Het zestiende-eeuwse protestantisme : Antwerpen in de tijd van de reformatie.

IN HET OVERZICHT van de grote mythen uit de Belgische, Vlaamse en Waalse geschiedenis, onder redactie van Anne Morelli (ULB), komt uiteraard de religieuze politiek aan bod van Karel V en Filips II. Vreemd genoeg ontbreekt een der markantste gevolgen van die politiek : de leegloop van de toenmalige handelsmetropool van West-Europa, Antwerpen. Deze min of meer ?gedwongen? emigratie onttrok niet alleen een deel van de economisch creatieve krachten aan de bloeiende stedelijke economie, maar ook de dragers van een heel eigen politieke cultuur. Dit alles tot groter heil en glorie van de economie van Amsterdam en de Republiek der Verenigde Provinciën. Vreemd genoeg was er tot voor kort weinig geweten over de groei, organisatie en leefwereld van het protestantisme in Antwerpen omstreeks het midden van de zestiende eeuw. NFWO-onderzoeker Guido Marnef vulde die lacune op met zijn boek ?Antwerpen in de tijd van de reformatie. Ondergronds protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577?.

Dankzij een minutieus prosopografisch onderzoek (dit is een soort collectieve biografie, de studie van een welomschreven groep aan de hand van gerichte vragen) slaagt Marnef erin om de band te leggen tussen sociaal profiel en religieuze overtuiging. Erg simpel is dit niet : aan soorten protestanten was er geen gebrek in de vroege zestiende eeuw. Antwerpen trok immers grote aantallen handelaars aan, naast avonturiers en anderen die de beschutting van de grootstedelijke anonimiteit zochten. Bovendien wordt het onderzoek bemoeilijkt doordat de ketterse geschriften vaak samen met hun auteurs werden verbrand. De enkele uitzonderingen daarop leveren de meest aangrijpende bladzijden van dit boek. In die zogenaamde geestelijke testamenten vangen we directe echo’s op van de gevoelswereld van de betrokkenen. Vaak gaat het om richtlijnen voor de overlevende familie kort voor een terechtstelling. Ze leggen de diepe geletterdheid en het religieuze bewustzijn bloot bij op het eerste gezicht schamele lieden.

LEESCULTUUR.

Het leeuwenaandeel van de bronnen waarmee Marnef moest werken, kwam evenwel van de met repressie belaste overheden, van de stadsmagistraat tot de Raad van Beroerten van de hertog van Alva. De twee belangrijkste groepen onder de Antwerpse gereformeerden waren de wederdopers en de calvinisten. De eersten werden doorgaans gerecruteerd uit lagere sociale groepen en kozen meestal bewust voor een bestaan aan de zelfkant van de samenleving. Hun radicale opstelling maakte hen tot een uitverkoren doelwit van de repressie.

De calvinisten recruteerden meer uit de begoede middenklasse, organiseerden zich bijzonder efficiënt, konden terugvallen op een internationaal netwerk en boden op een efficiëntere manier weerwerk. Toch hadden beide groepen veel gemeen : een erg intense leescultuur bijvoorbeeld, en een diepgaande religieuze cultuur. Marnef helpt om simpele voorstellingen (die vaak teruggaan op Max Weber) over het zestiende-eeuwse protestantisme te relativeren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de stelling van Max Weber, die het protestantisme ziet als de wegbereider van het moderne, rationele kapitalisme : de protestantse hang naar ascese zou hebben geleid tot kapitaalsaccumulatie, die voor kapitalistische investeringen kon worden gebruikt.

In de plaats daarvan krijgen we een correcter beeld van de religieuze, innerlijke gedrevenheid bij de betrokkenen, die komaf wilden maken met de laatmiddeleeuwse optelvroomheid. Terzelfdertijd echter bouwden de ?kerken onder het kruis? ook voort op typisch middeleeuwse vormen van stedelijke solidariteit en sociabiliteit. De grote inbreng uit de textielsector, bijvoorbeeld, is in tegenstelling tot de met Antwerpen vergelijkbare stad Lyon te verklaren vanuit de traditionele hoge kwaliteit en techniciteit van de textielsector in de Nederlanden. Het calvinisme vond in Lyon een grotere aanhang bij prestigieuze ambachten, een elite onder de handarbeiders. In Antwerpen viel een belangrijk deel van de textielarbeiders onder een dergelijke definitie.

TOLERANTIE.

De opmerkelijke middeleeuwse traditie van politieke mondigheid en de grote bereidheid om tot georganiseerd verzet over te gaan, zal ook wel een rol hebben gespeeld. Marnef bestudeerde de periode 1550 tot 1577 : twee chronologische blokken van streng repressieve aanpak, gescheiden door een tolerant intermezzo met het zogenaamde ?wonderjaar? 1566 (het jaar van onder meer de Beeldenstorm). Dat jaar mondde uit op de hertog van Alva, waarna, na de excessen van de Spaanse furie, een nieuw moment van tolerantie volgde met de zogeheten Pacificatie van Gent (1577).

De politieke context krijgt in zijn verfijnde analyse waarop ze recht heeft : naarmate de tolerantie toeneemt, stijgt bij de economische en politiek belangrijke middengroepen de bereidheid om zich achter protestantse banieren te scharen. Dit alles kende een hoogtepunt in de periode die in de vervolgstudie van Marnef aan bod zal komen : de Calvinistische Republieken die in Antwerpen, Gent en Brussel hebben gefunctioneerd. De hertog van Alva had Antwerpen, dat hij in 1568 nog omschreef als ?een Babylonië, een mierennest en een vergaarbekken van zeer talrijke sekten?, toen al definitief achter zich gelaten.

Marc Boone

Guido Marnef, ?Antwerpen in de tijd van de reformatie. Ondergronds protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577?, Meulenhoff / Kritak, Amsterdam / Antwerpen, 377 blz., 1298 fr.

Antwerpen : tolerantie en repressie in de schaduw van de kathedraal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content