Of de door de Vlaamse regering voorgestelde gemeenschapsdialoog ook levensvatbaar is, moet nog blijken. ‘Maar als die dialoog wordt afgeschoten, staan we voor zéér ernstige problemen’, zegt Vlaams minister-president Kris Peeters.

Al sinds begin augustus was Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) op pad in de Wetstraat om na te gaan of een communautaire dialoog van gemeenschap tot gemeenschap er oprecht op enige bijval kon rekenen. Hij kreeg de indruk van wel. Vervolgens was het zaak om de voltallige Vlaamse regering achter een plan van aanpak te krijgen. ‘Zonder de steun van de Vlaamse regering wou en kon ik er niet aan beginnen’, zegt Peeters.

Vorige vrijdag dan vertrok vanuit de Vlaamse regering een plechtige invitatie aan de Franstaligen – ‘een uitgestoken hand’ – om met open agenda en zonder deadlines (al moet er vóór de regionale verkiezingen van 2009 wel concreet vooruitgang worden gemaakt) over een grondige staatshervorming, namelijk de totstandkoming van een confederaal België, te onderhandelen.

Eén belangrijke beperking daarbij. De kwestie-Brussel-Halle-Vilvoorde mag voor de Vlaamse regering geen deel uitmaken van dat gesprek, en ook de uitbreiding van Brussel is taboe. Bij het ter perse gaan van Knack was het wachten op een gezamenlijk standpunt van de Franstalige partijvoorzitters, het zogenaamde Franstalige front. De eerste tekenen oogden niet echt gunstig. MR-voorzitter Didier Reynders haalde in de weekendkranten de neus op voor het hele concept, FDF-voorzitter Olivier Maingain sprak hysterisch van een Vlaamse oorlogsverklaring. Maar PS-voorzitter Elio Di Rupo liet begin deze week weten dat hij de communautaire dialoog alle kansen wil geven en ook de koninklijke bemiddelaars, formeel belast met het opstarten van die dialoog, zagen het Vlaamse voorstel als een blijk van goede wil. ‘Het is nu uitkijken naar het antwoord van de Franstaligen,’ zegt Peeters met zijn gebruikelijke flegma, ‘want een uitgestoken hand, die kun je aannemen, maar daar kun je natuurlijk ook lelijk in bijten.’

De Franstaligen lijken uitdrukkelijk het federale niveau, het Brussels Gewest én de partijvoorzitters bij de gesprekken te willen betrekken.

KRIS PEETERS: Het politieke landschap ziet er in Wallonië helemaal anders uit dan in Vlaanderen. In Wallonië hebben de partijvoorzitters, zacht uitgedrukt, veel ruimere bevoegdheden dan in Vlaanderen. Maar ik ga me niet bemoeien met wie de anderen afvaardigen. Als de Franstaligen hun partijvoorzitters willen sturen en niet de Waalse minister-president, dan is dat zo. Ik vraag alleen dat de Franstalige onderhandelaars namens hun regeringen over een voldoende sterk onderhandelingsmandaat zouden beschikken, zodat ze eventuele akkoorden ook met voldoende gezag kunnen verdedigen.

MR-voorzitter Didier Reynders, die als federaal minister van Institutionele Hervormingen ook is uitgenodigd, wil alleen komen als de premier komt. Is Yves Leterme dan niet welkom?

PEETERS: Nee. In een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap kan het federale niveau geen leidende rol spelen. De federale ministers van Institutionele Hervormingen zijn uiteraard wel uitgenodigd, maar niet de premier die tot nu toe de onderhandelingen op het federale niveau heeft geleid. Kijk, óf de gesprekken worden op federaal niveau doorgetrokken – mij niet gelaten -, óf we vertrekken vanuit de gemeenschappen. Maar de twee met elkaar vermengen, kan niet en zou de goede afloop ernstig in gevaar brengen.

U hebt uw plan vorige week vooraf bij de Franstalige partijvoorzitters getoetst. Hoe was de reactie toen?

PEETERS: Over de grote lijnen eigenlijk vrij positief. De uitspraken van Didier Reynders in de weekendkranten zijn in dat licht ook een beetje vreemd. Maar goed, deze tekst, de visie van de Vlaamse regering, ligt nu bij de bemiddelaars. Waarschijnlijk zullen de Franstaligen nu een tegenvoorstel formuleren. Zij zijn nu aan zet, hè.

De Vlaamse regering wil niet praten over Brussel-Halle-Vilvoorde – daar moet het federale parlement over gaan – en spreekt een veto uit tegen de uitbreiding van Brussel. Is dat uw idee van een uitgestoken hand, namelijk dat de stokpaardjes van de anderen niet aan bod mogen komen?

PEETERS: De Vlaamse regering zal onderhandelen op basis van het Vlaams regeerakkoord, dat lijkt me logisch. Dat regeerakkoord bevat overigens nog wel straffere passages over de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde – om de term ‘onverwijld’ niet te noemen. Maar wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft: de enige manier om ervoor te zorgen dat een gemeenschapsdialoog vóór 2009 concrete resultaten oplevert, is van bij de aanvang afspreken dat over Brussel-Halle-Vilvoorde niet wordt gesproken. Anders hoeven we er niet eens aan te beginnen.

Sommigen beweren dat er sowieso een stilzwijgende afspraak is met de Franstaligen om B-H-V door middel van belangenconflicten over de regionale verkiezingen van 2009 heen te tillen.

PEETERS: Als de Franstaligen dat uitstel wensen, dan moeten ze daartoe inderdaad een aantal belangenconflicten aanvoeren. Voor ons kan B-H-V in geen geval onderdeel zijn van de gemeenschapsdialoog. Dat veronderstelt dus dat die kwestie over de regionale verkiezingen heen wordt getild. Indien de Franstaligen ze nu meteen op de agenda willen, dan is er een nieuw feit.

En gaat de dialoog wat u betreft niet door?

PEETERS: Nee. In elk geval moet de Vlaamse regering zich dan opnieuw over de zaak buigen.

Vreest u niet dat de werking van de Vlaamse regering verlamd raakt wanneer de gemeenschapsdialoog van start zou gaan?

PEETERS: De Vlaamse regering is uitdrukkelijk overeengekomen dat het normale werk niet in gevaar mag komen door die dialoog. Eerst zullen we de gewone dossiers behandelen, dan pas de communautaire.

Maar de Vlaamse regering dreigt wel afgerekend te worden op wat die communautaire dialoog oplevert.

PEETERS: Mijn analyse is dat we sowieso zouden worden afgerekend op de stand van de staatshervorming. En dan verkies ik zelf aan het stuur plaats te nemen, met volle verantwoordelijkheid voor het al of niet behalen van successen, liever dan op de achterbank te blijven zitten en de gevolgen te moeten ondergaan. Want op de achterbank, daar ben ik van overtuigd, zou ik hoe dan ook in de klappen gedeeld hebben.

Zonder uw initiatief dreigde het kartel met N-VA te springen, om maar iets te zeggen?

PEETERS: Juist, ja.

De Franstaligen twijfelen aan uw goede bedoelingen. U zou er alleen op uit zijn uw kartel ongeschonden naar de regionale verkiezingen van 2009 te loodsen.

PEETERS: Als de Franstaligen de gemeenschapsdialoog aan flarden schieten, wat blijft er dan nog over? Dat moeten ze toch goed beseffen. En dit is geen poging tot chantage, maar gewoon een objectief feit. Als die gemeenschapsdialoog er niet komt, dan vrees ik, zonder in details te treden, dat we voor zéér, zéér ernstige problemen komen te staan.

Maakt de strijd om het Franstalige politieke leiderschap tussen MR en PS communautaire onderhandelingen op dit moment niet haast onmogelijk?

PEETERS: Wat is het alternatief? De staatshervorming bevriezen tot na de regionale verkiezingen? Degenen die daarvoor pleiten, moeten toch eens goed nadenken. Dan gebeurt er maandenlang niets meer op communautair vlak, tot B-H-V weer aan de oppervlakte komt, net voor of net na de regionale verkiezingen, al naargelang. Is het ervoor, dan krijgen we hoogst waarschijnlijk samenvallende federale en regionale verkiezingen in juni 2009, met vervolgens, zeker in Vlaanderen, een geradicaliseerde publieke opinie. Hoe ga je dan nog tot compromissen komen? We zullen dus het niveau van de verkiezingsretoriek moeten overstijgen, wat niet gemakkelijk is, ook al omdat de media alles op de voet volgen. Maar het zal nodig zijn, want het gaat hier over de vraag of we dit land nog een structuur met een toekomst kunnen geven. Als je nog in die mogelijkheid gelooft, dan kun je er beter vandaag aan beginnen en niet wachten tot duidelijk is wie de machtsstrijd in Wallonië heeft gewonnen.

Stel dat Vlamingen en Franstaligen het eens worden over de cast en het draaiboek van de onderhandelingen, wat staat er dan in het script? Waarover wilt u het hebben?

PEETERS: Maanden aan een stuk zijn hier op het kabinet werkvergaderingen gehouden, over het arbeidsmarktbeleid, over de financiering, over de gezondheidszorg, over fiscale autonomie. Wij zijn dus klaar om vrij snel over die thema’s een inhoudelijk debat te voeren.

Staan de geldstromen naar Wallonië ter discussie?

PEETERS: Als we het financieringsvraagstuk bespreken, zullen ook de transfers aan bod komen. Feit is dat de huidige financieringswet achterhaald, zelfs nefast is. Door de werking met dotaties en solidariteitsmechanismen geldt nu soms dat hoe beter Wallonië presteert, hoe minder het krijgt. De wetgeving die door de zogenaamde Toshiba-boys en later door de Lambermont-onderhandelaars is uitgedokterd, doet het niet meer. Je moet naar een vorm van financiële responsabilisering. Als dat basisprincipe eenmaal aanvaard is, kunnen we wel 101 scenario’s uit de printer laten rollen, waarin de overgangsperiodes en de effecten op de transfers tot op de eurocent zijn nagerekend.

Klopt het, zoals soms wordt gezegd, dat Vlaanderen een van de meest solidaire regio’s in Europa is?

PEETERS: Wij proberen dat in kaart te brengen, wat methodologisch niet eenvoudig is. Maar eerste ruwe berekeningen wijzen heel duidelijk in die richting. Daarom vind ik het zo jammer dat sommigen Vlaanderen als een egoïstische regio proberen af te schilderen.

DOOR HAN RENARD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content