laten hun adres dan bij me achter, en pas als de koorts van de wedstrijd afgenomen is, contacteer ik ze opnieuw. Op winnaars moet ik soms jaren wachten voor ze op mijn aanbieding kunnen ingaan omdat ze het zo druk hebben. Maar daarna vallen ze vaak in een gat en zijn ze blij met uitnodigingen. Vorige maand hadden we eindelijk Marcus Groh (winnaar 1995, nvdr.) in ons midden. Je ziet: geduld wordt altijd beloond.’

Greet Van ’t veld

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content