De Israëlische schrijfster Zeruya Shalev schreef met ‘Man en vrouw’ haar tweede internationaal succes. Een interview aan zee in Oostende.

Zeruya Shalev: ‘Man en vrouw’, KnackBibliotheek/Radio 1, 350 blz., euro 22,90.

Zij, de vrouw, heet Naäma. Ooit pleegde zij bijna echtbreuk met een schilder die haar portret maakte. Dat werd belet door het feit dat haar man, hij heet Oedi, op straat voorbijkwam en hen door het raam bezig zag. Sindsdien zit Naäma met een schuldgevoel dat door Oedi op de meest extreme manieren uitgebuit wordt. Hij wordt ziek door haar schuld, totaal verlamd en zo, pleegt chantage waar hij maar kan – en zij laat zich, ook al gebeurt het misschien onbewust, tegen hem niet onbetuigd. 340 bladzijden lang wordt de aanvankelijk argeloze, maar mettertijd flink geïrriteerde lezer meegevoerd langs de meedogenloze oorlogspaden van Zeruya Shalev, geboeid aan een boek dat hij maar niet door het raam kan keilen. Tot op het einde alle rampen zijn gebeurd die gebeuren konden, Naäma de relativiteit van de dingen ingezien heeft, en het enige wat nog telt de vraag is of Oedi op het verjaardagsfeestje van hun dochtertje Noga zal komen of, zoals gewoonlijk, zijn belofte weer zal breken.

Zeruya Shalev, geboren in 1959 op de kibboets Kinneret in Israël, stond in Oostende verbaasd te kijken naar een zee die bruin was en niet blauw of groen. Haar Man en vrouw is alweer een wereldsucces. Het boek is in feite het tweede deel van een trilogie: het eerste deel daarvan, Liefdesleven, was een internationale bestseller. Het derde deel zal nog wat moeten wachten, tot de oorlog voorbij is en Zeruya Shalev zich weer kan brengen tot vertelsels over huwelijksproblemen.

Zeruya Shalev: ‘Het is een soort ‘onderzoek’, naar wat er omgaat tussen twee mensen, of drie mensen, of in een gezin. Daar was ik al als kind mee bezig. Het is zo interessant, en vol verrassingen, en het is ook veel moeilijker om het te overleven dan ik me inbeeldde toen ik klein was. Daar ben ik momenteel mee bezig als schrijfster, met het dagelijks leven. Niet met de grote tragedies. De dagelijkse ellende, de heel kleine tragedies. Hoe het leven aankunnen dat al zo ingewikkeld is als bijna alles gaat zoals het hoort. Ik heb het niet over een echte ziekte in het boek: een echte ziekte is iets heel anders. Of over aanslagen, of over leven en dood. Alleen maar over hoe je liefde kan overleven, het huwelijksleven, ouder zijn, of kind zijn. Het gaat over opgroeien, je weg zoeken in deze chaos. Soms hoor ik dat mijn boeken therapeutisch werken. Dat doet dan goed: soms voel ik me al te egocentrisch omdat ik alleen maar schrijf en niet de wereld aan het redden ben. Al is dat ook het hoofddoel van mijn schrijven niet. Schrijven is mijn leven, ik begon poëzie te schrijven toen ik zes jaar was. Ik geloof niet dat schrijvers een doel moeten hebben, ze moeten allereerst zo goed en zo diep schrijven als ze kunnen. Later kunnen ze dan nadenken over wat ze belangrijk vinden. Voor mij komt het erop aan de waarheid te vinden, als de waarheid bestaat. De dingen niet mooier te maken dan ze zijn. Ik zoek crisismomenten, de momenten waarop het leven in tweeën breekt. De ogenblikken van verandering.’

Geweld schuilt om de hoek in die momenten.

ZERUYAH SHALEV: Het is voor mij zo’n luxe, in een restaurant te kunnen zitten, naar de zee kijken, zonder die altijd aanwezige angst.

Die angst zit niet in uw boek. Hebt u die eruit gelaten?

SHALEV: Dat is ingewikkeld. Dit boek heb ik geschreven voor de nieuwe intifada begon. Nog in de relatief optimistische jaren negentig. Maar ook, die twee boeken zijn niet zo Israëlisch. Ze zijn meer universeel. Misschien zijn ze joods, eerder dan Israëlisch. Omdat ik nogal op de joodse cultuur terugval. En de Israëlische realiteit, die heb ik niet gekozen, die werd mij opgedrongen, en ik heb er geen macht over. Het minste wat ik kan doen, is dan de vrijheid nemen om mijn eigen onderwerpen te kiezen. Maar ook: die realiteit is zo gewelddadig en zo agressief dat ik er in mijn schrijven niet mee kan werken. Als ik schrijf, ben ik op zoek naar de nuances, en er zijn geen nuances in een terreuraanslag, dat is één enorme tragedie. Mijn literatuur kan dat niet verwerken, dat is voor de geschiedenisboeken. Ik kan daar niets mee doen. Misschien over tien jaar… Het is nog te dichtbij. Het enige wat ik nu kan doen, is tonen dat het privé-leven toch voortgaat, en dat man en vrouw nog steeds ruziemaken. Ook in Israël.

In Israël wordt evenveel ruziegemaakt als hier?

SHALEV: Ja. Misschien zelfs meer. Want misschien komt de realiteit toch, op een onrechtstreekse manier, in mijn boeken geslopen. Je kunt er het joodse pessimisme in voelen, de angst, de neiging oorlog te verwachten.

Naäma werkt in een opvangcentrum voor ongehuwde moeders, die al dan niet hun kind afstaan, ter adoptie. Waarom?

SHALEV: Ik wou een situatie met een groot conflict, en dit is toch een van de grootste conflicten die een vrouw kan beleven: haar kind afstaan of het houden. Misschien wou ik tonen hoe zij, als ze anderen wil helpen, ook probeert zichzelf te helpen zoals we allemaal wel eens doen. Want al is zij niet zo jong meer, ik denk toch dat Naäma te vroeg moeder werd, net zoals de meisjes die ze tracht te helpen. Haar keuze om met hen te werken, toont aan dat ze haar eigen problemen met het moederschap niet opgelost heeft. Dat is een van de hoofdproblemen in het boek: voortijdig ouderschap. Oedi is ook een heel problematische vader.

Oedi verlaat haar, maar dat is eerder een bevrijding dan een ramp.

SHALEV: Ja, ze maakt een proces door. Met haar werk, met zijn ziekte, het feit dat hij weggaat… Ze heeft de verandering gewoon niet gemerkt, dat ze is beginnen te vechten voor zichzelf. Ze vocht altijd voor hem, ze vocht voor hun dochter, maar nooit voor zichzelf. Het was gemakkelijk voor haar, zich schuldig te voelen, zich het slachtoffer te voelen, en daardoor zat ze naast de kwestie. Alles werkt samen, zoals in het leven, zodat je ogen opengaan. Ik denk ook dat op het einde van het boek haar ogen open zijn.

Ik wou ook tonen hoe wij soms dingen over ons heen halen. Zij ruïneert haar leven bijna met haar schuldgevoel, terwijl er niets gebeurd is. Het schuldgevoel was als het ware in haar ziel ingebouwd, en ze heeft een verhaal bedacht waar dat in paste. Maar met de realiteit had dat niets te maken. Maar nu is ze veel beter gewapend voor het leven, denk ik. Ze kan nu zien dat ze niet alleen slachtoffer was. Ze kan haar eigen fouten zien. Ze had zoveel werk met zelfmedelijden en boos zijn op hem en met dat schuldgevoel, dat ze niet wist hoe van haar dochter te houden, of van zichzelf. Ik denk dat ze op het eind van het boek veel rijper is.

Hebt u referentiepunten in de literatuur?

SHALEV: Natuurlijk heb ik die, maar er zijn er zoveel dat ik niet weet of daar iets uit af te leiden valt. Ik denk dat het begonnen is toen ik nog heel jong was, en mijn vader las elke avond als we gingen slapen voor, uit Kafka, en uit Agnon. Ik was te klein natuurlijk, drie jaar oud, en ik denk niet dat ik de Metamorfose van Kafka echt kon begrijpen, maar mijn vader was heel koppig, en wilde ons de best mogelijke opvoeding geven. Ik denk dat Kafka en Agnon en de bijbel de eerste grote invloeden geweest zijn, maar dan bijna in mijn bloed, want ik was heel jong. Later kon ik zelf kiezen. Toen ik jong was, was dat vooral poëzie. En dan Virginia Woolf, Nabokov… Ik was dol op poëzie als teenager. Ik schreef vroeger ook poëzie. Nu niet meer. Ik schrijf proza nu, ik zoek proza op. Misschien komt de poëzie wel terug. In mijn proza kruipt ook wel poëzie, in de beelden en het ritme. Ik wilde de poëzie niet verlaten, het is me gewoon overkomen, de poëzie heeft mij verlaten.

Sus van Elzen

‘Man en vrouw maken nog steeds ruzie. Ook in Israël.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content