Ambtenaren van Financiën verdienen een zakcent bij. Dat gebeurt echter niet altijd koosjer en soms tot woede van collega’s.

Nu al drie jaar lang stelt Aloïs Van de Voorde als secretaris-generaal van Financiën om de twaalf maanden dezelfde dienstnota op. Daarin legt hij omstandig uit dat elke ambtenaar van zijn departement gehouden is aan strikte regels wat neveninkomsten betreft. Cumuluren mag, maar moet aangevraagd worden. Niet één keer voor altijd en voor alle mogelijke klussen, zoals stilaan traditie wordt op het departement, maar in principe voor elke afzonderlijke opdracht. En natuurlijk : alle inkomsten dienen netjes aangegeven. Voor werknemers van Financiën zou dat bijna een vanzelfsprekendheid moeten zijn, maar in de praktijk blijkt dat de nota’s van Van de Voorde tot nog toe bitter weinig zoden aan de dijk zetten. Zijn voetvolk maar ook het topkader van het departement blijft commentaren schrijven op nieuwe wetten of op fiscale sluipwegen, seminaries opluisteren en doceren in allerhande scholen. Met of zonder toestemming. Met volledig, half of helemaal niet-belaste inkomsten.

Begin december vorig jaar kwam het bijna zelfs tot een publiek handgemeen op een colloquium in Brussel tussen vertegenwoordigers van het kabinet van vice-premier Elio Di Rupo (PS) en één lid van dat van de minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC). Voor een zaal vol geïnteresseerde experts in belastingaangelegenheden, ging die laatste adviseur de ultieme finesses van het (toen net gewijzigde) Belgische bankgeheim uit elkaar zetten, plus een reeks kanttekeningen plaatsen bij nieuwe, niet eens goedgekeurde, fiscale procedures. Di Rupo’s mensen vernamen ter plekke pas de onderwerpen van hun collega en raakten daarover dermate ontstemd dat ze hun kabinet alarmeerden. Even later werd de adviseur ijlings van de lijst met eminente sprekers afgevoerd.

EEN EIGEN PERPETUUM MOBILE

Ambtenaren van Financiën beschikken over voor bedrijven maar ook gewone belastingplichtigen vitale informatie, die letterlijk miljoenen frank waard is. Daarbij gaat het niet om uw en mijn lokale controleur of directeur van de directe belastingen. Neen, want die behoren tot de zogenaamde buitendiensten, die volgens vakbondskringen, ?het schuinsmarcheren van de centrale administratie kotsbeu zijn.? Werknemers op de centrale diensten weten als eersten wanneer Financiën stiekem werkt aan een fiscale herschikking, wanneer er maatregelen in aantocht zijn om sluipwegen af te sluiten (recent de zogenaamde Ierland-route die vooral bij de banken goed in de markt lag) of wanneer de strijd tegen de fraude of tegen het oneigenlijk gebruik van kosten zo dacht Financiën onlangs de VZW’s aan te pakken door middel van nieuwe wettelijke schikkingen verfijnd gaat worden.

De dossiers die bij zo’n discussies op tafel komen, vertonen zonder één uitzondering een zeer hoge mate van techniciteit, eigen aan het fiscale wereldje. In eindeloze overlegronden gaan interne en externe experts zelfs de privé-sector is geregeld bij dit overleg betrokken uitgebreid over de voor- en nadelen van nieuwe wetten, van voorstellen om het bestaande arsenaal aan te passen of van circulaires die voor de buitendiensten de bijbel voor de dagdagelijkse praktijk vormen. Juist omdat deze ambtenaren een perfect zicht krijgen op de voordelen, maar vooral op de gebreken van de eindeloze stroom nieuwigheden en aanpassingen die Financiën jaar in jaar uit spuit, zitten zij op een potentiële goudmijn.

De verleiding om die informatie te vermunten, blijkt dan ook erg groot. Hoe gebeurt dat ? Minder door botte telefoontjes met bevriende boekhouders of bedrijfsleiders om hen zo te waarschuwen voor naderend onheil. Veeleer door de zeer gevoelige informatie dikwijls vroegtijdig aan het papier toe te vertrouwen. Die geschriften vindt de voltallige, zéér geïnteresseerde buitenwereld dan even later terug in gespecialiseerde bladen of boeken bijvoorbeeld De Belastingalmanak op fiscale seminaries, cursussen en colloquia die al een decennium lang welig tieren. De doorstroming van dit soort informatie geschiedt met een ongekende vlotheid, afgemeten aan normen van de overheid zelf tegen de snelheid van het licht.

Zo verschenen enkele weken na de officiële goedkeuring door het parlement, al commentaren op bepaalde hoofdstukken van het (aangepast) fiscaal wetboek. Een bron van informatie en ook leedvermaak voor boekhouders en andere accountants ; eentje van frustratie en woede voor de buitendiensten. Zij moesten namelijk 23 lange maanden wachten vooraleer de officiële commentaar op die hoofdstukken gedrukt en verspreid raakte. En dan bleek die ook nog bondiger, slechter geordend en onduidelijker dan de veel eerder verkrijgbare privé-versie.

?Waartoe leidt dat ?? vraagt een boze controleur zich retorisch af. ?Dat sommigen van ons het werk van collega’s kopen bij privé-uitgevers en daarvoor uit eigen zak betalen. Doen we dat niet, dan worden we twee jaar lang bij elke controle om de oren geslagen met teksten en commentaren waar we niet eens van gehoord hebben.? Volgens hem vonden sommigen van zijn collega’s zelfs een eigen versie van het perpetuum mobile uit. Eerst op kantoor soebatten over nieuwe maatregelen, die informatie ten behoeve van een privé-uitgever snel reproduceren en voorzien van de nodige kritische bemerkingen en vervolgens weer netjes met diensthoofden en andere lui gaan onderhandelen om de in de vorige fase, eigenhandig beschreven gaten in de wet te dichten.

NETWERKEN VAN KLUSSERS

Nu gaat het niet om kleine bijverdiensten voor bepaalde werknemers van de centrale diensten, maar om een volwaardig tweede loon in enkele gevallen zelfs om méér dat via allerhande nevenjobs bij elkaar geharkt wordt. Twee potentiële bronnen van inkomsten blijken daarbij erg populair te zijn om diverse redenen : publicaties en voordrachten. Bij lezingen of op seminaries wil de organisator het honorarium van zo’n 7.000 tot 25.000 frank per beurt van de betrokken ambtenaar nog wel eens in een gesloten omslag doorschuiven. Niemand iets gezien. En publicaties, die leveren auteursrechten op. Tot voor enkele jaren gaven de betrokkenen die inkomsten op hun belastingaangifte afzonderlijk aan ; als zogenaamd divers inkomen, onder de hoofding winsten of baten uit toevallige occasionele prestaties.

Die handigheid levert een dubbel voordeel op. Gewone inkomsten zijn onderhevig aan de progressieve belastingschalen, die tot 55 procent van een (bij)verdienste kunnen afromen. De belasting op toevallige baten en winsten blijft beperkt tot 33 procent. Tweede voordeel : voor deze inkomsten mag de belastingplichtige ook bijkomende kosten inbrengen en aftrekken. Inmiddels kwamen verschillende Hoven van Beroep de eerste fase van de juridische afwikkeling van een fiscaal geschil na afhandeling door de administratie van Financiën zelf tot de slotsom dat dit niet door de beugel kan. Nu eens wezen rechters erop dat de inkomsten allesbehalve toevallig waren, dan weer dat ze een repetitief karakter vertoonden of dermate groot waren dat ze nog moeilijk als eenmalig geklasseerd konden worden. Maar ondanks die jurisprudentie houdt een aantal ambtenaren het been stijf en ze blijven hun nevenverdiensten consequent als divers inkomen declareren. Volgens één bron ?een regelrecht misbruik. Bovendien is de ganse filosofie aanvechtbaar, want die mensen hebben geen recht op auteursrechten, ze herkauwen alleen en leveren slechts kanttekeningen, zelden of nooit echt oorspronkelijk werk in de geest van het auteursrecht.?

Andere bronnen binnen Financiën spreken van een ware escalatie van de stilaan scheefgegroeide toestand. Zo zouden er ware netwerken bestaan van ambtenaren die mekaar klussen toeschuiven, onderling honoraria verdelen en zelfs gebruik maken van stromannen. Er blijkt minstens één geval bekend van een ambtenaar die zich zou bedienen van een schimmig bedrijfje om zijn producten van huisvlijt op de markt te zetten. Objectieve waarnemers schatten dat van de kleine dertigduizend werknemers van Financiën er zich zo’n vijfhonderd en in ?het allerslechtste geval maximaal duizend? in deze schemerzones bewegen.

In elk geval leidt volgens vakbondskringen de affaire tot ?latente spanningen? tussen de centrale administratie en de buitendiensten. Maar slechts weinig leidinggevende ambtenaren, laat staan ondergeschikt personeel, van buiten de centrale zetels durven zich roeren. Toevallig of niet, maar de leden van de centrale diensten zetelen opmerkelijk vaak in jury’s of commissies die het werk van de buitendiensten op tijd en stond horen te evalueren. En op dergelijke sessies kost een slechte notering voor een morrende buitendiender even veel als een goede.

Vandaar ook dat na herhaalde klachten en een stroom van niet-aflatende geruchten en opeenvolgende concrete bewijzen van misbruik van informatie, het kabinet van minister Maystadt voorzichtig probeert te peilen hoe ernstig de situatie is. Met iets minder schroom gaan intussen de speurders van zowel het Hoog Comité van Toezicht als van de Bijzondere Belastinginspectie te werk. Zij hebben een handvol concrete dossiers naar zich toegetrokken. Die demarche heeft wellicht Volksunie-voorzitter Bert Anciaux gealarmeerd. Hij interpelleerde Maystadt onlangs in vrij algemene termen over de malaise. En even algemeen en vrijblijvend antwoordde de beheerder van de overheidsfinanciën. Hij wil blijkbaar voorlopig nog wachten op de eerste onderzoeksresultaten.

Jos Grobben

Minister van Financiën Philippe Maystadt onderzoekt het misbruik van informatie in zijn departement.

Vijfhonderd à duizend ambtenaren van Financiën zijn actief in schemerzones.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content