De Generale Maatschappij van België ligt op sterven. In de familie is het al volop ruzie.

De Belgische haute finance liep in de jaren tachtig zo met het hoofd in de wolken, dat een snelle aanval van de Italiaan Carlo De Benedetti de onaantastbaar gewaande Generale Maatschappij van België deed tuimelen. De condottieri kon ze net niet binnenrijven. De Oude Dame van de Brusselse Koningsstraat viel in de schoot van de Parijse Compagnie de Suez. Sedert tien jaar is de Generale Maatschappij van België dus van Frankrijk. Op het hoofdkwartier, symbolisch gelegen tussen paleis en parlement, wordt aan Belgiës economie gewerkt onder het gezag van een Franse landvoogd. De Generale boert daarbij beter dan ooit en stopt meer geld in de schatkist van moeder Suez dan de Franse dochters kunnen opbrengen.

Maar de Compagnie de Suez was zelf een ouderwetse holding. In een nieuwe vlucht vooruit ging ze in de lente van 1997 samen met de nutsgroep Lyonnaise des Eaux. Bij de Generale moesten ze het als het ware in de kranten lezen dat zij voortaan een dochter waren van Suez Lyonnaise des Eaux.

De nieuwe groep, met een omzet van 1150 miljard frank, gedraagt zich niet langer als een couponknippende rentenier. Het verse management in Parijs denkt en werkt op industriële wijze. Het koestert de ambitie wereldleider te worden in nutsactiviteiten, met als strategische polen water, energie, afval en communicatie.

Die ommekeer joeg schokgolven door het Belgisch wingewest. Plots bleken de paradepaarden van de Generale Maatschappij niet langer strategisch belangrijk voor de Franse groep. Die verloor haar belangstelling voor de Generale Bank, net als voor de Nederlands-Belgische bank- en verzekeringsgroep Fortis AG. Vroeg of laat moeten de kleindochters de deur uit.

In afwachting daarvan slankte de Belgische holding onder Franse druk af. Ze verkocht een deel van haar belang in de florerende non-ferrogroep Union Minière, kromp haar participatie in de staalgroep Arbed in, ontdeed zich van de hotelgroep Accor. En terwijl de meeste activiteiten van de Generale, Suez Lyonnaise niet langer interesseren, lonkt de Franse nutsgroep wel naar de Generale-dochter Tractebel, de Belgische nutsgroep die op ongeveer dezelfde terreinen actief is als haar grootmoeder.

De rol van de Generale, die eens het land en de kolonie domineerde, is dus intussen wel erg ingeperkt. En er komt nog wel meer ongunstig nieuws aangewaaid. In de financiële wereld houdt het nieuwe kapitalisme niet langer van holdings, en zeker niet van het soort tussenholdings als de Generale. Tegenwoordig noteren holdings op de beurs altijd onder hun intrinsieke waarde; ze hebben een ingebakken disagio. De financiële analisten en fondsenbeheerders van de City en Wall Street hebben de Fransen al lang laten weten dat de Belgische portefeuillemaatschappij hen op de tenen zit, wegens té duur en té weinig toegevoegde waarde. Zo komt slechts een derde van de Tractebelwinst in Parijs terecht.

VOOR HET LAATST VERJAARD

Met deze kaarten in de hand is het verdere spel bekend.

De Nederlandse koning Willem I richtte 175 jaar geleden de Algemene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt op – de Generale Maatschappij – en net in dit jubileumjaar, enkele weken nadat koning Albert II het feest voorzat, kondigt voorzitter Gérard Mestrallet aan dat Suez Lyonnaise haar dochter volledig wil opslorpen. Suez Lyonnaise wil haar participatie in de Generale Maatschappij van België verhogen van 63,4 procent tot de volle honderd procent. Het is een operatie van zo’n 120 miljard frank. Maar veel klinkende munt heeft Parijs niet nodig; het valt grotendeels te regelen met een aandelenruil. De voorzitter van de Generale, Etienne Davignon, bracht eerste minister Jean-Luc Dehaene (CVP) al de boodschap dat België zijn grootste holding verliest. En hij liet ook de Vlaamse economieminister Eric Van Rompuy (CVP) inlichten.

De Franse topman Mestrallet voert terecht aan dat het gaat om een stroomlijning van zijn groep. Die moet een grotere doorzichtigheid en duidelijkere beslissingsmacht opleveren. Mestrallet sust de Belgen met de illusie dat het Frans-Belgisch karakter van Suez Lyonnaise op deze manier versterkt en hij belooft zelfs dat de Generale als holding blijft bestaan. Parijs heeft het inderdaad niet nodig de Generale onmiddellijk te begraven, maar kondigt die teraardebestelling wel aan.

De promotoren van de verankering van de Belgische economie in Belgische handen lijden alvast een klinkende nederlaag. Voorzitter Luc Van den Brande, die uitbazuint dat bedrijven alleen in eigen handen veilig zijn, krijgt in deze kwestie het gelijk aan zijn kant. Verrassend is deze gang van zaken echter niet: tegen dergelijke sluipende overnames hebben de buurlanden zich nu eenmaal beter gewapend dan de Belgische wetgever.

In Vlaanderen betogen velen dat het niet uitmaakt of de volksvreemde en zelfs anti-Vlaamse Generale nu vanuit Brussel dan wel vanuit Parijs wordt bestuurd. Anderen reageren, zoals vice-premier en minister van Economische Zaken Elio Di Rupo (PS), in de stijl van: eigen schuld, dikke bult, de Belgische haute finance heeft het in 1988 al verknoeid.

Maar in de Wetstraat 16, op het bureau van de premier, ligt het Generale-dossier bovenaan. Verleden week nog dweilde Dehaene de Kaukasus af om te lobbyen voor de gasbelangen van Tractebel. Zijn meest directe zorg gaat echter naar de Generale Bank. ’s Lands grootste kredietinstelling dreigt namelijk in andere buitenlandse handen dan die van Suez Lyonnaise te verzeilen.

EEN KLEINE GROTE BELGISCHE BANK

Rond de G-Bank speelt zich een soort klassiek drama van liefde en haat af. Ondanks de manifeste fusiebeweging in het bankenlandschap (het Gemeentekrediet gaat samen met Crédit Local de France in Dexia, Bacob Bank kocht Parisbas Bank België, de Bank Brussel Lambert voelt zich veilig opgenomen in de schoot van het Nederlandse ING en, vooral, de Kredietbank, de Cera Bank en de ABB fuseren) blijft de Generale Bank alleen staan. Fortis-voorzitter Maurice Lippens wil de zusteronderneming inlijven. De Belgisch-Nederlandse verzekeringsgroep kreeg smaak in het bankieren sedert de overname van de ASLK Bank – en die heeft nu wel dringend een partner nodig. Maar het management van de G-Bank en vooral zijn voorzitter Fred Chaffart hebben daar geen zin in. De bank acht zichzelf te groot en te sterk om door een opslorping vernederd te worden. Een samengaan met het “ASLK’tje” biedt hen bovendien te weinig toegevoegde waarde. Dan zijn van een buitenlandse partner meer groeikansen te verwachten. De nochtans al ver gevorderde, technische gesprekken met Fortis AG zijn nu vastgelopen. De algemene jaarvergadering van de bank zal deze week waarschijnlijk weinig opheldering brengen.

Het is dus serieus ruzie in de familie, want zowel de G-Bank als Fortis AG zijn dochters van de Generale Maatschappij – de bank voor 30 procent en de verzekeringsgroep voor 20 procent. Grote baas Mestrallet, die beiden liever kwijt dan rijk is, liet al een beetje uitschijnen dat de fusie een zoenoffer aan België is. Zo krijgt het land toch nog zijn Grote Belgische Bank, al is de combinatie van G-Bank en ASLK in niets te vergelijken met de oorspronkelijke droom van G-Bank, Bank Brussel Lambert en Gemeentekrediet.

Gérard Mestrallet durft er niet aan te denken dat de fusie tussen de Generale Bank en Fortis AG mislukt. Want als de boze verzekeraar zijn elf procent aandelen van de Generale Maatschappij niet wil verkopen, dan komt zijn bod op de volledige Belgische holding op de helling te staan. Het is in dat geval ook niet uitgesloten dat Suez Lyonnaise samen met Fortis AG een soort vijandelijk overnamebod op de Generale Bank opzetten. Maar buitenlandse kandidaat-kopers voor de bank zouden dan wel eens met veel geld over de brug kunnen komen. Het Nederlandse ABN Amro zit te gluren – al charmeert ook die interesse Chaffart en de zijnen niet. Tien jaar geleden stonden de Nederlandse en de Belgische bank elk met een been in een fusie, maar ze stapten terug omwille van onoverbrugbare cultuurverschillen en enige druk van de Franse aandeelhouder. Er zijn nog andere kapers op de kust: een even bonte als zwaarwichtige bende van Duitsers, Britten en Fransen.

DE FRANSE ELEKTRICITEIT IS BETER

De toekomst van Tractebel is voor het land zeer belangrijk: de nutsholding vormt trouwens de inzet van de Franse operatie om de Generale Maatschappij van België helemaal op te slorpen. Met de “vereenvoudiging van de groepsstructuur” sloopt Suez Lyonnaise het veilige tussenschot naar de Generale-dochter. Nu controleren de Fransen indirect een 30 procent van de Tractebel-groep. Na de Generale-operatie krijgen zij, met 50,3 procent Tractebel in handen, de rechtstreekse beslissingsbevoegdheid over het Brussels Troonplein.

Dat heeft voor de groep, met een omzet van ver over de 300 miljard frank en met ruim 36.000 hooggekwalificeerde medewerkers, twee onaangename gevolgen.

De Fransen worden dan baas over de dochters Electrabel en Distrigas, die een quasi-monopolie hebben voor de elektriciteit en het gas in België. De strategische energiebevoorrading van het land belandt dus in Franse handen – dat vindt alvast de regering niet veilig.

Maar ook de synergieën liggen niet ver weg. Suez Lyonnaise controleert in Frankrijk Electricité de France en Gas de France. Electrabel, bijvoorbeeld, heeft langlopende contracten met de gemeentelijke intercommunales. Het is niet ondenkbaar dat ze in de toekomst hun elektriciteit in Frankrijk in plaats van bij de Belgische centrales kopen.

Philippe Bodson heeft Tractebel omgevormd van een slapende financiële holding tot een nutsgroep van wereldformaat. Maar het volk van Tractebel en dat van Suez Lyonnaise loopt mekaar voor de voeten op dezelfde internationale markten. Aangezien het hemd nader is dan de rok, zal Parijs wel weten voor het moet kiezen. De groeimogelijkheden van Tractebel op de buitenlandse energiemarkten lijken danig gekortwiekt als ze onder de vleugels zit van een rechtstreeks controlerend aandeelhouder en tegelijk concurrent. Het is niet verboden om te vrezen dat de Fransen de winst die Tractebel in België maakt met zijn naar Europese normen te dure gas en elektriciteit, gebruiken voor de internationale expansie van Suez Lyonnaise.

De Belgische overheden voelden het aankomen. De Vlaamse minister van Economie Eric Van Rompuy riep enige tijd geleden Vlaanderen op om op de beurs Tractebels te kopen en zo de nutsholding te verankeren. Dat had weinig succes. Bij de grote fusie van de Compagnie de Suez met de Lyonnaise des Eaux bedong eerste minister Dehaene dat de Franse hoofdaandeelhouder het in zijn Belgisch wingewest niet te bont maakte. Tractebel kreeg onafhankelijke bestuurders en in zijn beleidsbepalend strategisch comité fungeert onder meer Paul De Keersmaeker, de voormalig CVP-politicus en huidig voorzitter van de Kredietbank en Interbrew, als Belgische en Vlaamse waakhond. Parijs aanvaardde zelfs dat de voormalig PSC-politicus en ex-Europees commissaris Etienne Davignon voorzitter van de Generale Maatschappij van België mocht blijven.

EEN FINANCIER ZONDER VADERLAND

Maar voor de Belgische eis dat Tractebel met haar dochter Electrabel zou fuseren bleef Parijs potdoof. Ze hebben daar sneller dan in Brussel uitgeteld dat de controle van Suez Lyonnaise over de Belgische nutsbedrijven dan van goed de helft tot slechts een kwart zou verschrompelen. Vriendelijke waarborgjes zijn één ding, kordaat eigenbelang een ander. Voorzitter Gérard Mestrallet van Suez Lyonnaise heeft in Brussel lang de Generale Maatschappij geleid en bewees eerder oog te hebben voor “de Belgische subtiliteiten”. Maar die subtiliteiten wegen geenszins op tegen de financiële en strategische belangen van zijn groep.

Binnenshuis is dat blijkbaar al uitgeklaard. Ten bewijze, de verklaring die de Tractebel-topman Bodson – door Parijs als rebels beschouwd – tijdens zijn reis met de premier in Kazachstan aflegde. Bodson hoopt dat zijn groep haar Belgische nationaliteit kan bewaren. Een Franse Tractebel zou op de internationale markten wel wat contracten verliezen – misschien ook andere winnen. Maar hij kan leven met Suez Lyonnaise als meerderheidsaandeelhouder, zelfs met wat meer dan 50 procent.

Is de schrik voor de Franse omsingeling terecht? De Belgische financier Albert Frère houdt met zijn Belgisch-Canadese-Franse groep Electrafina 11,3 procent van de aandelen van Suez Lyonnaise des Eaux aan. Frère trok zich enkele jaren geleden uit Tractebel terug, om rechtstreeks bij de Franse grootmoeder te investeren. Hij peroreert nu dat zijn aanwezigheid in Suez Lyonnaise België toelaat invloed op het beslissingsproces te blijven uitoefenen. Frère is de grootste aandeelhouder in Suez Lyonnaise, maar monopoliseert helemaal niet de beslissingsmacht. België benoemde hem, dankbaar voor zijn verdiensten voor het land, tot baron en schonk het Commandeurschap in deLeopoldsorde. Van Frankrijk ontving hij het eervolle Legion d’Honneur. Eigenlijk heeft de Waalse financier geen vaderland.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content