Voor het eerst in honderd jaar treedt een eenpartijregering aan: de FSP (Federale Seniorenpartij) heeft namelijk de volstrekte meerderheid behaald, zowel op het regionale als op het federale niveau. De regeringspartijen zijn weggeveegd. Onder druk van de talrijke senioren wier partij de voorbije jaren een steile opgang heeft gemaakt, is het land in een nieuwe politieke situatie terechtgekomen.

In 2002 hadden de zogenaamde ‘opaboomers’ hun eigen partij opgericht met één enkele eis: afschaffing van de leeftijdsclausules die het 65-plussers onmogelijk maakten verkozen te worden. De andere politieke partijen gingen daar gretig op in: tenslotte was hun kiezerspubliek langzaam maar zeker aan het verouderen. Het was echter de FSP die na opeenvolgende verkiezingen steeds meer afgevaardigden naar de diverse parlementen mocht sturen. Toen de traditionele ‘vooruitstrevende’ partijen reageerden en een ‘partijveroudering’ opzetten, was het te laat. Ook hier gold: de kopie is slechter dan het origineel.

Politieke waarnemers keken op van het organisatietalent van deze – oorspronkelijk – één-themapartij. Ze moesten toegeven dat de ouderen heel wat politieke, sociale, economische en communicatie-ervaring ter beschikking hadden. In hun kiescampagnes werd dat meer dan duidelijk. Geen wollig taalgebruik, maar enkele helder geformuleerde eisen, die ze stap voor stap verwezenlijkten.

Een deel van die programmapunten werd goed onthaald: de forse verlaging van de parlementaire en ministeriële wedden bijvoorbeeld. Dat werd tegelijk de maatregel die hun macht versterkte: jonge mensen kunnen het zich financieel niet permitteren beroepspoliticus te worden. De rijke opaboomers kunnen makkelijker vrijwel onbezoldigd aan politiek doen.

De gekozen senioren voerden bovendien onbeschroomd het vroeger zo verguisde politieke dienstbetoon weer in, en met succes. Hun aanhang groeide in het hele land. De ‘oude politieke cultuur’ werd verbijsterend snel hersteld en leidde onder meer tot de huidige monsterscore.

Maar wat vooral tot de verbeelding sprak, was de kordate aanpak van twee thema’s die de politici van de eeuwwende zoveel zorgen hadden gebaard.

Ondanks protest van NGO’s kwam de selectieve migratie er snel. De krappe arbeidsmarkt ‘dwong’ de regeringen tot een nieuw beleid. Hoog- en laaggeschoolden uit andere continenten kregen contracten van beperkte duur, waardoor gezinshereniging vanzelf ophield te bestaan. Via cursussen, begeleiding en psychologische bijstand gaf de FSP de ‘werk- en slaapsteden’ die de buitenlandse werknemers herbergden een enigszins menselijk tintje. En de partij drukte iedereen op het hart dat het om een tijdelijke maatregel ging: zo gauw de arbeidsmarkt weer in evenwicht is, verdwijnen de tijdelijke contracten.

Verder verdween de criminaliteit. Niet door harde repressie overigens: gewoon omdat een oudere bevolking nu eenmaal minder misdaden bedrijft, terwijl de jongere generatie nu vastgepind zit op een zesdaagse werkweek. Een kleine actieve groep moet immers opdraaien voor de meerderheid van gepensioneerden. En dat lijkt zo te blijven nu de FSP de grootste en machtigste partij is geworden.

Het succes van seniorenpartijen is geen Belgisch, laat staan Vlaams fenomeen. Ook op Europees niveau ontwikkelde de al vorige eeuw bestaande seniorenkoepel zich van een pressiegroep tot een volwaardige politieke partij met vertakkingen in alle landen. Ook daarin holde Europa achter de Verenigde Staten aan. Al in 1998 was de seniorenkoepel daar de derde lobby, na de katholieke kerk en de automobielsector.

Het is niet verbazingwekkend dat in de verschillende Europese landen, waar zich een soortgelijk fenomeen aftekent, en op Europees niveau een gelijksoortige politiek wordt gevoerd. Een programma dat samen te vatten valt als: ‘blijf van onze voorrechten af’.

VERSTARRING AAN DE MACHT

Die trend was in tempore non suspecto voorspeld door politicologen en sociologen, maar zoals gebruikelijk luisterde niemand naar academische waarschuwingen. ‘De politiek zou zijn werk doen’, ‘de generatie die opgroeide met waarden als mensenrechten en solidariteit’, de dooddoeners waren niet van de lucht. Het werd de regeringspartijen ook niet makkelijk gemaakt. Elk voorstel om die generatie iets te laten inleveren, werd deskundig gecounterd door de ervaren opaboomers in parlementen en raden.

Wie hun programma leest, kan er niet omheen dat deze zo geprezen generatie van de ‘solidariteit’ zich ontwikkelde tot kampioen van het individualisme. De redenering luidt: onze generatie heeft de welvaart opgebouwd. Wij hebben met z’n tweeën gewerkt, massaal belastingen betaald. Nu presenteren we gewoon de rekening.

De FSP verkreeg van de vorige regering al de vervanging van het gezinspensioen door twee volwaardige pensioenen als beide partners hadden gewerkt, of een volwaardig werknemerspensioen plus een pensioen voor de huisvrouwen en -mannen die weliswaar niet buitenshuis hadden gewerkt, maar wel het gezin als hoeksteen van de samenleving hadden rechtgehouden. Een schot in de roos dat veel stemmen van conservatieve partijen lokte. En – zeggen waarnemers – de staatsschuld liet doldraaien.

De FSP weerlegt dat. Volgens haar is er een ‘economisch surplus’ gegroeid. Na de stadsvlucht van de jaren zestig en zeventig keerden de opaboomers massaal terug naar de stadskernen, waar ze luxueuze flats lieten inrichten. Een snelle groei van de bouw- en de domoticasector was het gevolg. En een totaal ander stadsbeeld. De senioren hebben van verkeersveiligheid een prioriteit gemaakt. Ze dwongen een comfortabel openbaar vervoer op hun maat af: gesubsidieerde taxi’s en belbussen bepalen het straatbeeld.

De verbouwing van herenhuizen tot serviceflats in de steden zorgde meteen voor de snelle groei van een aantal sectoren: thuisverzorging – van kappers tot kinesisten -, catering- en schoonmaakdiensten floreren. Laaggeschoolden en allochtonen moesten gedwongen aan het werk in die verzorgingssector. Doordat de senioren zo actief blijven; floreert ook de reissector, de hele fitness-sector en het culturele leven.

Maar dat economische surplus verhindert niet dat de jongere generatie nu volledig buitenspel staat. Nog actieve senioren blokkeren alle promotiekansen. Ondanks de besparingen in onderwijs, veiligheid en kinderbijslagen slokken de pensioenen (waar niet aan getornd mag worden) een flink deel van het staatsbudget op.

Om die te blijven betalen, is de belastingdruk in alle Europese staten verhoogd en wordt van de beroepsbevolking zeer veel flexibiliteit gevraagd. De werkdruk is nog toegenomen, de werkweek verlengd. En hoewel de economie draait – dankzij de slechtbetaalde migranten en de hardwerkende jongeren – vrezen velen dat de toestand op termijn onhoudbaar wordt.

Geruchten dat de onlangs opgerichte jongerenpartij de ‘grijze dictatuur’ desnoods met geweld wil bestrijden, worden steeds hardnekkiger. De democratie kan – net als de revolutie – haar eigen kinderen opvreten.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content