DE GROTE BLANKE UITTOCHT

© CHARLES O'REAR/CORBIS

Al eeuwen is Londen een magneet voor gelukzoekers, die weer weggaan als ze hun geld hebben verdiend. Inmiddels komen immigranten van steeds verder: arme én steenrijke wereldburgers verjagen de blanke, Britse Londenaar naar de provincie. ‘Straten veranderen, buren vertrekken en dat maakt mensen boos en bang.’

Het wil Engelsen uit de provincie nog weleens opvallen. Hoe ze een hele zaterdag in Londen hebben doorgebracht zonder door één blanke Brit te zijn geholpen. Op de metrostations, in de winkels en warenhuizen, in de cafés waar ze koffie dronken en het restaurant waar ze lunchten: overal zijn ze bediend door een alfabet aan wereldburgers, van Australiërs tot Zimbabwanen. De Britse hoofdstad bestaat dan wel voor 60 procent uit blanke inwoners, maar blanke Britten zijn in Londen in de minderheid. Ze maken slechts 45 procent uit van de totale bevolking van 8,1 miljoen mensen.

Immigratie uit niet-westerse landen is één oorzaak van die demografische revolutie. Maar het zijn niet alleen de nieuwe Londenaren die de samenstelling van de stad hebben veranderd. Een recent, landelijk bevolkingsonderzoek sprak van een uittocht van dramatische omvang.

In één decennium, van 2001 tot 2011, trokken 620.000 blanke, Britse Londenaren de hoofdstad uit. Dat is te vergelijken met de complete leegloop van een stad als Rotterdam. Deze white flight (witte vlucht) komt, blijkt uit een onderzoek van denktank Demos, doordat blanke Britten verhuizen uit Londense buurten waar ze inmiddels in de minderheid zijn.

Londen is een stad geworden waar Pools de tweede taal is, Indiërs de grootste etnische groep zijn en waar meer Joden wonen dan in Jeruzalem en meer Ieren dan in Dublin. Franse presidentskandidaten voerden in Londen campagne omdat het ‘de zesde grootste Franse stad’ is.

Het is ’s werelds meest internationale hoofdstad en, geloven de inwoners, misschien wel de meest tolerante – getuige althans het beeld waarop vorig jaar de Olympische Spelen de wereld trakteerden. Londen schitterde toen als een moderne, diverse en verdraagzame metropool. Zeker is dat racisme de afgelopen jaren sterk afnam. De rassenrellen van de jaren tachtig behoren tot een ver verleden.

Als je door doorsneewoonwijken loopt, getuigen de stoepen en terrasjes van een vanzelfsprekende, harmonieuze diversiteit. Bedrijven en scholen doen wat etnische samenstelling betreft niet onder voor een Benettonreclame. Tenminste niet bij daglicht, want ook in Londen geldt wat de Amerikanen ‘zonsondergangsegregatie’ noemen. Wat overdag een regenboogstad is, valt ’s avonds uiteen als een deel van de bevolking terugkeert naar de eigen, sterk gesegregeerde buurten.

De deelgemeente Barking and Dagenham, in Londens verre oosten, is een van die wijken waar je, zoals iemand ooit zei, doorheen moet om op een wél interessante plek te komen. Tenzij je er woont of werkt is er geen enkele reden er te blijven hangen. De regio staat bekend om drie dingen: de verdwenen auto-industrie, het spectaculaire maar kortstondige succes van de nationalistische British National Party en Becontree Estate. Dat laatste is met honderdduizend inwoners het grootste socialehuizencomplex in Europa. Barking was lang een typische, homogene buitenwijk.

In 2001 was nog 80 procent van de inwoners blank en Brits. Zeventig jaar eerder hadden Londenaren uit de dickensiaanse sloppenwijken hier hun heil gezocht en gevonden. Becontree Estate had wc’s in de huizen, en tuintjes. Later, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, kwamen er de uit hun huizen in de oostelijke wijken gebombardeerde East Enders bij. Maar in de eerste tien jaar van deze eeuw trokken veertigduizend blanke Britten weg uit de regio; bijna een derde van Barkings totale blanke, Britse bevolking.

Altijd blank

De trek van de Londense buitenwijken naar de provincie is niet nieuw. Van oudsher landden immigranten in Londens East End dat arm was, goedkoop en dicht bij de havens lag. Maar Londen zou, door de eeuwen heen, altijd blank blijven.

Hollandse protestanten legden er aan in de zestiende eeuw, gevolgd door hugenoten en Ieren. Een eeuw geleden waren er opstandjes tegen ‘de buitenlandse invasie van de Joden’, die met hun Jiddische winkelopschriften en talrijke kinderen van East End ‘een buitenlandse stad’ hadden gemaakt.

De synagogen zijn inmiddels vervangen door islamitische boekwinkels en de buurt is omgedoopt tot Bangla Town. Totdat ook de immigranten uit Bangladesh zich zullen verspreiden over nieuwe buitenwijken – de Joden, Ieren en hugenoten achterna.

Veel inwoners van Barking and Dagenham voelen zich in hun buurt niet meer thuis, zegt gemeenteraadslid Ralph Baldwin. ‘Straten veranderen, buren vertrekken en dat maakt mensen boos en bang.’ Maar de white flight ‘is nooit een kwestie van ras geweest’, zegt Baldwin. De vlucht van blanke Britten nam juist toe in een periode waarin racisme afnam.

De burgers van Barking and Dagenham trokken weg, volgens het raadslid, uit machteloosheid over alle immigratie, ‘ook die van blanken’. ‘De mensen hadden geen invloed op de veranderingen in hun omgeving’, zegt Baldwin. Maar ambitie speelde ook een rol. ‘Ze hadden de ambitie om hoger op de ladder te klimmen, in een groenere omgeving te wonen en in een groter huis.’

Dat kon, want de oorspronkelijke bewoners van Becontree Estate zaten rond de eeuwwisseling op een klein fortuin. In de jaren tachtig hadden zij dankbaar gebruikgemaakt van Margaret Thatchers experiment om van Groot-Brittannië ‘een democratie van huizenbezitters’ te maken. Ze hadden hun huis of flat van de gemeente gekocht tegen 30 procent van de marktwaarde. Twee derde van Becontree Estate ging over in particuliere handen. Het is niet ieders ideaal om in Barking te wonen, maar in een oververhitte huizenmarkt is praktisch elke woning in Londen een waardevol bezit. Aspirant-huizenkopers ontdekten Barking and Dagenham. Rond 2000 was het een van de weinige Londense wijken waar je een huis met drie slaapkamers kon kopen voor minder dan 100.000 pond (nu zo’n 115.000 euro). Tegelijkertijd gaf de Ford-fabriek, de economische motor van de regio, na jaren van gestage krimp de geest. Het aantal voltijdbanen daalde met 25 procent.

Blanke, Britse huishoudens hadden dan geen baan meer, ze waren wel onroerendgoedbezitters. En sommigen hadden aan hun tijd bij Ford een zilveren handdruk overgehouden en een goed pensioen. Duizenden verkochten hun onderkomens en togen verder oostwaarts, de provincie in. De tien gemeenten met het hoogste aantal blanke, Britse nieuwkomers liggen bijna allemaal in de oostelijke graafschappen van Engeland.

Het zijn overigens niet alleen de blanke Britten die het afgelopen decennium massaal hun biezen pakten. Londenaren van elke kleur en etniciteit stapten op. Je ziet het aan de forensensteden aan de rand van de hoofdstad. Ze zijn gemengder, meer beige, niet langer de blanke enclaves van weleer. ‘Londen’, schreef weekblad The Economist, ‘is een mensenmakende machine: elk jaar exporteert ze er 40.000 meer naar de rest van Groot-Brittannië dan ze er invoert.’

Geen getto’s

Britse stadswijken mogen dan steeds minder blank zijn, het zijn geen getto’s. Weliswaar is in sommige deelgemeenten bijna sprake van een splendid isolation – buurten waar Joden en sikhs wonen zijn het meest op zichzelf – maar etnisch zo scherp gescheiden als in de Verenigde Staten zijn de gemeenschappen nergens. Uit een onderzoek van de universiteit van Manchester blijkt dat onder Britse etnische minderheden juist een tendens is naar minder geografische afzondering.

Bewoners van Groot-Brittannië zijn ook meer geïntegreerd. De snelst groeiende minderheid is de groep die zichzelf in het bevolkingsonderzoek aanduidde met ‘mixed race’. Bijna 12 procent van alle huishoudens telt minstens één persoon van een andere etniciteit. En de meesten van die 1,2 miljoen interraciale Britten wonen in Londen.

Londen is nog overwegend blank (60 procent), maar toch zijn de verschillen met de rest van het land enorm. Internationaler, jonger en beter opgeleid dan het achterland, gedraagt de hoofdstad zich als een aparte stadstaat. ‘Londen is een eersterangsstad in een tweederangsland’, zei een diplomaat onlangs. De recessie, die de rest van Groot-Brittannië in een wurggreep houdt, heeft Londen niet echt geraakt. Op een korte onderbreking na bleef de economie groeien en bleven de huizenprijzen stijgen.

De al eeuwenlange toestroom van buitenlanders heeft de stad rijk en succesvol gemaakt. Maar Londenaren maken zich wel zorgen om immigratie. Een derde vindt het moeilijk te accepteren dat de meerderheid van de bevolking niet langer blank en Brits is. En 40 procent zegt dat immigratie mede zijn stem bepaalt bij de volgende verkiezingen.

Mondialisering is, kortom, een mixed blessing. Enerzijds zorgen immigranten voor meer kansen en banen, anderzijds voor tekorten. Sociale voorzieningen en infrastructuur kunnen zich nauwelijks aanpassen aan de bevolkingsaanwas. Tegenover een explosie aan restaurants staat een tekort aan plaatsen op school en in ziekenhuizen, aan nieuwe wegen en metrostellen.

Het urgentst is het gebrek aan huizen. In Londen heerst een nijpende, permanente woningnood. En dat is nergens beter te zien dan in het centrum, waar het niet de arme Albanezen of Somaliërs zijn, maar de internationale superrijken die woonwijken onherkenbaar veranderen.

Harrods

Voor miljonairs uit Rusland, Brazilië, India en China is Londen niet alleen aantrekkelijk om belastingtechnische redenen. Wat hen aanspreekt, zijn de privéscholen, de kunstveilingen, de tradities van de Engelse upper class en een warenhuis als Harrods. Duizenden buitenlandse plutocraten parkeerden hun geld de afgelopen jaren in wit gestucte victoriaanse onderkomens in Kensington of in glazen nieuwbouw in Hampstead.

Het gevolg is dat de (vooral Britse) middenklasse steeds verder de stad wordt uitgeprijsd, de buitenwijken of de provincie in. Docenten en verpleegkundigen die voorheen op een uur afstand van hun werk in Londen woonden, zijn nu anderhalf uur onderweg.

In de winkelstraten van de dure wijken zijn de supermarkten vervangen door biologische winkeltjes en cafés met dertig soorten koffie. Verderop, in de minder welvarende buurten, domineren naast de torenflats de Lidls en de gokwinkels.

Londenaren geloven dat hun stad de hoofdstad van de wereld is. Een mooi, misschien wel het beste voorbeeld van hoe succesvol een diverse metropool kan zijn. Maar het is ook een stad aan het worden van extremen, waar het centrum het domein wordt van de, vaak buitenlandse, superrijken. En die prijs zou wel eens te hoog kunnen zijn voor de blanke, Britse Londenaar.

DOOR LIA VAN BEKHOVEN IN LONDEN

Wat overdag een regenboogstad is, valt ’s avonds uiteen als een deel van de bevolking terugkeert naar de eigen, sterk gesegregeerde buurten.

Londen is ook een stad aan het worden van extremen, waar het centrum het domein wordt van de, vaak buitenlandse, superrijken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content