Twee jaar geleden ontsnapte hij ternauwernood aan de dood. Vandaag zit hij weer op de fiets. Winnen is er niet meer bij, dat beseft veldrijder Bart Wellens wel. ‘Maar ik train harder dan vroeger. Veel harder.’
Met zijn guitige oogopslag, die snoet waar je in gedachten onbewust een klodder modder bijtekent, en natuurlijk zijn sappige, complexloze Kempens blijft Bart Wellens ook op zijn 36e de essentiële veldrijder. In alles verpersoonlijkt Wellens de volkssport die hij samen met Sven Nys, rivaal maar ook vriend, groot maakte. De tweevoudige wereldkampioen is lang niet meer de renner die hij vroeger was. Dat beseft hij zelf goed genoeg. Meedoen voor de prijzen is er niet meer bij, anoniem door het peloton ploeteren is nu zijn lot. Maar aan stoppen denkt de Kempenaar niet. Dat weigert hij. Die gedachte leidt alleen maar af van het hier en nu. ‘Ik heb nog een contract tot 2016. Tegen die tijd zal ik alles uit mijn lichaam geperst hebben wat erin zit’, vertelt de goedlachse Kempenaar, toch iets older, sadder and wiser dan in zijn gloriejaren. ‘Ik weet dus al wanneer het ophoudt, maar een plan maken voor wat nadien komt, dat vertik ik. Wie over stoppen praat, is in feite al half gestopt en ik doe het allemaal nog zo graag. Voorbij is echt voorbij, hè. Ze zeggen dat het dom is om niet vooruit te plannen, maar zo zie ik het niet. Val ik later in een zwart gat, dan is dat maar zo. Ik zal tenminste kunnen zeggen dat ik er alles uit heb gehaald.’
In februari stond op je website: ‘Ik moet uit dit sukkelstraatje. Ik kan niet blijven leven op pijnstillers. Ik ben dit beu.’ Niet iedereen had je dit seizoen nog terugverwacht.
BART WELLENS: Een leven door de modder baggeren laat zijn sporen na. Mijn rug is versleten en wordt nooit meer beter. Dit voorjaar moest ik aspirines slikken gewoon om de dag door te komen. Dat is gelukkig gebeterd, ik heb al bij al weinig last momenteel, maar wordt het weer zoals toen, dan zal ik geen enkele koers meer kunnen uitrijden. Dan neemt mijn lichaam een beslissing die ik zelf nog twee jaar wil uitstellen. Maar daar denken we op dit moment dus heel bewust níét aan.
Ondertussen zijn er alweer nieuwe talenten opgestaan. Mathieu van der Poel, amper 19, wint al grote veldritten. Hij had je zoon kunnen zijn.
WELLENS: Voor mijn generatie is de opmars van Van der Poel niet zo erg, maar de renners die nu op hun hoogtepunt staan, beleven een drama. Die hebben eerst gestreden tegen Nys en mij, en nu zien ze een jonge gast opkomen die het talent heeft om de komende tien jaar alles kapot te rijden. Geen leuk vooruitzicht. Want Van der Poel is nog veel beter dan ik of Nys destijds.
Hoe zou jouw carrière gelopen zijn als die dekselse Sven Nys er niet was geweest?
WELLENS: Daar denk ik niet aan, want hij was er wél. Wat als? Ja, zo kun je veel vragen stellen. Wat als ik niet ziek was geworden? Wat als ik in mijn jonge jaren verstandiger had ingedeeld en niet per se elke koers met twee minuten voorsprong had willen winnen? Nys is een factor in mijn carrière geweest, maar geen negatieve. Zonder hem had het veldritwereldje er zeker anders uitgezien. Waarschijnlijk hadden we dan die economische opmars nooit gekend.
Vreet het niet aan je motivatie, dat je bijlange niet meer je vroegere niveau haalt?
WELLENS: Ik train harder dan toen. Veel harder. Maar dat moet ook. Veldrijden is een andere sport geworden, de mensen beseffen dat te weinig. De jaren dat ik wereldkampioen werd, finishte ik met gemak nog tiende als het eens niet liep. Dat kan al lang niet meer. Wie een mindere dag heeft, wordt er genadeloos afgereden. Een grote cross winnen zit er voor mij niet meer in, maar dat weegt niet op mijn motivatie, nee. Ik heb daar vrede mee.
Hebben het faillissement van sponsor Spaar Select en de daaropvolgende financiële zorgen je carrière gebroken?
WELLENS: Dat is zeker een bepalende periode geweest. Voor het eerst zou ik goed geld gaan verdienen en plots viel dat allemaal weg… Ik zat erg diep na dat faillissement. Ik werd ook zwaar ziek en daarbovenop kwam nog eens het overlijden van Tim Pauwels (ploeggenoot van Wellens en oudere broer van Kevin, nvdr.). Het contrast tussen de hoge toppen die ik sportief bereikte en alle drek die daarbuiten over mij heen kwam, was immens groot. Maar dat is niet de reden geweest dat ik achteruitboerde. Ik zou mijn concurrenten tekortdoen mocht ik dat beweren. En teleurgesteld mag ik zeker niet zijn.
Het enige jammere is dat ik piekte in de jaren voor de cross echt boomde. Als ik nu kon presteren wat ik toen deed, was ik binnen. De premies liggen intussen driemaal hoger. Maar spijt? Nee. Twee jaar geleden lag ik in het ziekenhuis met een acute bloedvergiftiging. Een op de drie die dat meemaken, sterft voor hij een dokter ziet. Ik geloof niet dat er hierboven iemand zit om ons te beschermen, daar ben ik te nuchter voor, maar sindsdien besef ik goed dat ik een geluksvogel ben. Ik heb toen geleerd te relativeren.
De kranten schreven dat je ziekenhuisopname verband hield met een besmette dopingbaxter. Een haarstaal pleitte je vrij. Wat leerde je uit die episode?
WELLENS: Dat mensen gretig klaarstaan om je neer te sabelen. Dat is de negatieve kant van het wielrennen, waarmee iedere coureur moet leren leven. Als je iets meemaakt, denken de mensen: hij zal wel met doping hebben geprutst. Als ik iets verkeerds had gedaan, dan hadden ze mij gerust mogen straffen! Maar verdorie, ondanks alle persvrijheid hadden ze de journalisten die toen onzin hebben verteld, evengoed mogen sanctioneren. De dingen die ik toen allemaal heb moeten lezen! ‘Een goede vriend van Wellens weet dat…’ ‘Bronnen uit zijn omgeving melden dat…’ Dat is verschrikkelijk. Je voelt je door alleman verlaten. En dat op een moment dat je in een ziekenhuisbed voor je leven ligt te vechten. Maar achteraf zei niemand sorry.
Hoe vermijd je dat je cynisch wordt?
WELLENS: Door verder te blijven leven zoals voordien. Ik stap nog even vrolijk door mijn dag als vroeger. Dat moest, vond ik. Anders raken ze mij twee keer. Met de mensen van wie ik weet dat ze mij een mes in de rug wilden planten, zwans ik alsof er niets aan de hand is. De negativiteit laat ik aan hen. Zelf heb ik daar geen energie voor.
Ik heb altijd erg voor mijn vak geleefd, wat de mensen ook beweren. Oké, toen ik Belgisch kampioen werd, ging ik nadien met mijn supporters iets drinken en dan was ik inderdaad zat. Maar ben je daarom geen prof? Ik had toen iets te vieren en ontstressen is ook belangrijk. We zijn geen machines; af en toe moet de druk eraf. Nadien train je nog zo graag en nog zo hard.
Er is een tijd geweest dat ik kwaad was om dat losbolimago, maar uiteindelijk besefte ik dat het ook z’n voordelen heeft. Wanneer ik op café een Leffe bestelde, dan kon ik daar ook van genieten. Ik ken renners die zeggen dat ze geen alcohol lusten en thuis een wijnverzameling hebben. Dan denk ik: jongen, geniet jij nog wel van je leven als je altijd zo achterbaks moet doen?
Uit allerhande dopingaffaires in het wegwielrennen weten we dat minstens tot en met 2007 veel kon zonder betrapt te worden. Is het veldrijden daar echt helemaal aan ontsnapt?
WELLENS: Ik geloof oprecht van wel. Ons groot geluk was dat er in het veldrijden niet genoeg te verdienen viel. Een veldrijder die zich wilde doperen, moest meer investeren dan hij eruit kon halen. Lance Armstrong spoot er op een week meer centen door dan ik in heel mijn carrière heb verdiend. Waarvoor zou je het dan doen?
DOOR JEF VAN BAELEN
‘Ik ken renners die zeggen dat ze geen alcohol lusten en thuis een wijnverzameling hebben.’