Pervez Musharraf hoopt dat Pakistan door zijn alliantie met de Amerikanen in de Afghaanse oorlog nu de kans krijgt om weer een normaal land te worden. Maar dan zal hij wel eerst nog even de kwestie Kashmir moeten regelen met grote buur India.

Rawalpindi is het tegendeel van Islamabad. Hier geen bomen of rechte straten, geen rustige mensen. Pindi, een wijk van Islamabad, is de échte stad gebleven, met de kazernes en de bazars, de oude moskeeën en de kantoren van de militante partijen, iedereen op straat in het stof en de blauwe rook van uitlaatgassen, met pakken en manden op ezels en fietsen, en tussen het stilstaande verkeer een vorklift die, hoog, een slecht geparkeerde auto evacueert. Wat in Islamabad deftig en verborgen is _ keurige militairen onder een tentzeil op een grasveld _, wordt in Pindi vaak vrij rauw geafficheerd _ via pantserwagens met mitrailleurs erop. Islamabad en Pindi zijn de twee zustersteden, ’the twin cities’, en vullen elkaar aan.

Het probleem van de dag in Pakistan _ het gaat overigens al twintig jaar mee _ is de macht van de religieuze extremisten. Die gedijen op de rommel in de stad _ in Pindi, Peshawar, Quetta, Karachi _ en de gore armoede op het platteland. Welopgevoede mensen zeggen dat Pakistan nooit een staat van kwezels en pilaarbijters mocht worden _ het tegengestelde was de bedoeling. Maar de ascetische stichter Jinnah was kort na de onafhankelijkheid overleden, en al te gauw waren de oorlogen begonnen, met India.

De oorlogen brachten de militairen, en van de ene staatsgreep kwam de andere. De voorlaatste was die van generaal Zia ul-Haq in 1977, tegen premier Zulfikar Ali Bhutto. De langdurige perioden van militair bewind hadden tot nefast gevolg dat ze het ontstaan van een cultuur van politieke democratie beletten. Onder de generaals bleef het land in een semi-feodale sociologie gevangen, en politiek was er ruw voetbal, liefst op de man gespeeld. Internationaal had het daarmee een rotreputatie, zeker na de terechtstelling van Bhutto. Veel kansen had het nooit gekregen.

GODSDIENST EN EIGENBELANG

Zia ul-Haq greep de macht op een speciaal moment: in Iran begon de islamitische revolutie, in Afghanistan de oorlog tussen pro-communistische regeringen en fundamentalistische moedjahedien. Afghanistan was voor de Pakistaanse militairen, bedreigd door India, een natuurlijk achterland dat des te gevaarlijker was omdat de Pathaanse bevolking van het zuiden ervan, ook de Pakistaanse North West Frontier-provincie bevolkte. Geen enkele Pakistaanse militair kon zich, naast India, een tweede vijandig regime aan de noordkant permitteren. Men kent het verhaal: Zia sloot voor eeuwig vriendschap met de VS en de CIA organiseerde, samen met de Pakistaanse militaire geheime dienst, de ISI (Inter Services Intelligence), de oorlog in Afghanistan.

Ambassadeur Niaz Naik was erbij toen VS-ambassadeur Dean Hinton vijftig miljoen dollar aanbood om het Afghaanse verzet te organiseren. En of het Pakistaanse Rode Kruis daar geen front voor kon zijn? Dat wou Zia niet. ‘Hij wou ook zijn leger er niet in mengen, want dan zouden de Sovjets naar Pakistan zelf gekomen zijn. Dus vroeg hij het aan de directeur van ISI, toen een bureautje dat over militaire attachés van buitenlandse ambassades ging en over zaken met India, met één director general en zes of zeven officieren. Dat kleine kantoor werd een groot operatiecentrum.’

In Islamabad zegt Talat Masoud, generaal op rust: ‘Militairen zoeken altijd legitimiteit, en Zia ul-Haq, die religieus gezien zeker een vroom man was, gebruikte de godsdienst om zijn legitimiteit op te bouwen. Ook eerder voor politiek eigenbelang dan voor de moraal. Voor zijn standing, zijn statuut van kampioen van de islam. Daarbij wou hij de Pakistan People’s Party (PPP) neutraliseren. En uit die politieke draai vloeide voort dat ook andere officieren in een bepaalde ideologische trend aangemoedigd werden.’

Maar hij deed niet alleen dat, hij bracht de dynamiek van ‘fundamentalisering’ op gang, vooral via een netwerk van madrasas of koranscholen, dat hij gul liet financieren. Scholen die grotendeels gratis waren en druk bezocht werden door de kinderen van de armsten, met name van de Afghaanse vluchtelingen. Die leerden daar vaak niets anders dan de koran in het Arabisch. En terwijl de ‘klassieke’ politieke partijen, de PPP en de Muslim League mekaar bleven beoorlogen, schoten islamistische partijen als de Jamaat-e-Islami als paddestoelen uit de grond. Die waren niet tevreden met de gematigde, vaak redelijk lakse islambeleving in Pakistan, en wilden volop de sharia opleggen, de islamitische wetgeving uit de tijd van Mohammed die opnieuw van kracht was in landen als Iran, Saudi-Arabië of Sudan.

Zia bleef elf jaar aan de macht, tot zijn dood in 1988. In 1979 was het sovjetleger Afghanistan binnengevallen, en Pakistan was een ‘frontlijnstaat’ geworden in de Koude Oorlog. De moedjahedien-groepen, die evenveel tegen elkaar vochten als tegen de Russen, werden steeds fanatieker. De ISI _ officiële verdeler van Amerikaans geld en wapens _ steunde de hevigste groepen, de ‘doeltreffendste’ (maar die ook Pathaans waren, vanwege de eigen invalshoek), vooral de groep van Gulbuddin Hekmatyar. De ISI had, in ’88, de oorlog en de Afghanistanpolitiek volledig in handen. Haar chef, generaal Hamid Gul (op rust: dezer dagen wil hij in de politiek), leidde de operaties in eigen persoon.

HET UUR VAN DE TALIBAN

Toen verkiezingen de dochter van Zia’s slachtoffer, Benazir Bhutto, aan de macht brachten, was zij niet in staat de generaals een nieuwe Afghanistanpolitiek op te leggen. In 1989 trokken de Russen zich terug uit Afghanistan, de VS hadden Pakistan niet meer nodig en verdwenen uit het landschap, de moedjahedien begonnen onder elkaar te vechten. Ahmed Shah Massoud, Abdul Rashid Dostum en Gulbuddin Hekmatyar verwoestten onder elkaar Kabul, en het uur van de Taliban was gekomen. Maar had Zia het terrein voor hen geëffend, vanzelf kwamen ze niet. In Islamabad zegt hoofdredacteur Ziauddin van de krant Dawn: ‘In 1994 stonden de Amerikanen er terug. Ambassadeur Armitage kwam discreet even langs om hulp, bij het opzetten van een extreem soennitische regering in Kabul, tegen de sjiieten in revolutionair Iran. Dat werd iets rond de soenni-studenten van de madrasas, taliban, en dat is hoe wij onze vriendschap met Iran verspeelden. En in 1995 kwam Osama Bin Laden over met vijfduizend Arabieren, en glipten de Taliban van onder onze controle.’

De sluipende ’talibanisering’ van Pakistan dateert uit die jaren. Ze werd gevoed door de economische puinhoop in het land, de flagrante corruptie, en vier burgerregeringen, twee van Benazir Bhutto, twee van Nawas Sharif van de Muslim League, die het failliet van de klassieke partijen bezegelden. Nawas Sharif, die wel voelde dat zijn rijk uit was en een staatsgreep aan het voorbereiden was, werd uiteindelijk zelf afgezet door de militaire coup _ alweer _ van generaal Pervez Musharraf. Intussen hadden de generaals, als antwoord op India, hun eigen kernbom getest, en bovenop de sancties voor het aanmaken van kernwapens kwamen nu de sancties voor het verjagen van een democratisch verkozen regering. Musharraf had enige moeite om het allemaal uit te leggen. Hij kwam onder grote druk te staan. Van de VS, van het Britse Gemenebest, waar Pakistan als ex-kolonie lid van is, en dat uit ervaring weinig sympathie heeft voor coupplegers, en vanuit zijn eigen generale staf, ondertussen volgelopen met volgelingen van Zia ul-Haq.

Musharraf was wel verplicht met de Taliban te blijven werken wegens Afghanistans betekenis als strategisch achterland (maar intussen was eigenlijk Pakistan het strategische achterland voor de Taliban geworden), en met beide voeten verstrikt in de knoop van Kashmir en het conflict met India leek het wel of de generaal tegelijk oorlog en vrede predikte, islamitisch fundamentalisme, dictatuur en democratie (beloofd voor 2002) in Pakistan, en al gelijk wat over Afghanistan. Intussen was hij bezig, volgens Pakistaanse commentaren, een regering te vormen, de ambtenarij schoon te maken van de meest opvallende corruptie (toch bovenaan), en zijn leger weer bij elkaar te harken. Hij was begonnen, zeggen bewonderaars, met een regering van technocraten een sinds lang niet meer bestuurd land opnieuw onder controle te brengen. Het IMF zou dit najaar ook zonder de crisis van elf september leningen voor Pakistan goedgekeurd hebben.

DE AMERIKAANSE KAART

Toen kwam de aanslag op New York en de generaal, intussen president, werd voor de keuze gesteld. Hij nam het binnenlandse risico: confrontatie met zijn islamitische militanten, in plaats van met de Verenigde Staten.

Hij moest natuurlijk wel de Amerikaanse kaart spelen, er zat niets anders op. Maar toch ging hij nu de ongelovige, diep impopulaire Amerikanen helpen bij hun aanval op een moslimland, buurland Afghanistan, en de Taliban waarvan de doorsnee-Pakistani al zeven jaar dacht dat ze zijn vrienden waren.

Niemand wist hoe de veelgeplaagde doorsnee-Pakistani ging reageren. Zeker was de generaal populair bij de burgerij en de middenklassen, maar hoe groot waren die nu helemaal in Pakistan? Dat was de vraag die je telkens weer moest stellen als er iemand met aplomb zei dat die religieuze partijen nooit in enige verkiezing boven de drie, of vier, of vijf procent geraakt waren, of zouden geraken. Maar hoeveel was vijf procent van 140 miljoen? En als vijf procent aanhang zichtbaar was voor deze extremistische groepen, hoe groot was dan hun onzichtbare aanhang, van sympathisanten in de bevolking? Sommige analisten schreven dat bij verkiezingen de afgang van PPP en Muslim League zo groot was, dat de Jamaat-e-Islami de eerste minister zou leveren.

Het antwoord is nog steeds niet bekend. De massale betogingen, de grote confrontaties met de vele doden, zijn uitgebleven. Musharraf heeft bij het uitbreken van de oorlog bliksemsnel zijn generale staf herschikt, fundamentalisten met pensioen gestuurd of omhoog geschopt. En het leger is kalm gebleven.

Zegt generaal Talat Masoud: ‘Heel ironisch, maar dezelfde redenen die Pakistan isoleerden, de kernwapens en islamitisch radicalisme en zo, maken dat de Amerikanen ons weer oppikken. Die willen ons nu stabiel zien. Komen we hier doorheen, en komt er enige stabiliteit in Afghanistan, dan kan dit goed voor ons uitdraaien. Dan kan de schade uit het verleden beperkt worden. Want de andere optie was heel gevaarlijk. Intern had die ons totaal kunnen talibaniseren. Dat was niet waar het Pakistan om begonnen was. Wij hebben allemaal veel sympathie voor de Afghanen, wij hebben al lang met hen te maken, maar er is geen enkel islamitisch land dat voor de Taliban één traan zou laten. Behalve dan lieden in Pakistan die affectie voor hen hebben opgevat, omdat zij daar belang bij hebben. En anderen uit onwetendheid. Of uit anti-Amerikaanse, anti-westerse gevoelens van de islam tegen het Westen. Dat is allemaal vervlochten geraakt.

Het goede uit deze crisis is dat we misschien van onze islamistische militanten afraken. We hebben beslist de Taliban los te laten, met hun loodzware bagage van strategische minachting voor heel de wereld. Pakistan was daarmee meegegaan, vanwege z’n eigen militanten, en vanwege Kashmir en de onverzoenlijkheid van India. Maar nu moest dat verbroken worden, wilde Pakistan niet mee zinken. Natuurlijk zullen die organisaties zich daar niet zomaar bij neerleggen, ze waren heel machtig in Pakistan.

We kunnen nu onze politiek niet meer laten dicteren door de ISI. Het normaliseringsproces voor Pakistan is ingezet, de ISI moet nu de regering gehoorzamen. En als dan hopelijk die verkiezingen komen in 2002, zullen ook de militairen de regering moeten gehoorzamen. Dan eerst kan Pakistan een normaal land worden.’

Het klonk goed, en klinkt misschien nog goed, maar dat scenario is voor de zoveelste keer overhoop gehaald door de kwestie Kashmir (zie kader). Maar dat wordt een ander verhaal, en Pervez Musharraf had hoedanook geen andere keuze.

Sus van Elzen

Foto’s Maria Fialho

Musharraf was verplicht met de Taliban te blijven werken wegens Afghanistans betekenis als strategisch achterland.

De massale betogingen, de grote confrontaties met de vele doden, zijn uitgebleven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content